Uit het boek Openbaring - hoofdstuk 8
Auteur: ds. W. Pieters
Eén van de moeilijkste vragen van het boek Openbaring is hoe de volgorde van de hoofdstukken uitgelegd moet worden. Volgt hoofdstuk 8 (en volgende) chronologisch (= wat tijd betreft) op hoofdstuk 7? Of bevatten de hoofdstukken 8 en 9 enz. een nieuwe beschrijving van wat er in voorgaande hoofdstukken al beschreven was?
Als hoofdstuk 8 (en volgende) chronologisch op hoofdstuk 7 volgt, dan gebeuren de dingen die we hierin lezen, dus na de wederkomst van Christus (hoofdstuk 6 vers 12-17). Óf deze laatste verzen van hoofdstuk 6 gaan niet over Zijn wederkomst.
Voor zover ik het boek Openbaring versta, ziet (en beschrijft) de apostel Johannes steeds vanuit een ander gezichtspunt dezelfde gebeurtenissen. Met hoofdstuk 8 (en volgende) zijn we niet aangeland in een 'tijd na de wederkomst ten oordeel', maar gaat het over dezelfde kerkgeschiedenis vanaf Christus' hemelvaart tot aan Zijn wederkomst.
Waarover gaat het in Openbaring 8? Het Lam opent het zevende zegel van het boek dat God Hem gaf. Wat voor boek is dat? Daarin staan opgeschreven alle besluiten van God. Nu worden ze door Christus uitgevoerd. Voordat dit gebeurt, is Johannes er getuige van dat er in de hemel een stilte valt van een half uur.
Indrukwekkend!
Moet je je indenken dat je bij een vergadering bent, een kerkdienst, en dat er dan een HALF UUR lang niets wordt gezegd!!
Waarom gebeurt dit?
Verklaarders wijzen naar Lukas 1 vers 10 waar we lezen dat heel de menigte van het volk buiten de tempel bidt wanneer de priester in het heilige bij het reukaltaar is. Het wijst dan op het gebed dat in stilte wordt opgezonden. In de bijbelverklaring van Matthew Henry wordt verwezen naar Zacharia 2 vers 13:
"Zwijg, alle vlees, voor het aangezicht des HEEREN! want Hij is ontwaakt uit Zijn heilige woning."
We kunnen ook denken aan Habakuk 2 vers 20:
"De HEERE is in Zijn heilige tempel. Zwijg voor Zijn aangezicht, gij ganse aarde!"
Diepe eerbied vervult de hemellingen, en moet ook ons vervullen, wanneer we bedenken Wie God is en wat Hij doet om Zijn kerk te verlossen. Want daar gaat het over: Zijn kerk wordt verlost.
Dat was in de visioenen over het verbreken van de zeven zegels ook wel het thema, maar nu van een andere kant belicht.
Nu wordt ons in de volgende visioenen of taferelen voorgesteld hoe het de wereld zal vergaan, wanneer God Zijn kerk beschermt.
Daarom lezen we ook in de verzen 3, 4 en 5, dat alle dingen die er gaan komen, gevolgen zijn van het gebed van Gods kinderen. Nee, zij bidden niet om oordelen en verwoesting, maar zij bidden om verlossing. En die verlossing houdt ook oordeel en verwoesting in (vers 5):
"En de engel nam het wierookvat, en vulde dat met het vuur van het altaar, en wierp het op de aarde; en er geschiedden stemmen, en donderslagen, en bliksemen, en aardbeving."
Vervolgens komen de zeven engelen aan de beurt, die allemaal een bazuin krijgen om te bazuinen. In vers 7 lezen we wat er gebeurt:
"En de eerste engel heeft gebazuind, en er is geworden hagel en vuur, gemengd met bloed, en zij zijn op de aarde geworpen; en het derde deel der bomen is verbrand, en al het groene gras is verbrand."
Of we hagel, vuur en bloed, én bomen en gras moeten betrekken op de natuur (letterlijk), of dat onder beeldspraak geestelijke dingen zijn afgebeeld - zeker is dat het heel aangrijpend en huiveringwekkend is. Neem het maar eens letterlijk, dat een derde deel van Nederland verbrandt, al de bossen op de Veluwe, immense stukken grasland in Zuid-Holland ..., niets anders meer over dan een smeulende hoop.
Bij deze ramp, dit oordeel, worden we herinnerd aan sommige plagen die over Egypte kwamen, toen God Zijn kerk ging verlossen. Wanneer we letten op het karakter van dit laatste Bijbelboek, lijkt het er echter op dat we dit oordeel figuurlijk moeten nemen. De vraag is nu wát er dan precies wordt bedoeld. De statenvertalers vatten het op als iets wat is gebeurd in de vierde en vijfde eeuw van de Christelijke jaartelling:
Zoals de gezonde leer bij regen wordt vergeleken, zo wordt deze verderfelijke leer bij hagel en vuur vergeleken, die het aardrijk doet verdorren; hier wordt ook bloed bij gesteld, omdat zij met grote vervolging, onder keizer Constantijn en anderen, door een groot deel der wereld gemengd was, waardoor een derde deel der bomen, dat is de leraars der gemeente zijn verleid, en het groene gras is verbrand; dat is, de gewone leden, die wel schenen te groenen in de gemeente, maar, zonder de rechte wortel, zijn bedorven, zoals Christus spreekt over zulken die afvallen.