Wat de bijbel zegt over matigheid
Auteur: ds. W. Pieters
`Soofrosúnè' zo staat in het Grieks voor `matigheid'. Dit woord betekent volgens het woordenboek in de eerste plaats: gezond verstand, verstandigheid, bezonnenheid, bezadigdheid en in de tweede plaats: zelfbeheersing, ingetogenheid, gematigdheid, zedigheid.
Wanneer vinden wij, dat iemand bij zijn gezonde verstand is? Daar wordt verschillend over gedacht. In het gezelschap van kermis- of circusmensen zal daar anders over gedacht worden, dan bij personeel op het ministerie van defensie; en onder buitenkerkelijken wordt er weer anders over gedacht, dan bij Gods volk.
Wie bepaalt eigenlijk wat verstandig is? Egoïsten vinden het verstandig om ten koste van anderen hun voordeel te zoeken, terwijl mensen met naastenliefde dit 100% afkeuren; geldgierigen vinden het verstandig om ten koste van echt geluk geld te vergaderen, terwijl mensen die het diepe genot van echt geluk hebben gesmaakt het hier helemaal niet mee eens zijn. Een kind vindt het verstandig (beter gezegd: fijn) om hem veel vakantie te geven en weinig huiswerk op te geven, terwijl een onderwijzer precies het tegenovergestelde kan denken.
En zo kunnen we doorgaan.
De Bijbel spreekt ook over deze bezonnenheid en dan in de betekenis van matigheid. Daar gaan we nu en in het volgende nummer over nadenken. Weer een vers uit de Bijbel (in het Oude Testament komt het woord matig of matigheid niet voor):
Handelingen 24 vers 25:
“En als hij handelde van rechtvaardigheid en matigheid en het toekomende oordeel, Felix, zeer bevreesd geworden zijnde, antwoordde: voor ditmaal ga heen; en als ik gelegener tijd zal hebben bekomen, zo zal ik u tot mij roepen.”
Felix is een onrechtvaardige stadhouder. Hij houdt Paulus gevangen, hoewel hij weet, dat deze onschuldig is, maar hij wil de Joden gunstig stemmen en hoopt, dat Paulus een voorstel zal doen om tegen betaling vrij te komen... Verder staat hij bekend om zijn onmatigheid. Felix was een vrijgelaten slaaf, die geen zelfbeheersing had: `als niet komt tot iet, kent iet zichzelve niet'.
Vroeger een slaaf geweest en nu stadhouder van de machtige Romeinse keizer geworden, zwelgde hij in luxe en overdaad. Wat doet Paulus? Hij spreekt hem eerlijk en ernstig aan op zijn onrechtvaardigheid en onmatigheid en hij handelt over, of legt uit wat rechtvaardigheid en wat matigheid precies inhoudt.
Paulus is er vast van overtuigd, dat God ook daarop terug komt in het eindgericht en vertelt dan ook aan Felix iets over dat laatste oordeel. En zó ernstig en zó bewogen is zijn toespraak tot die corrupte stadhouder (wat een liefde en gunning van Paulus, hè, dat hij deze naaste niet over had voor het verderf...!), dat Felix er diep, diep van onder de indruk komt. Hij schrikt ervan, zijn hart bonst hem in de keel en hij durft er niet langer naar te horen.
O nee, hij wordt niet kwaad, zoals zoveel kerkmensen kwaad worden, wanneer de dominee ernstig waarschuwt voor de wederkomst van Christus om te oordelen de levenden en de doden en wanneer hij met name tegen sommige zonden waarschuwt. En Felix begint ook niet te lachen of te spotten, zoals veel lichtzinnige lieden doen, wanneer ze horen van de naderende Rechter van het heelal. Nee, Felix komt diep onder de indruk. Zijn geweten veroordeelt hem, dat hij wèl onrechtvaardig is geweest en wèl onmatig heeft geleefd.
Wat is eigenlijk onmatig? Niemand kan dat precies zeggen, maar iedereen voelt op de een of andere manier wel aan, wat dat betekent. We hebben dan ook een maatstaf nodig om daarbij af te meten, of we iets onmatig kunnen/moeten noemen, of niet. Deze maatstaf is niet onze lust of ons gevoel of ons inzicht. Want als Felix zelf mocht uitmaken wat matig was, dan had hij nog niet zoveel last van onmatigheid... Dan kon hij dat stemmetje van zijn geweten nog wel even stil houden of weer stil laten worden.
Maar door de ernstige en overtuigende toespraak van deze gevangen heidenapostel komt het anders te liggen. Paulus stelt natuurlijk een andere maatstaf aan, dan Felix. De maatstaf van Paulus is Gods Woord.
De vraag is dan ook niet: `wat vind jij matig?'; maar: `wat vindt God matig?' En het antwoord daarop staat duidelijk in de Heilige Schrift. Wanneer we dagelijks in Gods Woord lezen, serieus en met verstand, dan komen we op het spoor, wat God wil, dat we doen zullen. En als het gaat over geld en goed, dan heeft Johannes de Doper ons wel wat te zeggen over matig zijn (en we zullen dit in het volgende nummer verder behandelen). Hij zegt: `Die twee kledingstukken heeft, dele die met hem, die er geen heeft; en met spijze desgelijks...!
