Bijbelcatechisatie 1 Koningen
Auteur: ds. W. Pieters
De schrijver gaat verder en verhaalt hoe het na Davids sterven gaat. Het Oude Testament loopt uiteindelijk langs de lijnen die God in Zijn eeuwige Raad heeft getrokken. De geschiedenis is niet een samenbundeling van toevalligheden en onbestuurde elementen, maar openbaring van Gods Raadsplan: om heen te werken naar het doel van het bestaan van het volk Israël, namelijk de komst van Gods Zoon in menselijke gestalte. Zo moeten wij deze weergave van het vervolgboek op II Samuël ook zien.
Het boek laat zich in tweeën verdelen. Eerst over het ongedeelde rijk: koning Salomo en zijn regering, zijn wijsheid en vooral: de bouw van de tempel (maar ook zijn zonde). Daarna de lotgevallen van de verdeelde natie:
a) het tienstammenrijk met zijn afgodendienst, waarbij de overtreding van het tweede gebod (gouden kalveren) al snel een poort wordt tot de overtreding van het eerste gebod (Baäls). De ene goddeloosheid volgt de andere op. De ene staatsgreep volgt de andere op. Het moet voor de kleine rest van Gods kinderen en knechten wel bijzonder donker en dreigend zijn geweest. Toch verwekt de Heere Zijn knechten ook in het afgodische, afvallige tienstammenrijk: Elia, Hosea, Amos...
b) Het tweestammenrijk, waarin nog wel de ware God op de juiste manier wordt vereerd, maar waarin evenveel of nog meer (vergelijk Ezechiël 16 vers 46, 47) goddeloosheid onder koning en volk aanwezig is. Maar we lezen – ondanks buitengewoon veel vreselijke dingen, waaronder je heel, heel moedeloos zou worden – ook van de godzalige koning Hiskia en zijn even godzalige achterkleinzoon Josia. O, wat is God trouw, dat Hij toch nog verder gaat met dit afhoererende volk! En wat kunnen we er een troost aan ontlenen, nu het in ons vaderland ook al maar donkerder en goddelozer wordt!
De Heere Jezus Christus heeft gezegd: “Zie, Ik ben met u, al de dagen tot aan de voleinding der wereld.” En dit woord wordt net zo trouw volbracht, als Zijn eedzwering aan Abraham, Izak en Jakob.
Een aparte plaats neemt de geschiedenis van de profeet Elia in, die op een heel ernstige en bijzondere manier het volk Israël Gods oordelen aanzegt, oproept tot bekering en de reformatie ter hand neemt.
Al deze geschiedenissen zijn bedoeld als illustratie: zó is God en zó gaat Hij om met Zijn volk.
De inhoud van het boek 1 Koningen
1 David is oud en draagt ─ op voorspraak van de profeet Nathan én van Bathseba ─ het Koninkrijk over aan zijn zoon Salomo en verijdelt zo de revolutie van Adonia.
2 David sterft; Salomo wordt koning; Davids vijanden halen de doodstraf over zich.
3 Ook Salomo is een kind van zijn tijd: hoewel hij de HEERE liefheeft, offert hij toch op de Kanaänietische offerhoogten, vers 3... Hij krijgt een wijs hart; wat blijkt in zijn eerste rechtspraak (Salomo’s oordeel)
5-7 De bouw van de tempel. Kosten noch moeiten worden gespaard, omdat voor de dienst van God niets te goed is, maar eerder te slecht. Zelfs heidenen worden ingeschakeld.
8 Een bijzonder hoofdstuk: het grote tempelgebed van Salomo bij de inwijding van dit Godshuis. Gedurig smeekt de koning om Gods ontferming voor het volk Israël, wanneer zij gezondigd zullen hebben.
10 De koningin van Scheba komt naar Salomo vanwege het gerucht van zijn rijkdom en wijsheid. Zó zegent God Zijn volk. Zij wordt door Jezus tot voorbeeld gesteld voor het verbondsvolk (Mattheüs 12 vers 42).
