Bishop J.C Ryle zegt over Lukas 15:18-20
Auteur: ds. W. Pieters
"Ik zal opstaan en tot mijn vader gaan en ik zal tot hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de Hemel en voor u en ik ben niet meer waardig uw zoon genaamd te worden; maak mij als één van uw huurlingen. En opstaande ging hij naar zijn vader."
Wij zien in deze gelijkenis een mens die tot God terugkeert met waar berouw en geloof. Onze Heere toont ons de jongste zoon, die het vergelegen land verlaat, waar hij was, en terugkeert naar het huis van zijn vader. Hij brengt zijn goede voornemen, dat hij zich had gevormd, in praktijk en belijdt zijn zonde eerlijk. "En opstaande ging hij."
Deze woorden zijn een levendige tekening van een waarachtig berouw en een oprechte bekering. Wanneer een waar werk van de Heilige Geest in ons hart is begonnen, zullen we nooit tevreden zijn met alleen maar nadenken en besluiten nemen. Dan zullen we (daadwerkelijk) met de zonde breken. Dan zullen we (daadwerkelijk) ons zondige gezelschap verlaten. Dan zullen we (daadwerkelijk) stoppen met kwaad doen. Dan zullen we (daadwerkelijk) leren goed doen. Dan zullen we ons (daadwerkelijk) tot God wenden met ootmoedig gebed. Dan zullen we onze zonden belijden. Dan zullen we niet proberen onze zonden te verontschuldigen. Dan zullen we zeggen met David: "Ik deed belijdenis van mijn overtredingen." Dan zullen we zeggen met de tollenaar: "O God, wees mij zondaar genadig." (Psalm 32 vers 5 en Lucas 18 vers 13).
Laten we oppassen voor een zogenaamd berouw, dat niet van dit soort is (namelijk van de verloren zoon). De daad is het wezenlijke van de 'bekering tot zaligheid'. Gevoelens en tranen en spijt en wensen en voornemens zijn alle nutteloos, totdat zij vergezeld gaan met daden en met een (daadwerkelijke) verandering van ons leven. Ja, in feite zijn zij érger dan nutteloos: onmerkbaar schroeien zij ons geweten dicht en verharden zij ons hart.