Uit het boek Openbaring - hoofdstuk 10
Auteur: ds. W. Pieters
Duidelijk kunnen we bij het doorlezen van het laatste Bijbelboek merken dat de toestand in kerk en wereld in toenemende mate verslechtert. Niettemin, Gods Woord houdt stand in eeuwigheid en zal geen duimbreed wijken. Dat zien we ook in het volgende, tiende, hoofdstuk:
"En ik zag een andere sterke engel afkomen van de hemel, die bekleed was met een wolk; en een regenboog was boven zijn hoofd; en zijn aangezicht was als de zon, en zijn voeten waren als pilaren van vuur. En hij had in zijn hand een boekje, dat geopend was; en hij zette zijn rechtervoet op de zee, en de linker op de aarde. En de stem die ik gehoord had uit de hemel, sprak wederom met mij, en zei: 'Ga heen, neem het boekje, dat geopend en in de hand van de engel is, die op de zee en op de aarde staat.' En ik ging heen tot de engel, zeggende tot hem: 'Geef mij dat boekje.' En hij zei tot mij: 'Neem dat en eet het op; en het zal uw buik bitter maken, maar in uw mond zal het zoet zijn als honing.' En ik nam dat boekje uit de hand van de engel, en ik at dat op; en het was in mijn mond zoet als honing, en toen ik het gegeten had, werd mijn buik bitter."
Het boekje is Gods heilig Evangelie. Dat blijft bestaan. Het kan fel worden bestreden. En dat gebeurt ook. Niet alleen door joden en heidenen, maar ook door mohammedanen en roomsen. Toch komt het steeds weer uit het stof tevoorschijn. Wanneer de 'kruitdampen' van de aanvallen zijn opgetrokken, ligt het heilig Evangelie van Gods genade nog steeds onverminkt in het midden van de volken.
Wat is de inhoud van dit Evangelie? Het heeft met zoet en bitter te maken, zo blijkt uit Openbaring 10. Wanneer Johannes het boekje 'opeet', is het in de mond zoet, maar in zijn buik wordt het bitter.
Opeten? Ja, dat moeten we de Bijbel doen. Niet vluchtig lezen, maar in ons opnemen. Dat kost inspanning en tijd. Maar het beloont de moeite. We gaan beleven dat Gods Goede Boodschap zoet is, aangenaam, rijk en heerlijk. Waarom? Omdat God redt uit het grootste gevaar en brengt tot het hoogste genot. Het grootste gevaar is de macht van satan, de eeuwigdurende helse straf, de vuile zonde, onze hemelhoge schuld bij God. Daarvan verlost worden maakt je blij, het smaakt zoet.
Toch blijkt het ook bitter te zijn. Waarom dan? De statenvertalers schrijven in een kanttekening:
Hierdoor wordt te kennen gegeven dat de kennis van Gods verborgenheden wel aangenaam is en vermakelijk; maar dat daarna de werkingen die daarop volgen, voor Gods kinderen dikwijls zwaar en bitter zijn, als daar is de verloochening van onszelf, en de verdrukkingen en vervolgingen die ons daaruit overkomen. Ook de straffen zelf, die tegen vervolgers gedreigd worden, zijn voor Gods kinderen dikwijls bitter en droevig om te horen, zoals Ezechiël, hoofdstuk 3 vers 15, in zijn gemoed bedroefd is, wanneer hij klaagt over de halsstarrigheid van de Joden tegen zijn prediking, en Paulus over de halsstarrigheid van de Joden van zijn tijd (Romeinen 9 vers 2).
Wat is zo BITTER (om niet te schrijven 'afstotend') aan het ZOETE Evangelie? Dat we onszelf moeten verloochenen. Het kost ons heel wat om een discipel of volgeling van Jezus te zijn. We moeten, zo zegt Hij Zelf, ons kruis dagelijks op ons nemen... We moeten onszelf verloochenen. Wat is dat? Nee-zeggen tegen onszelf. Tegen ons eigen inzicht, tegen ons zelfzuchtige verlangen, tegen onze wensen en genoegens. Tegen alles wat ons maar op de een of andere manier zou kunnen afhouden van het volgen van de Heere en Zaligmaker Jezus Christus.
Verder staat je vervolgingen te wachten, wanneer je tenminste eerlijk er voor uit komt dat je Zijn leerling bent en wilt zijn; wanneer je je oor alleen aan Zijn mond te luisteren legt; wanneer je met handen en voeten gestalte gaat geven aan de ethische gevolgen van het Evangelie. De 'ethische gevolgen van het Evangelie'? Wat is dat?
Wanneer de Heere Jezus Zijn discipelen uitstuurt om het Evangelie in heel de wereld te preken zegt Hij het zo: ...lerende hen onderhouden al wat Ik u heb geboden. Bijbelverklaarder ds. Matthew Henry schrijft hierover:
Allen die gedoopt zijn, staan onder de verplichting om het gebod van Christus tot het richtsnoer van hun leven te maken. Wij worden gezegd onder de wet van Christus te zijn. Door de doop zijn wij onder verplichting gekomen, en wij moeten gehoorzamen. Wij moeten letten op wat Christus geboden heeft. Voor de juiste gehoorzaamheid aan Christus' geboden wordt oplettendheid geëist. Wij moeten alles onderhouden wat Hij geboden heeft, alles, zonder uitzondering. Wij moeten ons beperken tot de geboden van Christus, er niets van afdoen, en er niets aan toedoen.
Vervolgd worden om deze gehoorzaamheid is bitter en toch zoet...