De wet van Mozes en jij: het voorhangsel
Auteur: ds. W. Pieters
"God voortijds veelmaal en op velerlei wijze tot de vaderen gesproken hebbende door de profeten, heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon.”, zo schrijft Paulus in Hebreeën 1 vers 1. Hij maakt daar een vergelijking tussen het spreken van God in het Oude Testament en Zijn spreken in het Nieuwe Testament. Het gaat over hetzelfde spreken van dezelfde God en het gaat ook over dezelfde zaak. Het gaat namelijk in al Gods spreken over de zaligheid van zondaren. Maar de manier, waarop God vroeger in het Oude Testament sprak én de manier, waarop Hij nu in het Nieuwe Testament spreekt verschillen van elkaar.
In de Oudtestamentische tijd sprak God op velerlei manieren. Eén daarvan van de taal van de afbeelding, de taal van de ceremoniën. En daarover gaat het ook in dit nummer, nu wij nadenken over de Wet van Mozes en het belang van die Wet voor ons in deze Nieuwtestamentische tijd.
Vorige twee keren ging het over de tabernakel, nu gaat het over de voorhang, ook wel het voorhangsel genoemd.
In totaal komt het woord voorhang(sel) 30 keer in de Bijbel voor en steeds gaat het over een dik en ondoorzichtig `gordijn' in de taber- nakel/tempel. Dit gordijn is bedoeld om scheiding te maken tussen twee gedeelten in de tabernakel. Er is in het gebouw zelf eerst het heilige en daarachter het heilige der heiligen. Het heilige is een plaats, waar de priesters mogen komen, maar het heilige der heiligen is een plaats, waar God Zelf op een heel bijzondere manier woont.
En tussen die beide ruimten in de tabernakel hangt de voorhang. Er staat het volgende van geschreven in Exodus 26 vers 31─33:
1.Daarna zult gij een voorhang maken van hemelsblauw en purper en scharlaken en fijn getweernd/ineengewerkt linnen; van het allerkunstelijkste werk zal men hem maken met cherubs.
2.En gij zult hem hangen aan vier pilaren van sittimhout, met goud overtrokken; hun haken zullen van goud zijn, staande op vier zilveren voeten.
3.En gij zult de voorhang aan de haakjes hangen en gij zult de ark der getuigenis aldaar binnen de voorhang brengen; en deze voorhang zal voor u een scheiding maken tussen het heilige en het heilige der heiligen.
De voorhang vertelt ons, dat God zo heilig is en dat wij zo zondig zijn, dat er tussen God en ons een scheiding is. Deze scheiding heeft Gòd niet gemaakt, maar de mens zèlf. Wíj zijn immers bij God weg gelopen en wíj hebben als het ware de deur naar God dicht gegooid! En dat er nu een voorhang, een scheiding moet zijn tussen onze Schepper en Zijn schepsel, is enkel aan ons te wijten.
Het verwondert mij, dat deze scheiding niet bestaat in een ijzeren deur met zeven grendels vergrendeld, maar dat deze scheiding slechts een doek, een gordijn is...
Daarmee zegt de Heere, dat de scheiding tussen Hem en ons niet eeuwig blijvend hoeft te zijn, maar dat er een mogelijkheid is, dat deze scheiding wordt weg genomen, zó gemakkelijk, als wanneer we een gordijn wegschuiven.
Dit gordijn van scheiding is gemaakt van het allerkunstelijkste werk, zo lezen we. En dat is te begrijpen, want hoe erg deze scheiding-makende voorhang ook is(!), toch spreekt deze scheiding tot Gods eer. God wordt namelijk ook ge-eerd, verheerlijkt in Zijn heiligheid, al zou er nooit meer toenadering tussen God en ons komen...
De kleuren van de voorhang zijn hemelsblauw, purper en scharlaken. Hemelsblauw wijst duidelijk op de hemel, waar God woont, oneindig ver boven ons. Purper wijst ons op de kleur van Christus' bloed tot reiniging en scharlaken wijst ons op de zonde, die niet uitgewist kan worden, dan alleen door dat bloed.
Op de voorhang zijn cherubs afgebeeld, engelenfiguren.
God zegt duidelijk in het tweede gebod, dat Israël geen beeld mag maken, geen afbeelding. En nu geeft Hij Zelf het bevel, dat er wel afbeeldingen mogen/moeten worden gemaakt. Hoe zit dat? Wel, God verbiedt in het Tweede Gebod niet totaal het maken van afbeeldingen, maar Hij bedoelt, dat we geen afbeeldingen van Hem mogen/kunnen maken en ook dat we Hem niet mogen dienen door middel van afbeeldingen. Deze cherubs mogen daarom wel worden afgebeeld.
Volgende keer schrijf ik verder over de voorhang en zijn betekenis. Nu eindig ik met deze ernstige opmerking: God heeft tot ons gesproken door middel van de voorhang en Hij zegt ons:
`Ik ben heilig en jij bent zondaar!'
