Woorden van Jezus (Markus 1,2)
Auteur: ds. W. Pieters
Het Evangelie naar de beschrijving van Mattheüs hebben we op een bepaalde manier doorgenomen met betrekking tot de woorden van Jezus. We hebben namelijk van elk hoofdstuk de eerste uitspraak van Hem belicht en overdacht. Ik weet niet of je het de moeite waard vindt om er verder mee te gaan, maar ik dacht dat we wel met het Evangelie zoals Markus het heeft mogen beschrijven, verder kunnen gaan. De eerste uitspraak van Jezus die Markus ons verhaalt, hebben we al gehad in Mattheüs 4. De eerstvolgende is in hetzelfde hoofdstuk, Markus 1, vers 17. Daar is de Heere Jezus bij het Meer van Gennesareth. En twee broers zijn druk bezig met hun kostwinning. Het zijn Petrus en Andreas; ze zijn aan het vissen. Jezus zegt dan tot hen:
"Volgt Mij, en Ik zal maken dat gij vissers van mensen zult worden."
Er moeten blijkbaar mensen worden gevangen. En blijkbaar moeten ook mensen deze mensen vangen. Wat zijn dat voor mensen die gevangen moeten worden? En wat zijn dat voor mensen die er op uit moeten om anderen te vangen?
Iedereen begrijpt dat de Heere Jezus beeldspraak gebruikt. Het is net als met vissen. Die komen ook niet uit eigen beweging aan de kant om zich te laten vangen. Die zwemmen niet vrijwillig en bewust in het net. En zo doen wij, mensen, ook: als het even kan, blijven we God uit de handen. We gaan niet uit eigen beweging naar de Zaligmaker. We ontwijken Hem. Dus, als de Heere Jezus net zoveel (of beter gezegd: net zo weinig) belang had bij onze zaligheid als wij, dan zouden al Gods kinderen nu nog 'vrij rondzwemmen'. Maar dan wel in de vijver van de duivel.
Misschien vind je dit een wat vreemde uitdrukking, maar ik ontleen die aan een uitspraak van de apostel Paulus in II Timotheüs 2 vers 26. Hij wenst dat mensen
"ontwaken mochten uit de strik des duivels, door wie zij gevangen waren tot zijn wil."
En dat woord 'gevangen' is het nu, waar het mij om gaat. Het Griekse woord is 'zogreo', en betekent: levend gevangennemen. En de kanttekening merkt daarover op: "Het Griekse woord betekent levend gevangen te worden, gelijk de wilde beesten door jagers in strikken of netten gevangen worden." En omdat het over vissen gaat, denk ik dan aan de visvijver van de duivel, waar iedereen DENKT vrij rond te zwemmen, maar ondertussen in werkelijkheid een gevangene van satan is.
Nu is het dus één van tweeën: óf jij blijft gevangene van de duivel, óf jij wordt gevangen door Jezus Christus.
Ik ben visser. Achter mijn naam schrijf ik gewoonlijk de letters v.d.m. Deze afkorting betekent visser der mensen. Oorspronkelijk betekent deze afkorting: Verbi Divini minister, dat is: dienaar van het Goddelijke Woord. Maar in verband met de beloftewoorden van Jezus tot Petrus en Andreas en tot al Zijn knechten, mag je ook die andere betekenis er wel van onthouden: VISSER DER MENSEN. Dit is niet mijn broodwinning, maar mijn taak. De gemeente onderhoudt mij en mijn gezin, zodat ik niet voor mijn inkomen hoef te werken: ik ben vrijgesteld om vissen te vangen.
Er zijn veel soorten netten. Een daarvan heb je voor je: 'De Catechisant' is een net. De bedoeling ervan is: jou te vangen.
Wie zorgt er nu voor dat die netten vol worden? Ik niet. Jij niet. Een kerkenraad niet. Wie dan? God.
Hij beschikte een vis om Jona op te slokken. Hij zorgde er voor dat de discipelen hun netten vol vissen kregen (twee keer zelfs); en zo zorgt Hij - en alleen Hij - ervoor dat er mensenvissen gevangen worden.
