Spreuken 17:10 - de jeugdbijbel in de Bijbel
Auteur: ds. W. Pieters
"De bestraffing gaat dieper in de verstandige
dan de zot honderdmaal te slaan"
Spreuken 17 vers 10
Wanneer de profeet Nathan tot David komt en hem in Gods Naam komt zeggen, dat hij des doods schuldig is vanwege zijn moord op Uria, vernedert David zich. Hij wordt niet boos en stuift niet op, maar hij erkent zijn zonde en belijdt de doodstraf waard te zijn.
Wanneer daarentegen Mozes bij Farao komt en allerlei vreselijke plagen laat geschieden op Gods bevel en in Gods kracht, vernedert de koning van Egypte zich niet, maar blijft hij uiteindelijk na alle tien plagen onveranderd.
Deze twee voorbeelden passen bij de twee helften van het bovenstaande tekstvers: de ene is een verstandige: koning David; de andere is een zot / dwaas: de Egyptische Farao. En natuurlijk komt de Bijbel tot ons met de vraag: op wie lijk jij? Heb jij aan een woord van bestraffing genoeg, of heb je slagen nodig?
Wanneer je een paard goed africht, heb je bijna nooit een zweep nodig. Een verstandig paard kent het klappen van de zweep, wanneer de koetsier de zweep laat knallen door de lucht boven het paard en er hem niet mee sláát. Maar een ezel, al probeer je die nog zo goed af te richten, heeft steeds weer slaag en zweepslagen nodig om zijn werk te doen; en hij blijft even onverstandig.
Op wie lijk jij?
Salomo heeft in zijn wijsheid opgemerkt hoe het in de praktijk van het dagelijkse leven toegaat in de opvoeding van kinderen en in het onderricht van leerlingen. Hij ziet het meermalen: sommigen luisteren naar een vermaning, zonder dat er hoeft te worden gestraft; anderen luisteren nooit en hebben straf nodig.
In Spreuken 17 vers 10 gaat het over 'bestraffing'. Deze bestraffing is niet een lijfstraf of zo iets, maar een berisping. Wanneer je iets doet dat niet goed is of je wilt iets gevaarlijks ondernemen, dan is een verstandige jongen al te corrigeren met een enkel woord van dreiging en berisping. Hij weet: dit moet ik nalaten.
Wanneer hij iets zondigs heeft gedaan, is er slechts een enkele blik nodig van de opvoeder / leraar om hem te overtuigen van zijn schuld en berouw in hem te verwekken.
Zo handelt God ook: Hij weet precies hoeveel wij nodig hebben om ons te overtuigen van zonden en om ons zo te brengen tot Christus. De HEERE gaat met elk mens een eigen weg. De één moet er veel dieper door in de overtuiging van zijn zonde dan de ander. De één heeft dat nodig, de ander kan dat missen. God is de wijze Opvoeder, Die weet hoe hard wij zijn.
Wie nu zichzelf enigszins heeft leren kennen, die weet best: ik lijk op die zot, niet op die verstandige! Ik heb 100 zweepslagen nodig, maar o, ik ben bang dat ik er uiteindelijk nog niets van leer! Ik ben zo bang dat ik een ezel gelijk ben en dat mijn foto in Farao's geschiedenis is afgebeeld!
Wat is het dan een wonder dat God zotten tot verstandigen kan maken. Dat Hij er voor kan zorgen dat je wèl luistert, wèl overtuigd wordt van je zonden, wèl verbroken wordt vanwege je goddeloosheid en wèl de noodzaak van bekering en geloof gaat inzien. Ja, dat Hij machtig is om de bestraffing, de berisping zo diep in je hart te laten doordringen dat je er wezenlijk door verandert, dat je daardoor je in het vervolg mag hoeden voor de zonden.
De HEERE weet, dat Petrus zo'n zot is, die niet luistert naar de bedreiging. Jezus zegt hem immers: jullie zullen allen in deze nacht aan Mij geërgerd worden en Mij verlaten! Maar Petrus is overmoedig en zegt: al zouden ze allen U verlaten, ik niet; ik zal met U in de gevangenis gaan en zelfs wil ik wel voor U sterven. Maar o, wat was hij een zot, een dwaas.
De Heere Jezus brengt hem echter tot verstand in de vreselijke weg van de verloochening, waarin Petrus ontkent dat hij bij Jezus hoort en waarin hij zichzelf vervloekt... Dan keert Jezus Zich om en dan is één blik uit Zijn liefdevolle en bedroefde ogen genoeg om Petrus diep te treffen tot in het binnenste van zijn ziel. Dan gaat hij naar buiten en weent bitter! O, dat wij in ons jonge leven de bestraffing zouden horen, zouden ter harte nemen en niet dwars of dwaas weerspannig zijn! Leer toch het Woord van God en het berispende woord van je ouders ernstig nemen en vraag aan de HEERE dat Hij het zo diep in je laat indringen, dat het voor jou je leven lang nuttig en heilzaam zal zijn.