Bijbelcatechisatie Richteren
Auteur: ds. W. Pieters
Het boek, dat ‘Richteren’ wordt genoemd, ontleent zijn naam aan de hoofdpersonen in deze periode van de geschiedenis van het volk Israël. Bij het door lezen komen we belangrijke mannen tegen. Ze zijn van onschatbare waarde voor het voortbestaan van Israël. Zonder hen zou, menselijk gesproken, het volk totaal zijn omgekomen. De Heere schenkt deze verlossers in tijden van nood en zij richten het volk na zo’n verlossing. Dit ‘richten’ betekent: Gods Wet, orde en gezag handhaven. Sommigen van deze mannen zijn ons onbekend, alleen de naam weten we; verder (bijna) niets. Anderen leven in onze herinnering voort vanwege hun grote daden, waarmee ze het volk heil aanbrengen. Door deze grote daden zijn deze mannen voorafschaduwingen van de grote Richter en Verlosser, Die Zijn volk brengt uit ‘s vijands macht, door Zijn offerande aan het hout van Golgotha en door Zijn voortdurende Koninklijke bescherming vanaf Zijn verheerlijkte staat aan ‘s Vaders rechterhand. We zien dat gedurende alle eeuwen Gods trouw zich welft over Zijn Kerk; ook nu in onze donkere eeuw!
We zien in dit boek een dubbel ‘refrein’, een droevig en een blij. Het droevige refrein is: het volk zondigt steeds door! Het blijde refrein is: God bewaart desondanks Zijn trouwverbond! Het ene stemt ons tot zelfonderzoek, waarbij we ons ernstig afvragen ben ik ook zo hardnekkig, onwillig, dwars? Het andere doet ons verwonderd vragen hoe lang, o God, houdt Gij het uit met mij, zulk een verkeerd mens? Deze les wil de Heere in dit boek ons leren, opdat we ons diep voor Hem verootmoedigen en tegelijkertijd Hem hartelijk loven, omdat Hij ook voor ons onvoorstelbaar goed is en taai van geduld. Gods bedoeling in het verhalen van deze geschiedenissen is niet ons kennis bijbrengen van oude tijden en gebeurtenissen, maar bevindelijke kennis van Hem. Deze geschiedenissen zijn immers Gods Zelfopenbaring aan Zijn schepselen: Hij tekent in enkele lijnen wie wij zijn, om daartegenover helder te doen uitkomen, Wie Hij is. Zo maakt de zonde van de mens Hem nog meer glorierijk...
We leren uit de chaotische toestanden van dit boek ook hoe noodzakelijk orde en gezag is. De overheid is gegeven, omdat de gevallen mens ─ zoals de heidense dichter Plaustus al zei ─ een wolf is voor zijn naaste. We lijken op verscheurende dieren; we zijn nog erger... Zolang dit wordt ingetoomd door geweten, politie, opvoeding en sociale controle, houden we het niet voor mogelijk dat we in staat zijn anderen koelbloedig te vermoorden. Maar neemt de Heere de rechtsmacht weg, dan zijn ook wij moordenaars van onze naasten! Dan zijn allerlei misdaden aan de orde van de dag. Daarom is het van onschatbare waarde dat we in Nederland een rechtsorde kennen.
De inhoud van het boek Richteren
1 Na de dood van Jozua neemt de stam Juda de leiding. De strijd om het bezit van het land, die onder Jozua’s leiding nog niet was voltooid, wordt voortgezet. Er worden door Gods wondere kracht overwinningen geboekt. Helaas roeien de Israëlieten niet al de afgodendienaren in het land uit. Velen laten ze leven, waardoor die tot een valstrik voor hen worden. Sterke bekoring gaat uit van hun wellustige afgodendienst. Door eigen laksheid en ongehoorzaamheid brengt het volk zich dus in verleiding tot zonde, waardoor Gods toorn gaande wordt gemaakt. Wacht je voor de mogelijkheid van zondigen! Het is een list van satan!