Johannes de Doper heeft practicaal onderwijs gegeven. Hij heeft bij de Jordaan niet gezegd, dat de mensen maar moesten bidden of de Heere ze wilde leren matig te zijn, maar hij heeft gezegd: jullie moeten a/. je kledingstukken verdelen onder de armen; b/. eten uitdelen onder de hongerigen; c/. niet meer geld vragen, dan eerlijk is; d/. niemand overlast aandoen, niemand iets ontvreemden, tevreden zijn met je salaris.
En zo deed ook de apostel Paulus in zijn brieven tot Christenen in alle windstreken: zo en zo moet je handelen...
Ik heb de volgende Schriftgegevens op een rij gezet, die allemaal op hetzelfde neerkomen, zodat ik ze als één tekst behandel:
1 Timotheüs 2 vers 9:
“Desgelijks ook, dat de vrouwen in een eerbaar gewaad met schaamte en matigheid zichzelf versieren, niet in vlechtingen of goud of paarlen of kostelijke kleding.”
1 Timotheüs 2 vers 15:
“Doch zij zal zalig worden in kinderen te baren, zo zij blijft in het geloof en liefde en heiligmaking met matigheid.”
Titus 2 vers 5:
“Matig te zijn, kuis te zijn, het huis te bewaren, goed te zijn, hun eigen mannen onderdanig te zijn, opdat het Woord Gods niet gelasterd wordt.”
Titus 2 vers 6:
“Vermaan de jonge mannen insgelijks, dat zij matig zijn.”
Titus 2 vers 12:
“En de genade Gods onderwijst ons, dat wij de goddeloosheid en de wereldse begeerlijkheden verzakende matig en rechtvaardig en godzalig leven zouden in deze tegenwoordige wereld.”
In drie verzen gaat het over vrouwen, in één over mannen en in één over allen. Vrouwen staan misschien extra bloot aan het gevaar om op te gaan in overdaad en pracht en praal, mooi en versierselen. Mannen hebben trouwens niet minder grote zonden, maar dan meer op een ander terrein.
Wat beveelt Paulus de vrouwen in Efeze en op Kreta aan? Ten eerste, dat ze in hun kleding sober en matig zijn. Een godvrezend meisje zal zich niet opmaken. Ze zal wel netjes en proper zijn, maar haar schoonheid niet zoeken in allerlei (overdadige) versieringen. Ik ben blij dat er meisjes en vrouwen zijn, die niet met de laatste mode mee hoeven, die niet chique gekleed willen gaan.
Verder schrijft de apostel, dat de weg van zalig worden voor de vrouw is: kinderen baren. Ik weet, dat hij hierdoor een heel veld van vragen en tegenwerpingen oproept. Ik wil daar best eens op ingaan, maar nu schrijf ik het alleen maar eerbiedig over: de gewone weg, waarnaar Godvrezende meisjes en vrouwen ook mogen en zullen verlangen, is de weg van het kinderen krijgen tot Gods eer! Maar dan wel alleen in geloof, liefde en heiligmaking; en dit alles door matig, verstandig te zijn.
De derde tekst gaat over de vrouwen in de Christelijke gemeente op Kreta, aan wie Paulus schrijft, dat ze hun mannen onderdanig moeten zijn en goed op hun huishouden moeten letten, goed voor hun gezinnen moeten zorgen. Niet overal buitenshuis gaan werken, tenzij noodzaak daartoe drijft. En dit is al weer in de weg van het sober en eenvoudig leven, in de vreze Gods: matigheid.
In diezelfde gemeente wonen ook jonge mannen en tegen hen zegt Paulus ook, dat ze matig moeten zijn. Wat bedoelt hij hiermee? Blijkbaar hebben juist ook jongelui de neiging om onverantwoord met hun geld om te gaan. En laten we eerlijk zijn, een tientje in de collecte voor de zending is veel groter, dan een tientje in de snackbar of de electronicawinkel...
Ten slotte schrijft de heilige apostel, dat de genade van God ons onderwijst om twee dingen volstrekt af te wijzen en om drie dingen met lust en liefde in praktijk te brengen. Af te wijzen:
goddeloosheid en wereldse begeerlijkheden;
en met lust en liefde te doen:
matigheid, rechtvaardigheid en godzaligheid.
Nu is de vraag aan ons: varen we deze koers met ons levensschip? Of zeilen we op een ander kompas? In het laatste geval zul je schipbreuk lijden en omkomen; in het eerste geval zal dat scheepje, hoe vaak ook door stormen gebeukt, behouden in de veilige Haven aanlanden.
Matig zijn...
Wie heeft daar zin in? Die jongen, die op Christus lijkt, dat meisje, dat hemelsgezind is!