Bishop J.C Ryle zegt over Mattheüs 4:1-12
Auteur: ds. W. Pieters
"Te dien tijde hoorde Herodes de viervorst het gerucht van Jezus; en hij zeide tot zijn knechten: Deze is Johannes de Doper; hij is opgewekt van de doden en daarom werken die krachten in Hem."
We hebben in dit gedeelte een bladzijde uit Gods boek der martelaren: de geschiedenis van de dood van Johannes de Doper. De goddeloosheid van koning Herodes, de vrijmoedige berisping, die Johannes hem gaf, de opsluiting in de gevangenis, die daaruit volgde voor de getrouwe berisper en de schandelijke omstandigheden van zijn dood, zijn alle beschreven tot onze lering. “Kostelijk is in de ogen des Heeren de dood van Zijn heiligen.” (Psalm 116 vers 15.)
Laat ons uit deze verzen in de eerste plaats leren,
de grote kracht van het geweten.
Koning Herodes hoort van `het gerucht van Jezus' en zegt tot zijn knechten: `Deze is Johannes de Doper; hij is opgewekt van de doden.' Hij herinnerde zich zijn eigen goddeloze behandeling van die heilige man en zijn hart begaf het haast. Zijn hart vertelde hem, dat hij zijn godzalige raad had veracht en een walgelijke en afschuwelijke moord had begaan. En zijn hart vertelde hem, dat er een dag van afrekening/verantwoording zou zijn, hoewel hij Johannes had gedood. Hij en Johannes zouden elkaar weer ontmoeten.
Terecht zegt bishop Hall: `Een goddeloos man heeft geen andere pijniger nodig, in het bijzonder voor bloedschulden, dan zijn eigen hart.'
In ieder mens is er van nature een geweten. Laat dat nooit vergeten worden. Hóe diep gevallen, verloren en wanhopig goddeloos als wij allen ook geboren worden in deze wereld, toch heeft God er zorg voor gedragen, om voor Hemzelf een getuige achter te laten in onze boezem.
Ons geweten is een arme, blinde gids, zonder de Heilige Geest. Het kan niemand zaligmaken; het kan niemand tot Christus leiden; het kan worden `toegeschroeid' en met voeten worden vertreden. Maar er is toch in ieder mens zo iets als een geweten, dat hem beschuldigt of vrijspreekt. En zowel de Schrift als de ervaring verklaren het ons (Romeinen 2 vers 15).
Het geweten kan zelfs koningen ellendig maken, wanneer zij moedwillig zijn raadgeving hebben verworpen. Het kan de machtigen van deze wereld vervullen met vrees en beven, zoals bij Felix gebeurde, toen Paulus preekte. Zij kunnen gemakkelijker de prediker gevangen nemen en onthoofden, dan zijn preken binden en de stem van zijn berisping tot zwijgen brengen in hun eigen harten.
Gods getuige kan uit de weg geruimd worden, maar hun getuigenis leeft en werkt vaak lang, nadat zij gestorven zijn. Gods profeten leven niet voor altijd, maar hun woorden overleven hen (II Timotheüs 2 vers 9; Zacharia 1 vers 5).
Laat de gedachteloze en goddeloze dit bedenken en niet tegen zijn eigen geweten zondigen. Laat hem beseffen, dat zijn eigen geweten hem zeker zal weten te vinden ... Zij kunnen nu wel lachen en er grapjes over maken en voor een korte tijd met de godsdienst spotten.
Zij kunnen nu wel schreeuwen: `Wie is er bang? Waar is het gevaar voor ons?' Maar ze kunnen er van op aan, dat ze ellende zaaien voor zichzelf en dat ze de bittere vruchten vroeg of laat zullen oogsten. Hun goddeloosheid zal hen op zekere dag overvallen en ze zullen bemerken, net als Herodes, dat het een kwaad en bitter ding is om te zondigen tegen God (Jeremia 2 vers 19).