Vorige keer hebben we iets gezien van het voorhangsel, dat in de tabernakel werd opgehangen tussen het eerste en het tweede deel, tussen het heilige en het heilige der heiligen. We zagen de kleuren ervan en de engelfiguren erop. Nu ga ik iets verder in op wat de Bijbel nog meer zegt over dat voorhangsel. Ik schrijf Mattheüs 27 vers 51; Hebreeën 6 vers 19, 20; en 10 vers 19, 20 over:
1. En zie, het voorhangsel des tempels scheurde in tweeën, van boven tot beneden.
2. Wij hebben de hoop als een anker der ziel, hetwelk zeker en vast is en het gaat in in het binnenste van het voorhangsel, waar de Voorloper voor ons is ingegaan, namelijk Jezus.
3. Wij hebben vrijmoedigheid om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, op een verse en levende weg, welke Hij ons ingewijd heeft door het voorhangsel, dat is door Zijn vlees.
Eerst nog iets over de engelfiguren op het voorhangsel. Voor het eerst is in de Bijbel sprake van cherub-engelen in Genesis 3, waar God de mens uit het paradijs drijft en de toegang tot de boom des levens bewaakt met engelen, cherubs / cherubim, die een vlammend zwaard in hun hand hebben. De tweede keer, dat de Bijbel over cherubs spreekt is in Exodus 25 bij de ark, waarop het gouden verzoendeksel ligt. Aan dat gouden verzoendeksel zijn twee cherub-engel-figuren vastgemaakt. God laat ons daardoor weten, dat de verzoening van onze zonde niet in strijd is met Zijn heilige en rechtvaardige straf op de zonde!
Nu verder over de taal, die de Heere spreekt in het Nieuwe Testament door middel van het gordijn van scheiding. Door Jezus' dood op het vloekhout van Golgotha, scheurt dat voorhangsel van de tempel middendoor. Het scheurt van boven naar beneden. Dit is niet gewoon, maar een groot wonder. En de Heere zegt daarmee tot ons, dat de toegang van ons tot God weer geopend is door de offerdood van Zijn Zoon Jezus Christus, door het dierbaar bloed, dat Hij gestort heeft op de kruisheuvel!
Al blijft God heilig en al blijven wij zeer vuile zondaren en al blijft God de zonde haten, tòch is de weg van God tot ons en van ons tot Hem weer geopend. Tòch kan er nu weer omgang zijn tussen God en ons en mogen wij weer tot Hem naderen.
O, wat een onbegrijpelijk groot wonder! Wij zelf hebben immers scheiding gemaakt tussen God en ons en wij willen vanuit onszelf deze scheiding ook maar wat graag in stand houden. Maar ..., de Heere wil Zijn volk niet eindeloos in het verdriet en in de vreselijke zondeval laten. Hij heeft de hemel gescheurd en Zijn Zoon gegeven. En engelen getuigen ervan in de velden van Efratha. En nu Gods Zoon Zijn ziel heeft overgegeven in de dood, heeft Hij het voorhangsel van scheiding gescheurd. En God zegt ons daarmee: je mag toch weer bij Mij komen.
Daarom roept Paulus ons ook in Hebreeën 4 vers 16 op: "Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot de Troon der Genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwame tijd!"
Met de Troon der Genade wordt de ark met het verzoendeksel in het heilige der heiligen bedoeld. En Paulus kan ons nu oproepen om toe te gaan, omdat het voorhangsel gescheurd is.
In deze brief aan de Hebreeën schrijft Paulus nog meer over het voorhangsel. Hij zegt in hoofdstuk 6: de hoop gaat in tot achter het voorhangsel en is net als een anker.
Waar heb je een anker voor nodig? Als je dreigt op rotsen of het strand schipbreuk te lijden. Dàn werp je een anker uit. Zo is het geestelijk ook. Gods kinderen hebben het vaak hard te verduren in de storm van aanvechtingen en vurige pijlen van de boze. Maar ze mogen het anker uitwerpen. En het wordt uitgeworpen achter het voorhangsel. Waar is dat? Waar God woont, waar het bloed der verzoening is. Ja, waar de Voorloper, Jezus, Zelf is ingegaan om als verheerlijkte Profeet, Hogepriester en Koning Zijn arme volk onophoudelijk te beveiligen en te zegenen.
In hoofdstuk 10 gaat het ook over het gescheurde voorhangsel. Christus heeft door te sterven Zijn ziel en Zijn lichaam vaneen gescheurd en nu is voor doodschuldige zondaren de toegang tot God vrij. Voor wie? Voor allen, die in het paradijs God verlieten. Zij mogen met berouw terug keren tot Hem, in vast vertrouwen dat Hij ze niet verstoot! En daarom spreekt het (gescheurde) voorhangsel ons van Gods heiligheid én van Zijn lieflijkheid (Psalm 27 vers 3).