Bishop J.C Ryle zegt over Marcus 11:27-28
Auteur: ds. W. Pieters
"En als Hij in de tempel wandelde, kwamen tot Hem de overpriesters en de schriftgeleerden en de ouderlingen en zeiden tot Hem: door welke macht doet Gij deze dingen en wie heeft U deze macht gegeven, dat Gij deze dingen zoudt doen?"
Laat ons in deze verzen opmerken, hoe erg de geestelijke blindheid kan zijn in het hart van hen, die hoge kerkelijke functies bekleden. We zien `de overpriesters en de schriftgeleerden en de ouderlingen' tot Jezus komen en zij werpen moeilijkheden en hindernissen op tegenover Zijn werk.
Wij weten, dat deze mensen officieel erkende leraars en leidslieden van de Joodse kerk waren. Zij werden door de Joden geacht als fonteinen en bronnen van geestelijke kennis. De meesten van hen waren op de juiste manier in de positie geplaatst, die zij nu bekleedden en zij konden hun orde helemaal terug voeren naar Aäron.
En toch zien we, dat deze mannen - terwijl ze onderwijzers van anderen behoorden te zijn - vol zijn van vooroordeel tegen de waarheid, en dat ze bittere vijanden zijn van de Messias.
Deze dingen staan beschreven om Christenen duidelijk te maken, dat ze ervoor op moeten passen om te veel te steunen op ambtsdragers. Zij moeten naar een prediker niet zien, alsof hij een paus was en hem niet onfeilbaar achten. Het Ambt in niet één kerk deelt onfeilbaarheid mee.
Predikanten, ouderlingen en diakenen zijn op hun best alleen maar vlees en bloed en ze kunnen dwalen, zowel in de leer als in de praktijk; net zoals de overpriesters en ouderlingen van de Joden. Hun daden en woorden moeten altijd getoetst worden aan het Woord van God. Zij moeten gevolgd worden, voor zover zij de Schrift volgen en niet verder.
Er is maar één Priester en Opziener van onze zielen, Die geen vergissingen maakt. Die ene is de Heere Jezus Christus. In Hem alleen is geen zwakheid, geen gebrek, geen schaduw van tekortkomingen. Laat ons leren meer op Hem alleen te leunen.