Bijbelcatechisatie 1 Samuel
Auteur: ds. W. Pieters
We komen aan het einde van de bange tijd van de richters. Simson leeft waarschijnlijk nog en Eli is hogepriester in Silo. We maken nu de overgang van richters naar koningen. Een belangrijke tijd, omdat de door de vijandige Filistijnen zwaar aangevochten maatschappelijke, staatkundige en religieuze positie van het volk nu wordt versterkt; zodat er straks onder Salomo een tijdperk van ongekend grote vrede aanbreekt. De man, naar wie het boek is genoemd, is zoals hij heet: Samuël = kind van gebedsverhoring, daarom heet hij “God hoort”. Deze naam predikt ons dat Hij een horend en verhorend God is, voor Wiens Aangezicht ook wij al onze nood en al ons verdriet mogen uitgieten, hoe groot de smart ook is.
Hanna, Samuëls moeder, geeft haar kind aan God, waarin ze het voorbeeld is van alle godzalige ouders. Het gaat immers ook in het kinderen krijgen om God, Zijn eer, Zijn Rijk!
De kleine jongen komt in de tabernakel te Silo, waar onvoorstelbaar brute goddeloosheid heerst. De priesters, Hofni en Pinehas, zijn kinderen van Belial [= de duivel], ze plegen openlijk gruwelijke ontucht en als allerergste: ze roven van het heilige, ze bestelen God. Zulke voorgangers te hebben en dan nog niet uit Gods Huis weg te lopen... Dit is alleen in geloof mogelijk.
Het oordeel over zoveel zonden sluimert niet, al houdt God Zich een tijdlang stil. De twee zonen van Eli zullen streng worden gestraft en hun vader, hoewel hij godzalig is, deelt er in zekere zin in, omdat hij veel te slap is en om de ‘lieve vrede’ God onteert. Dit boek leert ons veel over het feilen van de mens, maar meer over Gods trouw. Wie bij dat volk mag behoren, zoals Hanna en Samuël, wordt naar het Leven geleid door de dood en de onmogelijkheid heen.
De inhoud van het boek 1 Samuel
1 Onvruchtbaarheid is een vloek (Exodus 23 vers 26), waarin de godvrezende Hanna deelt. Al is ze godvruchtig, Eli ziet haar aan voor dronken. Zo donker is de toestand in die dagen, dat een hogepriester een biddende vrouw voor dronken houdt! In de weg van het gelovig smeekgebed ontvangt Hanna een kind, dat ze toewijdt aan zijn Schepper.
2 Ze zingt van Gods wonderlijke daden, waarin Zijn ontferming blijkt. Dit loflied van Hanna vindt eeuwen later in de lofzang van Maria weerklank. Eli wordt gewaarschuwd voor de grenzeloze brutaliteit van zijn beide zonen, maar hij is niet streng genoeg. God bewijst: wie Mij eren, zal Ik eren, maar wie Mij versmaden, zullen licht geacht worden
3 Samuël, ongeveer veertien tot zestien jaar oud, wordt tot profeet geroepen. Hij moet aan Eli de vreselijke boodschap overbrengen van Gods rechtvaardige straf op zijn huis / geslacht.
4 De Filistijnen veroveren de ark (want wie op de middelen vertrouwt boven God, pleegt afgoderij), doden de priesters en verslaan het volk. Eli hoort dit en omdat hij beeft vanwege Gods ark, valt hij van zijn stoel en sterft, 98 jaar.
5 Dagon moet het afleggen tegen JHWH [= de HEERE] en valt op zijn gezicht voor de ark des HEEREN; God toont de Machtige te zijn. Hij wint het ook van onze afgoden...
6 De ark wordt teruggebracht. Wonderlijk gaat dat toe met twee zogende koeien, die tegen hun natuur in bij de kalfjes vandaan lopen. In Beth-Sjemesj is grote vreugde wanneer de ark terug komt, maar door onachtzaamheid en oneerbiedigheid sterven er uit de 50 families (eleph) 70 mannen (zo moet waarschijnlijk het getal worden uitgelegd). O, wat moeten we oppassen voor oneerbiedigheid in de dingen van God.
7 Nederlaag der Filistijnen door Gods ingrijpen, wat niet zonder offer en smeekgebed gebeurt! Een gedenksteen wordt opgericht bij Mizpa, waar Samuël het volk richt, ‘Eben‑haezer’ (steen der hulp).