2 Het volk wordt door de Engel des HEEREN bestraft. Nadrukkelijk was hun verboden met de heidense inwoners een verbond te sluiten, maar wat zijn ze ongehoorzaam! Het volk ─ waarschijnlijk bijeen voor een feest ─ weent over zijn misdrijf. Maar helaas is gedurende de hele geschiedenis van het bondsvolk steeds weer tegen deze verordening gezondigd. In korte bewoordingen wordt nu een relaas geboden van de komende eeuwen van Israëls geschiedenis: ze verlaten de HEERE, volgen andere goden, Baäl en Astharte, buigen zich voor hen, dienen die en verwekken zo God tot toorn. Die geeft hen als straf over in de hand van vijanden, die hen beroven en kwalijk behandelen. Gods hand is tegen hen ten kwade. Het wordt zeer benauwd en het volk begint te roepen tot God met berouw en met belofte van verbetering. Dan verwekt God een richter die hen verlost. Maar ─ o hoe vreselijk! ─ na korte tijd horen ze niet meer naar hem en de volgende generatie pleegt weer dezelfde geestelijke en lichamelijke hoererij... (net als wij?) Dit wordt in het volgende hoofdstuk van Richteren (vers 7-14) duidelijk geïllustreerd.
3 Het optreden van de eerste richter wordt vermeld: Othniël, die het volk verlost van de koning van Mesopotamië. Vanwege ongehoorzaamheid van het volk laat God na veertig jaar Eglon, de koning der Moabieten over hen komen, die Israël achttien jaar(!) verdrukt. Door list en bedrog verslaat Ehud hem. En tachtig jaar lang is er rust. Samgar is de volgende richter; hij strijdt tegen de Filistijnen met een ossenstok (een zeer gevaarlijk instrument, geschikt om rovende bandieten-groepen te verslaan).
4 Jabin, koning der Kanaänieten, onderdrukt door de ‘ijzeren hertog’ Sisera (vergelijk Alva in onze Tachtigjarige oorlog) het volk twintig jaar! Negenhonderd strijdwagens (te vergelijken met onze meest geavanceerde tanks) heeft hij in de strijd tegen Israël, een volk van boeren met dorsvlegels. Niemand in Israël is moedig genoeg om tegen hem te strijden. Dan verwekt God de vrouw van Lappidoth, Debora, dat zij Barak aanspoort om de strijd te wagen in de Naam des HEEREN. Waarom verwekt God niet Barak zelf? Waarom de schande dat een vrouw deze (lafhartige) man moet aansporen? Om duidelijker te doen zien, hoe vervallen en ingezonken de situatie in die tijd is. Ondanks alles is Barak toch een dapper man, want hij gáát, terwijl de strijd absoluut hopeloos schijnt... Hoe verloopt de strijd echter? Sisera trekt heel zijn macht van ijzeren strijdwagens bijeen in het dal van de beek Kison. Deze vlakte is – wanneer er (overvloedige) regen valt – moerassig. En dat laat de HEERE op het onverwachtst gebeuren. Ontzettende regen- en hagelbuien storten neer. Het dal wordt één moeras, de strijdwagens raken vast en Sisera moet vluchten op zijn voeten, zoals er tweemaal nadrukkelijk bij staat. Hij vlucht de vrouwentent van een Keniet binnen (de stam der Kenieten is neutraal), waar Jaël hem met een tentharing de slaap doorboort. De overwinning is dus – tot schande van de mannen, die krachtens scheppingsorde zijn bedoeld om leiding te geven – in het bijzonder een vrouwenaangelegenheid...
5 De overwinning wordt bezongen, waarin de laksheid van sommigen wordt veroordeeld.
6-7 Gideon (die wel weet heeft van Gods grote daden in het verleden, maar geen hoop heeft op de toekomst, omdat het schijnt dat de HEERE Zijn volk heeft verlaten) wordt door God geroepen. Zijn ongeloof wordt door grote tekenen genezen. God bemoedigt en sterkt hem. Het afgodsbeeld in het huis van zijn vader breekt hij op Gods bevel af! Het machtige leger van de Midianieten wordt door maar driehonderd man verslagen, zonder dat door hen wordt gestreden: God doet het! Weigerende Israëlieten, die als NSB‑ers heulen met de vijand, worden voorbeeldig gestraft. Gideon weigert het koningschap, maar wordt helaas – ondanks zijn godzaligheid! – een valstrik voor Israël door afgoderij... Kun je zien, hoezeer we altijd waakzaam moeten blijven en niet vertrouwd zijn om los te lopen.
