Hebreeuwse Poezie - Acrostichon
Auteur: David Moerman
Acrostische Psalmen
Een bijzondere stijlvorm in de poëzie van de Hebreeuwse Psalmen is de zogeheten acrostichon. Hierbij begint het eerste woord van elk vers, versdeel of groep van verzen met een volgende letter van het Hebreeuwse alfabet. De Psalmen die in de vorm van een acrostichon zijn geschreven, zijn: Psalm 9 en 10, 25, 34, 37, 111, 112, 119, en Psalm 145.
Het gebruik van het acrostichon laat zien dat de Psalmen met zorg zijn geschreven en met aandacht voor detail.
Een bijzonder acrostichon vormt Psalm 119. Deze psalm is in blokken ingedeeld, waarbij alle verzen in een bepaald blok met dezelfde letter van het hebreeuwse alfabet beginnen. In het eerste blok van 8 verzen begint elk vers met de letter Alef, de daaropvolgende 8 verzen met de letter Beyt, enzovoort.
Incomplete Acrostichons
Niet alle acrostische Psalmen bieden een compleet acrostichon. In Psalm 9 en 10, die door een acrostichon met elkaar verbonden zijn, ontbreken bijvoorbeeld een aantal letters van het hebreeuwse alfabet, en in Psalm 10 wordt het acrostichon zelfs onderbroken.
Psalm 25 en 34 zijn opmerkelijk, omdat ze een aantal dezelfde afwijkingen in het acrostichon hebben: de letter Waw ontbreekt, en aan het slot van beide psalmen komt een nog een vers dat begint met de letter Pey. Het ligt voor de hand dat dit een bewuste keuze van de dichter is, waarvan de achtergrond voor ons niet altijd meer valt te achterhalen.
Tenslotte is Psalm 145 nog het vermelden waard. In deze Psalm is geen vers aanwezig die met de letter Nun begint; tenminste, in de gangbare Hebreeuwse grondtekst. In een handschrift dat in Qumran gevonden werd is wél een vers aanwezig dat begint met een Nun. Ook de oude griekse vertaling, de Septuaginta, heeft dit extra vers, en er zijn nog meer oude vertalingen die hem hebben. De vraag is echter waar dit extra Nun-vers vandaan komt, en het is verre van zeker dat het ooit tot het origineel van Psalm 145 heeft gehoord.
Vertalingen
Het vertalen van deze stijlvorm is niet eenvoudig. In de Statenvertaling wordt het acrostichon zichtbaar gemaakt door de Hebreeuwse letters tussen haakjes of cursief voor het vers of versdeel te zetten. De Naardense Bijbel van Pieter Oussoren gaat het verst door ook in het Nederlands gebruik te maken van het acrostichon. In Psalm 119 beginnen de eerste acht verzen alle met een A, de volgende 8 verzen met een B, daarna met een G (ivm de Hebreeuwse Gimel, de derde letter), etc. Op deze manier vertalen betekent wel een grote beperking in de mogelijkheden.