Spreuken 11:25a - de jeugdbijbel in de Bijbel
Auteur: ds. W. Pieters
“De zegenende ziel zal vet gemaakt worden.”
Spreuken 11 vers 25a
`Oprechtheid en verkeerdheid' staat boven Spreuken 11. Het gaat in het boek Spreuken steeds over de tegenstelling tussen een leven in godzaligheid en een leven in goddeloosheid. Eén van de dingen in dat godzalige leven vinden we in de bovenstaande woorden van vers 25. Een godzalige is een zegenend iemand.
Wat betekent dat? In de eerste plaats wel, dat hij een gezegend iemand is. Om te kunnen zegenen, moet je zelf niet beladen zijn met de vloek. Je hebt het vaak genoeg gehoord, dat wij van nature allemaal onder de vloek liggen. Als we daarvan niet bevrijd zijn, kunnen we nooit gezegend heten. Dan kunnen we ook nooit een ander tot zegen zijn.
Vind jij het erg om ongezegend te zijn, om vervloekt te wezen?
Vind jij het nog erger om voor niemand tot zegen te zijn? om voor je naaste nutteloos te wezen? om eigenlijk iemand te zijn, die in plaats van een zegen te verspreiden, een vloek verspreidt?
Je bent één van beiden: een zegenende of een vervloekende jongere. Als je niet tot zegen bent, ben je tot een vloek. Dat geldt op school, in je gezin, in je verkering, in je huwelijk; kortom: in heel je leven... Dat is toch vreselijk!
Voor niemand op aarde tot een zegen te zijn! Altijd maar nutteloos je tijd door te brengen en altijd maar zinloos adem te halen!
Dit is vreselijk!
Daarom laten de woorden van Spreuken 11 vers 25 ons niet met rust en ze zeggen als het ware: hoe is het met jou? Wat ben jij? Probeer je deze vraag te ontlopen? Dat helpt je niet. Voor de grote Rechter van hemel en aarde zal je straks toch moeten verschijnen. En dan komt je leven open te liggen: was je een zegen of was je een vloek? heb jij een beker koud water gegeven of liet je dat na?
Jezus zal tot jou overeenkomstig jouw levenspraktijk het volgende zeggen (volgens Mattheüs 25 vers 34 en 41); óf:
“Komt, gij gezegenden Mijns Vaders, be-erft het Koninkrijk, dat voor u bereid is van de grondlegging der wereld.”
óf:
“Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk voor de duivel en zijn engelen bereid is.”
Wat zal Hij tot jou zeggen? Ben jij een zegenende ziel of ben jij het tegenovergestelde? Ben jij zelf gezegend of lig je nog op je gemak onder de vloek der Wet?
Een zegenende jongen zal graag voor zijn naaste tot zegen zijn. Dan zoek jij geen baan, waarin je veel geld verdient, maar een baan, waarin je voor velen nuttig kunt zijn. Dan studeer je niet om een prachtige carrière te krijgen, maar om voor je naasten op reis naar de nimmer eindigende eeuwigheid tot zaligheid te dienen.
Dan voel je de nood van je naaste en dan strekt heel jouw hart zich uit tot die noodlijdende naaste. Dan zie je je naaste met andere ogen. Dan zie je een mens, die gebogen gaat onder het leed en de straf van de zonde. Dan begeer je een middel in Gods hand te zijn om die persoon te verlossen.
Dat kan betrekking hebben op het financiële terrein. Heeft iemand jouw geld nodig, dan geef je het graag weg. Daar word je niet armer van, want de zegenende ziel zal, zegt Salomo, worden vet gemaakt. Dat houdt in: wanneer jij graag je naaste helpt en geeft, zal je er niet slechter of minder van worden, maar dan zal God er Zelf voor zorgen, dat jij het goed hebt.
Dit geldt in het bijzonder wel voor de geestelijke nood van je naaste. Wanneer jij er op gespitst bent om met woorden en daden een goede reuk van Christus te zijn voor je naaste, die een ongeredde ziel heeft en ook voor andere kinderen van God... Dan zal je in je eigen geestelijke leven er vrucht van plukken.
Er zijn mensen, die steeds klein over God spreken en altijd argwanend en achterdochtig naar een ander luisteren, die verschrompelen ook zelf in hun geestelijk leven. Maar wie goed van God spreekt en positief over zijn naaste denkt (indien mogelijk), zal zelf veel blijdschap hebben! Dan zal je groeien in het geloof en in de hoop (Romeinen 15 vers 13).