8, 9 Abimelech, Gideons zoon, doodt zijn broers en wil ‘koning’ zijn. Jotham voorspelt zijn ondergang. Dit gebeurt ook, doordat zijn partijgangers zich tegen hem keren. Door een molensteen wordt zijn hersenpan verpletterd. Zo beloont satan zijn gewillige dienaren ook nu nog...!
10 Thola richt Israël 23 jaar. Jaïr richt Israël 22 jaar. Het volk valt weer af van God, weer straft de Heere het, weer roepen ze in hun grote benauwdheid tot God, maar nu zegt Hij dat Hij hen niet meer zal verlossen. Hij heeft ze immers al zo vaak verlost, nu is Zijn grote geduld ten einde. Maar als het volk zich oprecht verootmoedigt, zendt God toch weer een verlosser. Zo is onze God!
11 Jefta strijdt tegen de onderdrukkende Ammonieten, nadat een diplomatiek gezantschap niets uithaalt. Hij belooft aan God te zullen offeren wat hem na de overwinning het eerst uit zijn huis tegemoet komt. Dat blijkt helaas zijn enige dochter te zijn, die hij aan God toewijdt. Wordt zij geofferd? Het is God niet aangenaam! Het kan ook zijn, dat zij haar leven lang ongehuwd / maagd blijft.
12 De richters Ebzan, Elon en Abdon; al zijn ze onbekend, God heeft ze gebruikt: de hoogste eer. Wij zijn immers niet belangrijk!
13 De geboorte van Simson wordt aangekondigd. Hij moet Nazireeër zijn (Numeri 6). Vader Manoach vreest te moeten sterven vanwege de verschijning van de Engel, maar zijn vrouw weet: als God ons wilde verderven, liet Hij niet zulk een goede boodschap brengen. Hier zien we de les: God vrezen en op Hem vertrouwen, omdat Hij zulk een goed Evangelie laat verkondigen!
14 Simson verslaat een leeuw, trouwt met een Filistijnse, waaruit de gelegenheid ontstaat om de eerste strijd tegen de onderdrukkers van Israël te beginnen. Daarom staat er ook dat dit van de HEERE is.
15 Weer strijdt Simson tegen de Filistijnen. Hij verslaat een bende van deze onbesnedenen met de onderkaak van een ezel. Hij beroemt er zich (hoogmoedig) zó op, dat God hem van dorst bijna laat omkomen (om hem zo een lesje in nederigheid / afhankelijkheid te leren...)
16 In Gaza gaat hij naar een hoer (waar is een kind en knecht van God al niet toe in staat!). Later knoopt hij vriendschap aan met de verleidster Delila. Dit wordt zijn ondergang. De vijanden nemen hem gevangen. Toch doodt hij – als antwoord van God op zijn smeekbede – bij zijn sterven meer vijanden, dan ooit in zijn leven. Zijn sterven is geen zelfmoord, maar een daad van zelfopoffering, om zijn volk te verlossen; hierin lijkt hij enigszins op de Meerdere Simson, zie Johannes 10 vers 18.
17-18 Een afgodsbeeld wordt door Micha opgericht in het gebergte van Efraïm. We krijgen een tekening van de verwording die in die dagen heerst (net voor Samuël en koning David)! Sommigen van de stam Dan gaan op onderzoek uit om meer leefruimte. Ze vinden Laïs; onderweg nemen ze het afgodsbeeld en de priester van Micha mee. Zo is het te verklaren dat door Jerobeam in later eeuw een gouden stierkalf in Dan – het vroegere Laïs – wordt geplaatst: kleine oorzaken, grote gevolgen...
19-21 Gruweldaad van homoseksualiteit en verkrachting te Gibea: onvoorstelbaar is de zedeloosheid van het verbondsvolk. Ons driftleven is zonder Gods genade niet in te tomen, zoals ook heel duidelijk blijkt in onze eeuw, waarin alles mag. Deze schanddaad wordt door de overige stammen terecht gewroken. Want Gods eer is ermee gemoeid! Maar de manier waarop dit gebeurt, is buiten alle proporties. Hier zien we twee uitspattingen: enerzijds van seksueel geweld en anderzijds van wraakzucht. Beide zijn een teken van de gruwelijke ontaarding van het verbondsvolk. Ondanks de grote zonde mag de stam van Benjamin door Gods goedheid blijven bestaan.