Het enige wat de vissers kunnen (en dus ook móeten) doen, is: zorgen dat het net in orde is, en het net uithangen. Het net is: wat ik schrijf of preek. Gods Woord, onvervalst. Vanmorgen las ik in het Reformatorisch Dagblad de volgende opmerking: "Het behouden van de gezonde leer is belangrijk, want het gaat om de eer van God en het behoud van mensen. Als de leer ongezond is, worden zielen misleid en komt er geen kennis van het ene nodige." Met andere woorden: het hebben van een goed net is belangrijk, want het gaat om het gevangen nemen - en dat is: het behoud - van mensen. Als het net stuk is, worden zielen niet gevangen, maar blijven ze in satans macht.
Wat het succes betreft: Jezus zegt het in Markus 1 vers 17 zo dat zij (a) zichzelf voor deze BOVENmenselijke taak niet geschikt hoeven te maken; en (b) dat ze ook daadwerkelijk mensen (al zijn die nóg zo onwillig!) zullen vangen. Is het moeilijk om mensenvissen te vangen en ze uit de wereld te trekken en tot de zaligheid in Christus te brengen? Het is onmogelijk en heel gemakkelijk. Als ik ervoor moest zorgen dat er ooit ene vis werd gevangen, dan konden we het met zijn allen verder wel vergeten! Maar nu de Heere Jezus het doet (en ik het niet hoef te doen), nu wordt het allereenvoudigst: volgens Gods wil worden jongens en meisjes aan de haak geslagen, onweerstaanbaar. Al spartel je nog zo tegen, je kunt de Almachtige niet overwinnen.
O, probeer het ook maar niet. Want tot satans wil gevangen te worden gehouden en, zoals paling in een fuik, nog eventjes te mogen genieten van het 'water' - maar ondertussen een zeker verderf tegemoet te gaan ..., is het enige alternatief!
Woorden van Jezus - Markus 2
"Volg Mij", zijn de woorden die Jezus spreekt tot Levi Alpheï. Deze man is druk bezig met zijn werk - voordelig werk, dat nog al wat geld oplevert. Jezus vraagt niet: hebt u tijd? Hebt u zin? Hij BEVEELT. Dat was vorige maand al niet anders. Het eerste woord van Jezus in Markus 1 (voorzover niet al behandeld vanuit Mattheüs), was ook een bevel. En zo is het nu weer (Markus 2 vers 14). Wie is die Man Die "zomaar" meent te mogen bevelen? Welk gezag heeft Hij eigenlijk? Waar haalt Hij de autoriteit vandaan om "in te breken" in Levi's leven?
We weten het antwoord best: Jezus is God en daarom de Gebieder en Eigenaar van ons en al het onze. Levi heeft geen recht om te zeggen: ik heb geen tijd. Want zijn tijd is niet van hem. Zijn tijd is van God. Van Hem heeft hij het "geleend" gekregen, en aan Hem moet hij het weer "teruggeven", verantwoorden. In Zijn dienst moet hij zijn leven, al zijn tijd, besteden.
Dat doet Levi weliswaar niet, maar dat moet hij wel.
En wij? Wij zullen waarschijnlijk allemaal wel erkennen dat al onze tijd van God is. Hij schenkt ons het leven en de tijd om te leven. Dus wij zijn er geen eigenaar van, alleen "lener", of beter gezegd: "rentmeester", dat is: iemand die (geld)zaken behartigt voor zijn baas. Dat doet een rentmeester natuurlijk overeenkomstig de orders van zijn baas, en zoveel hij kan ten goede van zijn baas.
We gaan even terug in de tijd. Een kort poosje maar: gisteren en eergisteren. Twee dagen, heel kort geleden. Je weet vast nog wel wat je gisteren en eergisteren hebt gedaan, waaraan jij je tijd hebt besteed. Waaraan?