8 Vanwege wanbeleid van Samuëls zonen (zonen van een godvruchtige vader, o, wat een verdriet!) begeren Israëls oudsten een koning net als de omliggende volken (alsof daarmee alles opgelost is). Samuël weigert, omdat hij weet hoezeer God daardoor wordt onteerd, toch geeft God bevel dat het moet gebeuren. Zo kan het zijn dat Gods knechten ambtelijke medewerking moeten verlenen aan zaken die door anderen zondig worden bedoeld (denk aan het bevestigen van een ambtsdrager die de HEERE niet vreest, door een godvrezende predikant). Uit deze geschiedenis kun je ook leren dat je beter geen gebedsverhoring kunt krijgen, dan op zo’n manier.
9 Saul wordt onverwacht door Samuël tot koning gezalfd met olie uit een (breekbare) fles, wanneer hij de weggelopen ezelinnen van zijn vader zoekt.
10 Hij wordt aangegord door Gods Geest (waaruit de algemene of niet-zaligmakende werkingen van Gods Geest blijken; welke geesteswerkingen heb jij?) en heel ‘democratisch’ te Mizpa tot koning uitgeroepen.
11 Hij bevrijdt de stad Jabes uit de hand van de Ammonietische koning Nahas. Hij betoont zich vergevingsgezind jegens zijn hem vijandig gezinde, spottende volksgenot
12 Samuël geeft verantwoording van zijn regeringsperiode en wordt door de volksvergadering rechtvaardig verklaard. Hij roept op tot gehoorzaamheid aan de HEERE en verklaart – door het vermelden van Gods grote daden in Israëls historie – Gods trouw aan Zijn verbond.
13 Een geweldige overmacht van Filistijnen valt het land binnen en Saul moet ten strijde trekken. God stelt hem op de proef, maar hij vertrouwt niet op de Heere, eigenmachtig grijpt hij daarentegen vooruit op Gods tijd en offert in Samuëls plaats. Dit wordt zijn ongeluk. Duidelijk zien we in Sauls offer dat het God niet gaat om de uitwendige volvoering van Zijn wil (het offeren van een dier), maar om het vertrouwen op Hem en nauwgezette gehoorzaamheid aan Hem!
14 Jonathan, de kroonprins, behaalt een heerlijke overwinning in vertrouwen op de Heere, voor Wie het geen verschil maakt om Zijn wonderen zonder middelen of door (machtige of machteloze) middelen te doen. De Filistijnen worden verslagen. Saul neemt een dwaas besluit, waardoor hij het volk in grote moeite brengt en zijn zoon dreigt te moeten doden. Hier zien we de ‘wijsheid’ zonder de vreze des HEEREN; wat complete dwaasheid is (ook in ons leven).
15 In opdracht van God moet Saul de rekening met de Amalekieten vereffenen en het hele volk uitroeien. We zien: al komt de straf laat, ze komt wel! Saul is echter hebzuchtig en gehoorzaamt maar half. Dit is het breekpunt. Zijn koningschap wordt van hem weggenomen. Duidelijk zien we hoe belangrijk gehoorzaamheid is.
16 David wordt uit een (onbreekbare) hoorn tot koning gezalfd (teken van Goddelijke roeping en bekwaammaking). Als onaanzienlijke (door Samuël ongeschikt geacht) wordt hij uitgekozen. Zo handelt God steeds. Saul wordt door grote moedeloosheid gekweld. Muziek moet uitkomst bieden. Wat een kracht heeft God in de muziek gelegd (zowel ten goede als ten kwade).
17 De dappere herdersjongen, David, verslaat de gigantische [= reusachtige] Goliath door te vertrouwen op de HEERE. Zo zien we in onze dagen ook dat de vijanden wel veel sterker zijn dan wij, maar dat God de Sterkste is! Geloven we dit ook in ons (geestelijk) leven, of wantrouwen we God?
18 David en Jonathan worden heel innige vrienden. Saul is jaloers op David. David wordt toch de schoonzoon van de koning, en generaal van het leger, en vindt achting / sympathie bij heel het volk.
19 Saul zoekt David door razernij (een spies) en door achtervolging met soldaten te doden. Maar Sauls dochter, Davids vrouw, Michal, kiest partij tegen haar vader.
20 Jonathan weet dat niet hij, maar David koning zal worden, toch kiest hij partij voor hem, tegen zijn eigen toekomst. Dit is zelfverloochenende vriendschap, mogelijk door echt geloof. Deze vriendschap is afbeelding van de liefde tussen Christus en de ziel!
21 David vlucht voor zijn schoonvader naar de priesters te Nob, waar hij door leugens wapens en voedsel bemachtigt. Hij komt bij de doodsvijand, Achis, in het Filistijnse Gath terecht, waar hij slechts door toneelspel ontkomt: hij stelt zich aan alsof hij krankzinnig is.
22 In Adullam komen allen bijeen die door tiran Saul worden opgejaagd. De priesters uit Nob (uit het huis van Eli...) worden – na verraden te zijn door de Edomiet Doëg – op bevel van de steeds woester geworden Saul vermoord. Dan dicht David Psalm 52.