11 Maar het zijn sterke benen, die voorspoed en weelde kunnen dragen: ook Salomo ─ die van de HEERE de bijnaam Jedidjah heeft ontvangen: beminde van de HEERE ─ bezwijkt helaas voor de machtige verleiding van het vrouwelijke geslacht en komt door zijn gruwelijk vele, heidense vrouwen tot afgoderij.
12 Als straf ontneemt de Heere tien stammen aan het Davidische koningshuis, Rehabeam wordt koning te Jeruzalem. Het rijk scheurt door de domheid van koning Rehabeam (al wordt duidelijk dat Gods hand dit alles bestuurt). Jerobeam wordt koning te Sichem; twee stierkalverbeelden worden in Bethel en Dan in (waarschijnlijk reeds bestaande) heiligdommen opgesteld.
13 Aangrijpend hoofdstuk! God stuurt een knecht tot ernstige waarschuwing. Koning Jerobeam wil hem gevangen nemen, maar kan zijn arm plotseling niet meer bewegen, waarom hij de profeet vrij laat. Deze wordt echter (hoewel door de Heere gewaarschuwd) door de leugen van een oude profeet in Bethel misleid en met de dood gestraft!
14 Ahia zegt dat er in de zoon van de goddeloze koning Jerobeam iets goeds voor de HEERE is gevonden. Alle anderen uit dit koningshuis zullen vergaan. In het tweestammenrijk komt grove zonde voor: openlijke homoseksualiteit, vers 24.
15 Abiam volgt te Jeruzalem zijn vader op; hij doet wat kwaad is in Gods oog. Na hem wordt zijn zoon Asa koning, die doet wat recht is in Gods oog. Nadab volgt in Samaria zijn vader Jerobeam op; Baësa doodt hem en volgt hem op.
16 Ela volgt zijn vader Baësa op; en wordt vermoord door Zimri. Al deze koningen volgen Jerobeam in zijn overtreding van het tweede gebod. Tegelijk met Zimri wordt Omri koning, die tot een nieuwe dynastie wordt; zijn zoon Achab volgt hem op, die de Baäldienst invoert (overtreding van het eerste gebod). In die dagen wordt tegen Gods uitdrukkelijke gebod in Jericho herbouwd, wat aan de bouwer al zijn kinderen kost (vers 34).
17 Geschiedenis van Elia (= mijn God is JAHWEH). Hij komt uit Tisbe (wat betekent: bekering). Zeer fel strijdt hij tegen de baäldienst; drie jaren van droogte / honger komen op het gebed van Elia...! Elia wordt in die tijd onderhouden door de raven bij de beek Krith; later door een weduwe in het heidense Sarfat, wier meel en olie blijven, al de dagen van de honger. Jezus zal later in de synagoge te Nazareth deze geschiedenis aanhalen om te laten zien dat God vrijmachtig mag uitkiezen wie Hij genade geeft (Lukas 4 vers 25-26).
18 Elia daagt, op de Karmel, de afgodspriesters uit tot een tweestrijd: de God Die door vuur zal antwoorden, is waarlijk God. Baäl zwijgt, de HEERE antwoordt door vuur op het altaar des HEEREN, dat Elia heeft hersteld. De afgodspriesters worden allen gedood.
19 Elia vlucht in grote moedeloosheid voor koningin Izebel en komt – na wonderlijk gesterkt te zijn door een Goddelijke maaltijd – bij de berg Horeb, waar God hem ontmoet, niet in verschrikking, maar in vertroosting (het suizen van een zachte stilte).
20 Benhadad belegert Samaria, maar wordt verslagen. Koning Achab verleent hem tegen Gods wil in gratie.
21 Achab laat Naboth doden (via valse beschuldiging) om diens wijngaard te stelen, waarom Elia hem bestraft.
22 Achab valt in de strijd tegen de Syriërs, zoals de profeet Micha (de zoon van Jimla) zegt; zijn zoon Ahazia volgt hem op. Josafat volgt zijn vader Asa op en doet wat recht is in Gods oog.
