De wet van Mozes en jij: tempel en heiligheid
Auteur: ds. W. Pieters
Heidenen hadden ook allemaal tempels. Vaak prachtige gebouwen, zoals later de tempel van koning Salomo. Maar God liet in het begin alleen maar een eenvoudige tentwoning maken. Natuurlijk was daar veel goud en zilver en allerlei kostbaar edelgesteente in verwerkt. Maar de woning zelf was toch maar een eenvoudige, verplaatsbare houten tent. Het Latijnse woord `tabernaculum', waarvan ons woord `tabernakel' is afgeleid, betekent `houten hut/tent/barak', of zelfs gewoon `tent'.
Er was nog een groot verschil tussen de tempel of tabernakel van het volk Israël én de heidense tempels van de volken in Kanaän en in de omliggende landen. De heidense tempels waren open gebouwen. Gedeeltelijk kon je daar zomaar inkijken en ook zomaar ingaan. Maar de tabernakel van de God van Israël was een gesloten tentwoning. Om dat gesloten zijn van deze Godswoning nog eens te benadrukken, werd er een voorhof omheen gemaakt. We vinden daar (verkort) het volgende over in Exodus 27 vers 9─19:
1.Gij zult ook de voorhof van de tabernakel maken; aan de zuidhoek zuidwaarts, zullen aan de voorhof behangselen/gordijnen zijn van fijn getweernd linnen; de lengte van een zijde zal honderd ellen zijn.
2.Ook zullen zijn twintig pilaren en hun twintig voeten van koper zijn; de haken aan deze pilaren en hun banden zullen van zilver zijn.
3.En in de breedte van de voorhof aan de westhoek zullen gordijnen zijn van vijftig ellen; hun pilaren tien en hun voeten tien.
4.In de poort nu van de voorhof zal een bedekking/gordijn zijn van twintig ellen, hemelsblauw en purper en scharlaken en fijn getweernd linnen, geborduurd werk.
5.De lengte van de voorhof zal honderd ellen zijn en de breedte doorgaans vijftig en de hoogte vijf ellen.
Wat is de bedoeling van dat afgeslotene van Israëls Godswoning? Hierdoor wordt benadrukt, dat de God van Israël, de HEERE, een heilig God is. Hij woont niet onder het volk Israël met een open deur. Denk aan het paleis, waarin onze koningin woont. Daar kun je ook niet zomaar naar binnen lopen. Daar staat niet op de deur: `Binnen zonder kloppen.'
Nee, daar staat een schildwacht.
God is niet van onze orde, van ons kaliber. God is de Oneindig Hoog Verhevene, de Eeuwige, de Gans Andere, de Zondeloze. Hij, Die ons gemaakt heeft, staat niet op gelijke voet met ons. Gewoon even naar God toegaan, is er niet bij.
De tabernakel was een hermetisch afgesloten woning. En om dat nog meer te benadrukken wilde God, dat er een omheining van ondoorzichtige gordijnen/behangselen werd opgetrokken om de tabernakel heen. Je kon de tabernakel dus niet alleen niet ínkomen, maar je kon deze heilige woning van God niet eens zomaar van alle kanten zíen. Er was een `schutting' om heen. Het heilige wordt afgezonderd, mag niet alledaags worden. Er was een blinkend witte, linnen `muur' rondom het heilige gebouw van Gods Aanwezigheid. Deze `muur' was 2½ meter hoog. Daar kon je dus ook niet eventjes overheen kijken...
Wie van ons heeft daar een indruk van in zijn of haar ziel?
Wij leven in een tijd, dat in het gewoon burgerlijke leven de verschillen tussen gezagsdragers en ondergeschikten bijkans weg vallen. Je moet tegenwoordig maar iedereen bij de voornaam noemen... Ook ten aanzien van God en Goddelijke dingen geldt, dat we bijna niet aan dit slijtageproces ontkomen. Als je soms leest op welk een banale/alledaagse en platvloerse manier men over de Heere spreekt, dan griezel je ervan. Maar hoe is dat onder ons? hoe denken wij over de Heere? Hebben wij er eigenlijk wel enig idee van, hoe majesteitelijk en machtig, indrukwekkend en schitterend onze God is?