23 David verlost de stad Kehila, maar uit ‘dank’ willen de inwoners hem in Sauls hand overleveren. David vlucht naar de woestijn Zif, later naar Maon. Daar wordt hij door Sauls leger omsingeld, maar door (let op!) een inval der Filistijnen verlost God hem.
24 Saul gaat een grot in om zijn behoeften te doen, waar David zich verborgen houdt. Hoewel zijn wrede hater nu in zijn macht is, doodt hij hem niet, omdat de HEERE hem heeft gezalfd. Zo wordt Saul overtuigd van zijn dwaasheid en laat hij David gaan.
25 De oude richter Samuël overlijdt. De dwaze Nabal verliest door hebzucht het leven; hoewel David hierin heel fout handelt! David trouwt met zijn weduwe Abigaïl (helaas zijn tweede vrouw).
26 Sauls leven wordt, wanneer hij weer David naar het leven staat, opnieuw door hem gespaard.
27 David komt in het Filistijnse Ziklag.
28 In uiterste angst, onder een zwijgende God, neemt Saul de toevlucht tot een toveres (occultisme), waar hij te horen krijgt, dat de veldslag van de volgende dag fataal zal aflopen.
29 David mag niet mee in de strijd tegen Saul (daar bewaart de Heere hem voor).
30 Bij terugkeer blijkt Ziklag verbrand te zijn, zodat hij daar niet kan blijven. David haalt hij de vrouwen en het geroofde terug.
31 In zwarte wanhoop eindigt het dramatische leven van Israëls koning die zo goed begon, maar die – door tegen beter weten in ongehoorzaam zijn aan de stem des Heeren – zo slecht eindigde... Hoe zal ons leven eindigen?
Vijf gladde stenen
De geschiedenis van David en Goliath staat in het teken van onmogelijkheden, die door Gods wondere hand toch gebeuren, zodat van heel de geschiedenis Hij alleen de eer krijgt. Nooit zal enig mens kunnen roemen voor God. Wie het toch doet, onteert de Heere en liegt. Wat is ondertussen het vertrouwen van deze jongeman groot, dat hij Goliath aandurft. Probeer het je maar in te denken. Zo leidt God ook in onze dagen Zijn knechten. Dan kan het niet anders of ieder weldenkend mens verklaart je voor gek, maar in vertrouwen op de Almachtige gebeuren ook in deze donkere dagen (net zo donker als in Davids tijd) dezelfde wonderen, zowel voor het tijdelijke als voor het eeuwige, omdat dezelfde God nog leeft.
Sauls dood
Wat een in-trieste zaak is het koningschap van deze man geweest. We moeten ons eerlijk onderzoeken: ben ik alleen maar veranderd (zoals Saul) of ben ik vernieuwd? Heb ik Gods Geest ambtelijk gekregen, zoals deze koning? Dan heb ik wel veel, maar niet genoeg. Ik moet immers niet (alleen) bekwaammaking, maar (vooral) wedergeboorte ontvangen. Is dat er niet, dan strijd ik nog steeds in het kamp van de vijanden tegen Koning Jezus. Als we het nauwkeurig gadeslaan, blijkt ons dat alles vast zit op gehoorzaamheid ofwel: zich onvoorwaardelijk onderwerpen aan des HEEREN bevel. Wie dat niet doet, maar met de zonde marchandeert (= compromissen sluit) zorgt voor een klinkende overwinning van satan! Laat ons naar aanleiding van deze verdrietige en sombere geschiedenis toch des te meer waakzaam zijn.
Gezalfd
Zowel Saul als David worden gezalfd, waarmee wordt de schenking van Gods Geest gesymboliseerd. Dit symbool is een teken (afbeelding) en een zegel (bevestiging) van de komst en de werking van Gods Geest. Dit beeld wordt door Calvijn terecht toegepast op onze doop: dan krijgen we van God – Die niet liegen kan! – een onbedrieglijk onderpand van Zijn goedgunstigheid jegens ons. Meent de Heere het bij David wel en bij Saul niet? Is het bij Saul toneelspel, buitenkant? Nee, we horen Samuël nadrukkelijk zeggen: “De HEERE zou nu uw koninkrijk over Israël bevestigd hebben tot in eeuwigheid, maar nu zal uw koninkrijk niet bestaan” (7 vers 13-14). En “Omdat u des HEEREN Woord verworpen hebt, daarom heeft Hij u verworpen, dat gij geen koning zult zijn” (15 vers 23). Hieruit leren we: het is alleen onze eigen schuld, als onze doop ons niet tot nut is, want God is oprecht. Door geloof krijgen we deel aan deze genade!