Spreuken 13:12 - de jeugdbijbel in de Bijbel
Auteur: ds. W. Pieters
"De uitgestelde hoop krenkt het hart,
maar de begeerte die komt, is een boom des levens."
Spreuken 13 vers 12
Wachten duurt lang, zeggen we wel eens. Daarmee bedoelen we vooral: als je erg naar iets / iemand verlangt en je wacht er dus op, dan duurt het al gauw te lang. Verlang je naar de reactie van een vriend, een brief of telefoontje, en die komen niet, dan voel je je teleurgesteld. Dit wordt nog sterker als je op een brief wacht van je beste vriend; een brief die hij beloofd heeft! En dan komt er toch niets ...? Dan voel je je naar. Gaat het daarbij ook nog 's een keer om heel belangrijke dingen, hulp in grote moeilijkheden of belofte van heerlijke dingen, dan word je ziek van de `uitgestelde hoop'; dat is: dan maakt het uitstel van die brief die je hoopte te krijgen je naar en ziek van ellende.
Maar komt dan eindelijk die langverwachte brief, dan ben je opgetogen, dan voel je in je innerlijk grote vreugde. En Salomo noemt dat als het ware de boom des levens (je weet wel, die in de hof van Eden, het Paradijs stond).
Zo is het ook ten aanzien van de dingen van God. En de woorden van Salomo zijn daarop in het bijzonder bedoeld.
Ik noem drie dingen, die door Gods kinderen worden verwacht/ gehoopt en die werden of worden uitgesteld:
1./ de komst van de langbeloofde Verlosser;
2./ de komst van de persoonlijke genade;
3./ de komst van de eeuwige heerlijkheid.
1. Hoeveel eeuwen duurde het al niet, dat de Messias was beloofd? En nog steeds kwam Hij niet. De hoop van Gods kinderen, Noach, Abraham, David, Jesaja, werd steeds uitgesteld. Ze verlangden zo naar Zijn komst, maar het scheen dat Hij nooit meer zou komen.
Nu weten wij achteraf, dat Hij echt niet te laat is gekomen. De Bijbel noemt de tijd van Zijn geboorte uit de maagd Maria `de volheid des tijds'. Dus Hij is precies op het goede moment in de wereld verschenen en God de Vader heeft Zich niet laten ophouden of Hij heeft de belofte niet vertraagd.
Maar dat wisten de Oudtestamentische vromen niet zo duidelijk. Daarom was de tijd van het Oude Testament een tijd van verwachten. En duidelijk zien we bij Simeon een sterk verlangen. Maar toen die lang-gehoopte Begeerte kwam, was Hij dan ook voor de godzaligen in Jeruzalem, zoals Anna, een Boom des levens. Toen kwam het paradijs van God in hun hart.
Vooral vind je dit beschreven van Abram. de HEERE had hem beloofd dat hij een zoon zou ontvangen. Maar wat er ook gebeurde, Saraï raakte niet in verwachting, Gods belofte werd niet vervuld. Waarop Abram hoopte, werd uitgesteld. Wat een beproeving, denk je niet?
En wat lezen we van Abraham in die tijd van uitstel? Dat hij wist: God kan doden levend maken en dus kan Hij ook ons een kind geven. En Abraham heeft tegen hoop (dat betekent: ondanks alle hopeloosheid) toch gehoopt, toch gewacht; hij bleef toch uitzien met sterk verlangen en hij wantrouwde God niet!
En toen zijn verwachting kwam, noemde hij de gekomen begeerte Izak. Weten jullie wat deze naam betekent? `Lachen'! Een heilig lachen, een wonderlijke vreugde, een Goddelijke blijdschap! Toen kwam het paradijs, de belofte van het Zaad der vrouw, uit het paradijs in hun leven. Toen kwam er zicht op de Boom des levens ...
2. Zo is het ook in het persoonlijke. Wanneer je met sterk verlangen uitziet naar Gods genade en ze komt maar niet, dan word je zo moedeloos, zo ellendig, zo naar. Dan denk je: het zal wel nooit meer kunnen. Ik heb er al zolang naar uitgezien, al zolang voor gebeden, al zolang om gesmeekt. Wat helpt het nog? Het gebeurt toch niet ...
Misschien werd je wel eens bemoedigd door een belofte in de Bijbel en je kreeg als het ware grond onder de voeten. Maar weer bleef het donker, weer werd er geen licht van geloof en geen vreugdevuur van liefde in je hart ontstoken. Je bleef onbekeerd en de Bijbel bleef een leeg boek. Hoe moet dat nou?
En dan toch niet te wanhopen, al krenkt het je hart...!
Ik zeg je: God stelt Zijn belofte niet uit om je te plagen, maar om je te oefenen. Je wordt geoefend in wachten. Kun je geduld hebben? Abraham had 25 jaren geduld ...
God oefent je volharding: blijf je vragen, blijf je hunkeren, blijf je verlangen, zoals de dichter van Psalm 119 vers 41?
Mijn ziel bezwijkt, zij is gans afgemat,
daar z' aan Uw heil met al haar lust blijft hangen;
waarop Uw Woord mij hoop gegeven had.
Mijn ogen zijn bezweken van verlangen
naar 't geen mij was beloofd, terwijl ik bad:
`Wanneer, o God, zal ik Uw troost ontvangen?'
3. Wanneer jij met God verzoend bent geworden door het bloed van Jezus Christus, ga je er hartstochtelijk naar verlangen om steeds in Zijn lieflijke gemeenschap te mogen delen. En omdat dit hier op aarde maar heel gebrekkig is én omdat er zoveel zonden tussen komen die deze Goddelijke genieting in de weg staan, komt er een heimwee in je ziel.
Weet je wat heimwee is?
Dat je sterk verlangt naar huis. Ja, zo sterk, dat je er ziek van bent en dat je elke dag van uitstel zieker wordt! Gods kinderen zijn het zondigen zo moe en het verlangen naar de ongestoorde genieting van de liefde van hun Hemelse Bruidegom wordt zo sterk, dat ze niet verlangen om hier oud te worden, maar om bij Hem te zijn, Die zij zo liefhebben en Die in Zijn Goddelijke genade hen ook zo uitnemend heeft liefgehad.
Herken je dit? Of vind je dat de tijd al veel te snel gaat? Als van jou mag gelden dat je geestelijk in de bruidsdagen bent, zul je heimwee kennen: de hoop op de eeuwige heerlijkheid ... En het uitstel, krenkt je hart, maakt je hart krank, ziek. Dan ruist het wel eens in je hart wat Datheen's psalmberijming heeft in Psalm 42 vers 1:
Als een hert gejaagd, o HEERE,
dat verse water begeert;
alzo dorst mijn ziel ook zere
naar U, mijn God hoog geëerd;
en spreekt bij haar met geklag:
o Heer', wanneer komt die dag
dat ik toch bij U zal wezen
en zien Uw Aanschijn geprezen?