Als jij gaat bidden, bereid je je dan ook voor, om niet onvoorbereid `eventjes' tot God te komen en een gebed `af te raffelen'? Denk je onder het bidden er ernstig over na om je gedachten niet te laten afdwalen? Besef je, tot Wie je spreekt, wanneer je je mond open durft te doen tot God?
De voorhof benadrukte voor elke Israëliet én voor elke heiden, die voorbij kwam, dat God heilig en majesteitelijk is, niet alledaags.
Toch was de ruimte niet zó afgesloten, dat je er niet in kon of mocht. Er was één ingang. En dat is een wonder! Hoe heilig en afgezonderd God ook is, er is een toegang tot Hem. Niet zomaar, maar op een voorzichtige manier. Niet van alle kant, zodat je gewoon in het voorbijgaan eventjes binnen liep en weer weg ging en nieuwsgierige blikken kon werpen op de heilige dingen. Maar bijzonder, apart, met overleg en voorzichtigheid.
Maar er zit nog een betekenis bij de oprichting van de voorhof met die prachtige, indrukwekkende, witte `muur' van linnen. De Heere wilde daarmee ook duidelijk maken, dat Zijn dienst van ons afzondering vraagt: stilte, rust. Niet te midden van het gewoel en het gejoel van de straat, onder het oog van de haastige, drukke, nieuwsgierige voorbijganger, die onheilig in zijn gedachten en onbeschaamd in zijn blik zo getuige zou zijn van de ontmoeting van een boeteling, een God-vrezende met zijn God. Nee, daar is afzondering, de binnenkamer. Zo noemt Jezus die plaats: een plekje, waar je de tijd neemt, waar je je gedachten ordent, waar je opgejaagde geest tot rust komt, waar je nadenkt, waar je de drukke wereld een moment als het ware achter je laat, waar je God ontmoet. En dat is geen alledaagse gebeurtenis, maar een heilig wonder, een bijzonder voorrecht...
Is dat bij ons ook zo? Zien en beleven wij de ontmoetingen met God in ons huis, in Zijn Huis vooral, als een moment van afzondering en adempauze?
Ik wens je van harte toe, dat je door middel van de opvoeding van je ouders hebt mogen leren, dat Bijbellezen en bidden niet tussendoor dient te geschieden, terwijl de één nog zijn bord leeg schrapt en de ander zijn schoenen al aantrekt. Maar dat er rust en tijd voor de dingen van God mag en moet zijn. Moet en mag. Ja, want van Wie is eigenlijk die tijd, die jij meent voor duizend dingen nodig te hebben? Van jou of van de Schepper van tijd en ruimte? Mag Hij nog een beetje tijd, een paar minuten van jouw drukke dag van je vragen? Mag Hij er nog op rekenen, dat je eventjes apart gaat om tot Zijn heilig Aangezicht te naderen in het gebed?
Wat is het heerlijk om eventjes op adem te komen; al dat draven en zwoegen, zweten en slaven een moment achter je te laten en je rustig/ontspannen te begeven tot de ontmoeting met de Allerhoogste Koning, onze God en Heere. Tijd te nemen voor het `gesprek' met God. Geniet er maar van, aan het einde van de dag; en vergeet het ook niet aan het begin van de dag! Niet haastig, maar bezadigd; niet tussendoor, maar afgezonderd!
Wees er zeker van, dat het zelfs psychisch nog zijn vrucht afwerpt, wanneer je dagelijks de tijd neemt voor de dienst van God. Er lopen zoveel mensen met stress en overbelasting. Maar het volk, dat in het voorhof komt, ontvangt rust: achter de witte `muur' van Gods heilige en vergevende liefde...
Weet jij ervan?