Bizar
De geschiedenis van de profeet die Jerobeam waarschuwt, maar door zijn ambtsbroeder wordt bedrogen (hoofdstuk 13), is heel bizar. Verbaasd vragen we ons af: hoe is het mogelijk? Daar zien we duidelijk in getekend dat we niet moeten vertrouwen op de mens, ook niet op een knecht van God. Want alleen de Heere is betrouwbaar. Let daar op: de apostel Paulus schrijft in Galaten 1 vers 8-9, dat er geen ander evangelie is, dan wat in Gods Woord staat. En dat elke andere boodschap en boodschapper moet worden afgewezen – al was het een engel van de hemel… De roomse kerk bindt het volk aan het gezag van de kerk, de priester en de paus, maar de kerk der Reformatie weet dat het gezag ligt bij Gods Woord alleen! Je mag Gods knechten dan ook in zaken van je zaligheid en het dienen van God alleen geloven wanneer hun woorden overeenkomen met Gods Getuigenis. Anders verleiden we onszelf, zoals de profeet van Juda.
Toch is deze man niet verloren. Dit mogen we in afbeelding lezen uit de houding van de leeuw, die zijn gedode prooi niet verscheurt – en dat de ezel niet wegloopt… En dat zijn graf ongeschonden blijft in de reformatietijd van koning Josia (II Koningen 23 vers 17-18).
Elia
We kennen allemaal Elia. Maar overdenk eens de les die Jakobus uit zijn gebed trekt, hoofdstuk 5 vers 17-18. Daar schrijft hij dat Elia een mens was net als wij. Hij bad een gebed, dat het niet zou regenen; en het regende niet op de aarde in drie jaren en zes maanden. En hij bad opnieuw, en de hemel gaf regen, en de aarde bracht haar vrucht voort…
Kennen we de God van Elia? Kennen we het gebedsleven van Elia? Voor de eer van God had hij alles over. Het is opmerkelijk dat deze getrouwe Godsgezant – die zo vurig ten strijde trekt tegen de overtreding van het eerste gebod (baäldienst) – niets zegt over en niets doet tegen de overtreding van het tweede gebod (kalverdienst te Dan en Bethel), waar hij heus wel tegen was! We zien dat Gods knechten niet altijd kunnen bereiken wat ze graag willen. Soms moeten ze sommige zonden helaas onaangetast laten…
De geschiedenis van Elia is het waard om haar steeds te lezen. En hoe moet je ook al weer lezen? Niet afstandelijk, maar met de vraag: “Heere, wat wilt U mij door deze geschiedenis zeggen?”
7.000
Heel treffend zijn de hoofdstukken over Elia. Wat een kleine man in zichzelf, maar wat een sterke man in Gods kracht! Zo dienen alle christenen voor de eer van God op te komen. Gods verkiezende liefde en trouw doet Hem zelfs in het goddeloze tienstammenrijk nog zevenduizend mensen overlaten die de HEERE dienen en niet Baäl (en wij?). We zien hier dwars door veel menselijke, zondige dingen heen dat Gods Koninkrijk toch blijft. Hij is de Koning, ook van het gescheurde rijk. De HEERE Zelf zorgt er voor (zo leert Paulus ons in Romeinen 11 vers 4-5) dat in benarde tijden een overblijfsel trouw blijft en zalig wordt. Ook al kent Elia ze niet, ze zijn er toch. Het getal zevenduizend is een symbolisch getal, namelijk: precies zóveel, als Ik heb bepaald; en niet weinig. Hoewel het ook letterlijk kan worden genomen. Wat ons én tot de vraag brengt: “Hoor ik ook bij deze zevenduizend?”, én ons tot troost dient dat God Zijn werk in stand houdt. We lezen dus van Gods trouw ondanks al onze ontrouw! Maar maak toch van Gods taai geduld geen rustbed om door te gaan met zondigen, maar laat het een reden voor je zijn om je eerbiedig tot Hem te bekeren met de belijdenis: “Heere, ik heb gezondigd; ach, vergeef nog, wees mij genadig!”
