De wet van Mozes en jij: diefstal, occultisme en naastenliefde
Auteur: ds. W. Pieters
De Heere zorgt goed voor Zijn volk. Hij weet wel, dat er binnen korte tijd helaas allerlei zonden zullen geschieden, nu het volk zo groot is. Hij weet, dat er dieven zullen zijn - ja, onder het volk Israël, dat God tot Zijn Eigen volk had aangenomen! -; en dat er mensen zullen zijn, die met boze geesten in contact staan; en dat ook onder het volk des Verbonds jongeren (of ook zelfs ouderen) zullen zijn, die met een zwakkere spotten, zoals met wezen of weduwen; en ook dat er anderen zijn, die zo belust zijn op geld, dat ze hun arme naaste uitmergelen.
Al deze misstanden zullen er zijn, helaas. Maar God zorgt ervoor dat er wetten zijn, wanneer deze verschrikkelijke situaties zich helaas mochten voordoen. Maar veel beter is het natuurlijk, wanneer dat niet zou hoeven te gebeuren.
Ook in ons Vaderland gebeuren al deze dingen. De vraag is nu: wat moeten we ermee doen? De wetten die Mozes aan het volk van Israël mocht doorgeven, staan nog steeds in de Bijbel. Ze zijn nog steeds goed. Wanneer we helaas in zulke omstandigheden komen als in de volgende vier verzen aan de orde wordt gesteld, doen we als volk er wijs aan, om deze goede en wijze wetten uit te voeren. De verzen zijn achtereenvolgens Exodus 22 vers 1, 18, 22 en 25.
1.Wanneer iemand een os of kleinvee steelt en slacht het of verkoopt het, die zal vijf runderen voor een os wedergeven en vier schapen voor een stuk kleinvee.
2.De toveres zult gij niet laten leven.
3.Gij zult geen weduwe of wees beledigen.
4.Indien gij aan Mijn volk dat bij u arm is, geld leent, zo zult gij tegenover hem niet zijn als een woekeraar.
Over alle vier een paar opmerkingen.
In de eerste plaats: diefstal. Het is onder ons gewoonte, dat een dief gevangen wordt gezet. In de Bijbel niet! Daar kijk je vreemd van op, misschien. Toch is dat zo. Een `gewone' dief - Achan uit Jozua 7 is een uitzondering - wordt veroordeeld tot teruggave van het gestolene. God acht dat beter dan gevangen zetten. Tevens moet de dader vier of vijf keer zoveel terug geven, dan hij heeft weggenomen. En dat laatste is zijn straf. Hij wordt dus gestraft in zijn bezit, niet in zijn vrijheid.
Waarom is deze wet van Exodus 22 beter, dan wij hebben?
Kijk maar naar de uitpuilende gevangenissen, waar dieven alleen maar het slechtere leren ... En de eigenaar heeft recht op overvloedige vergoeding van het geleden leed.
Ten tweede: occultisme, in contact staan met duivelen en boze geesten. Het komt ook in onze dagen steeds meer voor. Het is geen grap, geen voor-de-gek-houderij. De duivel is vreselijke werkelijkheid. Wat doet onze overheid? Die geeft de duivel vrij baan. `Maar het doden van tovenaars en toveressen is toch wel wreed', denkt misschien iemand. Ik zeg: ze laten leven en laten voortgaan met het vergiftigen van zielen is veel wreder!
Ten derde: hoe ga je om met sociaal zwakken, met minder bedeelden? Beledigen wij die en denken we dat ongestraft te kunnen doen? Of hebben we ze hartelijk lief en doen we alles wat maar mogelijk is om ze te helpen? Jacobus zal dit gebod, anders geformuleerd, nog een keer onder onze aandacht brengen. Hij zegt:
"De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en de Vader is deze: wezen en weduwen bezoeken in hun verdrukking; zichzelf onbesmet bewaren van de wereld."
Ten vierde: hoe lief heb jij je portemonnee? Hoe lief heb jij je arme naasten (dichtbij of ver weg)? Staat je hart voor ze open en gun je ze het goede? Of zetten we ze af, omdat ze zich toch niet kunnen verdedigen en zijn we alleen maar gericht op ons eigen voordeel?
De Bijbel verbiedt rente te vragen, wanneer iemand uit armoede geld van je leent. De Bijbel verbiedt altijd overrente / woeker te vragen. We moeten eens meer aan onze naaste denken.
De geboden van God in het wetboek van Mozes gaan over heel gewone en alledaagse dingen, als rente en weduwe-bezoek. Godzaligheid, jonge vrienden, uit zich in het gewone leven van alle dag. De roomse kerk heeft er wat bijzonders van gemaakt. De Reformatoren Luther en Calvijn lazen het Woord en zagen: het is het gewone leven van huis en werk, school en kerk, waarin Gods geboden functioneren en moeten / mogen worden gehoorzaamd.
Geve God jou en mij zó te leven, als Zijn heilzame geboden zeggen. Dat is in deze vier verzen:
geld en goed te verachten en er eerlijk mee om te gaan;
duistere / occulte machten te schuwen;
onze hulpbehoevende naasten hartelijk lief te hebben.