Spreuken 8:18 - de jeugdbijbel in de Bijbel
Auteur: ds. W. Pieters
"Rijkdom en eer is bij Mij;
duurzaam goed en gerechtigheid."
Spreuken 8 vers 18
Wie de Heere Jezus vroeg zoeken, zullen Hem vinden, zo spreekt Hij Zelf in vers 17 van Spreuken 8, het vers dus, dat voorafgaat aan onze tekst: "Ik heb lief, die Mij liefhebben; en die Mij vroeg / ijverig / ernstig zoeken, zullen Mij vinden."
De vraag kan dan in het hart opkomen: wát zullen wij dan vinden, wanneer we Hem vinden? In de eerste plaats is het goed om jezelf er eerlijk op te onderzoeken, wanneer je bezig bent Hem vroeg te zoeken, of je dit doet om iets van Hem te krijgen, óf dat je dit doet om HemZelf te mogen leren kennen. Is het - anders gezegd - uit liefde tot Hem, Zijn Persoon, óf is het uit zelfliefde, om er zelf beter van te worden door de dingen, die Hij geeft?
Wanneer een meisje van haar verloofde houdt, omdat hij haar zoveel dingen te bieden heeft, is het niet best. Ze moet om hem zelf, om zijn persoon, van hem houden, al heeft hij niets te bieden, dan een leven in armoede te leiden aan zijn zijde. Dàn is haar liefde pas oprecht.
Zo moet het ons bij het zoeken van de Goddelijke Wijsheid, Jezus Christus, niet te doen zijn om de dingen, die Hij heeft of geeft, maar het moet ons te doen zijn om HemZelf!
Is dat echter het geval; dan blijkt niet alleen, dat Hij een Persoon is, die je kunt / moet / wilt liefhebben om HemZelf, maar dat Hij ook heel veel te bieden heeft. En aan het begin van het nieuwe jaar 1996 willen we daarover nadenken aan de hand van de woorden van Spreuken 8 vers 18.
Onder de titel van dit jeugdblad vinden je steeds als zinspreuk:
"Die Mij vroeg zoeken, zullen Mij vinden."
Wat geeft Hij dan behalve Zichzelf? Salomo zegt: rijkdom en eer, duurachtig goed en gerechtigheid. Zijn vader David had in Psalm 84 vers 12 al gezegd: "De HEERE zal genade en ere geven." En Salomo stemt daarin geheel met zijn vader overeen: rijkdom en eer is bij de ware Wijsheid. Welke rijkdom wordt hier bedoeld? Deze heerlijke en alles te boven gaande rijkdom: rijk zijn in God!
Jezus spreekt daarover in de gelijkenis van de rijke dwaas (Lukas 12 vers 16-21). Die man had veel, buitengewoon veel. En hij was er blij mee. Dat is op zich allemaal nog geen bezwaar. Maar wat veel erger was: hij was met zijn aardse goederen / rijkdom tevreden! En dat is heel erg, want in diezelfde nacht, dat hij zo tevreden was met al zijn bezittingen, stierf hij (aan een hersenbloeding of hartverlamming?) en hij was op één moment álles kwijt ...
En Jezus besluit deze gelijkenis met het ernstige woord, dat we bij het begin van een nieuw jaar wel eens extra aandacht mogen geven:
"Zo is het met hem, die voor zichzelf schatten vergadert en niet rijk is in God."
Maar de rijkdom, die de ware, Goddelijke Wijsheid heeft en geeft, is van een andere soort, een rijkdom, die blijft, die echt gelukkig maakt en die we niet meer hoeven af te staan en ook niet meer kunnen kwijtraken. Hoe rijk ben jij? Nee, ik vraag niet naar je banksaldo, niet naar je maandsalaris en zelfs niet naar de immateriële rijkdom (van gezondheid, die zo'n heel grote schat is, of van een liefdevolle opvoeding en familie- of vriendenkring, die ook zulk een geweldige rijkdom is), maar ik vraag naar je blijvende en echte rijkdom.
Ben jij erfgenaam van hemel en aarde? Is de HEERE je Deel, zoals David en Jeremia beiden zeggen (Psalm 119 vers 57 en Klaagliederen 3 vers 24)? Dan ben je pas echt rijk.
O, dat je er toch eens zicht op kreeg, oog voor kreeg! Dat je toch niet door klatergoud (nep-goud) en aards genot je langer laat verleiden.
Iemand, die zich laat betalen met vals geld, is niet rijk, maar zijn handel maakt hem armer. Als jij je ook in het nieuwe jaar nog langer laat bedotten door de grote verleider uit de hel met de schijn van rijkdom en geluk, zul je vast aan Jezus niet toe komen en ook naar Hem niet toe komen. Dan mijd je Hem, ontwijk je Hem, veracht je diep in je hart al die jongeren/ouderen, die buiten Hem niets meer waardevol achten en die alles eraan geven om Hem te kennen en in hun hart te bezitten.
Wie is rijker:
de `rijke' man of de `arme' Lazarus