Salomo
Uit het boek Koningen schijnt het dat deze koning in zijn zonde is gestorven. Toch is dat niet zo. We weten dat de Heere hem genade heeft gegeven; en in zijn boekje Prediker mogen we zijn berouw lezen: heel de wereld is zonder God ijdelheid! Toch wekt het feit van zijn val ons op om ernstig te smeken dat de Heere in Zijn genade ons allen zal bewaren voor zo’n leven. Wie en wat zullen wij over vijf jaar zijn? Ook al mag je zeker weten, bekeerd te zijn, dan nog is er alle reden om te vrezen, want de kiem van elke zonde schuilt in ons hart!
Hiram
De koning van Tyrus en Sidon werkt mee aan de tempelbouw. We zien dus dat ook heidenen meehelpen. Zo gebeurt nog: ongelovigen of naam-christenen zijn dienstbaar aan de opbouw van de gemeente van Christus. Maar dit is op zich geen reden om te hopen op de zaligheid. We moeten de Gód van de tempel kennen, wil het goed met ons zijn op reis naar de eeuwigheid. Dit leert ons de noodzaak van eerlijk zelfonderzoek: ben ik voor Gods volk tot steun? Indien ja: hóe dan? Met een nieuw hart, zodat ik er zelf bij mag horen, of onbekeerd?
Niet de storm
Als Elia van vermoeidheid en moedeloosheid wel wil sterven, geeft God hem te eten (beeld van het geestelijke voedsel, het avondmaal). De Heere openbaart opnieuw Wie Hij is: zo getrouw als sterk… Dan komt Elia na veertig dagen bij de Horeb / Sinaï, waar God aan hem verschijnt. Dit gebeurt niet in de vreselijke tekenen van storm, vuur en aardbeving, maar in het suizen van een zachte stilte. Je zou verwachten dat onze heilige God (de God van de wetgeving op Horeb) wel in deze ontzagwekkende tekenen zou komen, maar God doet het niet. Om ons te leren: niet door kracht en niet door geweld, maar door Mijn Geest zal het gebeuren! Wat voorafgaat aan deze zachte stilte (storm, vuur, aardbeving), heeft wel een bedoeling: de weg voorbereiden voor het moment dat God gaat spreken. Maar de Godsontmoeting zelf vindt plaats in de zeer stille stilte. Zo handelt God nog! Kennen wij onze momenten van eerbiedige stilte?
Ondertussen zet God Elia wel op zijn plaats: “Wat doe je hier, Elia? Je hoort hier helemaal niet. Ik heb je niet hierheen geroepen. Je bent buiten de weg: je hebt je taak verlaten. Je hoort in gehoorzaamheid op je post te blijven…”
Baäl
Wanneer het volk Israël in Kanaän komt, is Baäl de hoofdgod van de Kanaänieten. Hij is de god van de vruchtbaarheid. Zijn naam betekent ‘heer’, ‘bezitter’. Deze wellustige godsdienst, waarbij allerlei uitspattingen op seksueel gebied, onder het genot van overvloedige alcohol, geoorloofd en zelfs aanbevolen zijn, heeft veel aantrekkingskracht op de Israëlieten (vooral op de jongeren).
Baäl is ook de god van de regen. Daarom is het dienen van Baäl ook je onafhankelijk maken van JHWH en dus wantrouwen jegens Hem. Je kunt het vergelijken met het verzekeringswezen in onze tijd: daarin wordt God tot op zekere hoogte ook uitgeschakeld. Je bent in die dingen waarvoor je verzekerd bent, immers niet meer afhankelijk van God. Zo meende Israël dat ze door Baäl onafhankelijk waren van de Heere.
Het is een steeds weer terugkerende verzoeking om dingen in eigen hand te willen hebben. Laten we smeken om het van God afhankelijke leven!