Bishop J.C Ryle zegt over Mattheüs 12:20a
Auteur: ds. W. Pieters
"Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken en het rokende lemmet = (`lemmet' betekent `kaarsepit, lampepit'; je moet dus denken aan een walmende kaars, die eigenlijk geen licht meer verspreidt. Wat doen wij daarmee? Doven. Christus niet!) zal Hij niet uitblussen."
Wat onze aandacht in dit gedeelte vraagt is het bemoedigende karakter van onze Heere Jezus Christus, dat Mattheüs haalt uit de profeet Jesaja.
`Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken en het rokende lemmet zal Hij niet uitblussen.'
Wat moeten we verstaan onder een gekrookt riet en een rokend lemmet?
De taal van de profeet is zonder twijfel figuurlijk.
Wat bedoelen deze uitdrukkingen dan? De eenvoudigste verklaring schijnt dat de Heilige Geest hier mensen beschrijft, die op dit moment zwakke genade hebben, zwak berouw, zwak geloof.
Voor zulken zal de Heere Jezus Christus zeer zacht zijn en medelijdend.
Hoe zwak het gekrookte riet ook is,
het zal toch niet gebroken worden;
hoe klein het sprankje vuur in een rokend lemmet ook is,
het zal niet uitgeblust worden.
Dit is een blijvende waarheid in het Koninkrijk der genade, dat
zwakke genade,
zwak berouw,
zwak geloof
alle kostbaar zijn in de ogen des Heeren.
Hoe machtig Hij ook is, Hij zal ze niet verachten