Wat houdt het precies in "Volg Mij"? Jezus vraagt aan Levi - ook wel Mattheüs genoemd - niet een stukje van zijn tijd of zijn leven, maar ALLES. Dat is ook al zo'n moeilijk punt. Heel de Christelijke godsdienst is zo radicaal. Het is altijd ALLES of NIETS. Terwijl wij meer houden van "enigszins", "een beetje", "iets". Dit radicale, allesomvattende en totale aspect van het Christendom stuit op bezwaren bij ons allen. Tenzij ...
Tenzij we ervaren wat Stefanus over Abraham zegt (Handelingen 7 vers 2):
"De God der heerlijkheid verscheen aan onze vader Abraham."
Wanneer God Abram roept, neemt Hij hem helemaal in beslag. Het is niet voor een tijdje, maar voor heel zijn leven. Het geldt niet slechts een aspect van zijn leven, maar de totaliteit van zijn leven. En Abram gehoorzaamt! Net als Levi. Geen protest, geen uitstel, geen 'ja, maar'.
Jezus roept geen goede man, maar een slechte man. Nu weten we niet precies hoe Levi met geld is omgegaan en in welke mate hij goddeloos heeft geleefd, maar toch, als we letten op wat meteen hierna plaatsgrijpt, dan moeten we concluderen dat er geen vreze des HEEREN woont in het hart van Levi, op het moment dat Jezus hem roept. We lezen in het volgende vers:
".. dat ook vele tollenaren en zondaren aanzaten met Jezus en Zijn discipelen."
Dat is de vriendenkring van Levi. Welke gevolgtrekking kunnen we dus hieruit maken? Dat we onszelf niet eerst hoeven op te werken tot een bepaalde geschiktheid om door de Heere Jezus geroepen te kunnen worden. Net als bij Abraham in het heidense Ur der Chaldeeën. We lezen niet dat hij een godvrezende is, maar dat hij de afgoden dient, met zijn vader Terah. Voor God is menselijke geschiktheid niet belangrijk - als er al zou zijn. We weten dat het nog anders ligt: er is in ons geen enkele geschiktheid. Het enige wat wij meebrengen tot die ontmoeting met Jezus, is dood en zonde, zonde-liefde en God-haat. Als wij ons geschikt moesten maken om door Jezus geroepen te worden ...; wat denk je? Zou Levi zich geschikt WILLEN maken? Hij kan het niet, maar daar gaat het niet eens over. Hij wil het ook niet. Geld, eer, ambitie ..., daar leeft hij voor. Niet om ooit misschien eens een volgeling / leerling te worden van een godzalige rabbi, laat staan van Jezus Zelf.
Gode zij dank, lezen wij in de Heilige Schrift nergens over noodzakelijke voorbereiding van onze kant.
Zo wordt de roeping van Levi, om Jezus' discipel te worden, een blijde Evangelie-tijding voor jou en mij, die vanuit onszelf ook niets anders hebben dan "vol zijn van de aarde en de dingen van de tijd".
Misschien vraag jij je af: zou Gods Zoon zo'n mens als ik ben, wel willen hebben als discipel? Ik antwoord: niet waarschijnlijk, wel? Want jij deugt nergens toe, wel?
Dit antwoord is fout ... Zou Gods Zoon zo'n mens als jij wel willen hebben als Zijn discipel? Mijn antwoord mag en moet zijn: zeer zeker! Hij heeft alle eeuwen door nooit een ander soort mensen geroepen dan onwilligen, ongeschikten en onwaardigen. Dat is meteen de vreugde en de ergernis van Jezus' optreden. Vreugde voor de slechte honden; ergernis voor de opgepoetste brave-hendrikken.
Volgen. Wat houdt dat in? Luisteren. Je kruis opnemen. Nee tegen jezelf zeggen, in alle dingen. Ik herhaal: IN ALLE DINGEN. Alleen de Meester, alleen Zijn wijze raad, alleen Zijn bevel, Zijn wil, Zijn besluit. En dan? Valt het niet tegen ... Vraag maar aan Levi, of hij er ooit spijt van heeft gekregen.