Het geheel van dit boek laat zien, hoe smartelijk het die mens vergaat die God en Zijn gebod verlaat, al is hij verbondskind...
Simson
Als we het niet wisten uit Hebreeën 11 vers 32, zouden we eraan twijfelen of Simson wel echt een kind van God is. We zien in deze man hoe ver het kan gaan al ben je kind en knecht van God. Eerst wil hij trouwen met een Filistijnse. Vervolgens gaat hij ‘gewoon’ naar een hoer in Gaza. Moet je indenken dat een ouderling of predikant dit zou doen... Ten slotte woont hij samen met Delila. Huiveringwekkend! Simson is een schip op ‘t strand en dus voor ons allen een baken in zee! We moeten uit de zonden van Gods kinderen geen aanleiding nemen om er luchthartig over te denken, en helemaal niet om ze daarin na te volgen... De Heere laat ons weten dat deze rechtvaardige man zwaar boet voor zijn driften (blind, gevangen en bedolven onder het puin gestorven). Vergeet dit nooit. De tijd waarin hij leeft, is vol onreinheid. De Kanaänieten besmetten de Israëlieten en zelfs de Nazireeër Simson ontkomt niet aan deze verderfelijke invloed.
Besmettelijk
Zonde is besmettelijk. Laat ons daarom alle gelegenheden tot zonde vermijden! Het volk Israël meent dat het zo’n vaart niet loopt en dat het wel goede maatjes met de vijanden kan worden. Wie vriendschap sluit met de wereld, schrijft Jakobus in hoofdstuk 4 vers 4 van zijn brief, is een vijand van God! Opmerkelijk is in de afgodische wereld van Kanaän dat seksuele uitspattingen er niet alleen veelvuldig voorkomen, maar officieel zijn toegestaan en zelfs worden voorgeschreven. Wij kunnen ons geen voorstelling vormen van de vreselijke onkuisheid, waarmee de verbondskinderen worden geconfronteerd, wanneer zij enigszins kennis maken met hun Kanaänietische buren.
Jefta
We kunnen uit Jefta’s belofte leren dat alle geestelijke gevoelens, beloften en ondernemingen nog niet per definitie godzalig zijn. We moeten ons nauwgezet onderzoeken bij het onfeilbaar Woord van God of onze gedachten en beloften, onze daden en besluiten wel God behagen. We kunnen het nóg zo goed menen, maar wanneer het niet op Gods Woord gegrond is, keurt de Heere het af! Denk aan allerlei roomse wetten om iets te verbieden of voor te schrijven: eigenwillige godsdienst. Voor ons is van belang: is iets uit God of uit ons verdorven godsdienstig gemoed.
Mensenhulp
In Richteren 4 en 6 gaat het tweemaal over het voeren van een oorlog: Barak moet strijden tegen koning Jabin, en Gideon moet strijden tegen de Midianieten. Beide aanvoerders verzamelen een groot leger. Maar terwijl Barak met zijn complete leger mag en moet uittrekken, geeft God aan Gideon het bevel om zijn leger tot op driehonderd man te verminderen. Waarom? Als Gideon af gaat op Gods Eigen handelwijze in de geschiedenis met Zijn volk, dan kan hij terecht concluderen dat het heel niet verkeerd is om met een groot leger ten oorlog te trekken. Maar in zijn geval is het toch fout. En wanneer iemand andersom uit de geschiedenis van Gideon nu het besluit trekt, dat we dus niet met al onze inspanningen de ons ter beschikking staande middelen mogen gebruiken, dan vergist hij zich ook. Dingen liggen niet zo eenvoudig! Soms mag je gebruik maken van middelen, maar nooit zonder op de HEERE alleen te vertrouwen. Soms wil Hij dat je alleen op Hem vertrouwt zonder menselijke hulp. Gewoonlijk mogen we echter mensen om hulp vragen. Maar dan zoals Calvijn schrijft:
“Bedoelt u dat wij alleen God moeten aanroepen?” “Ja, want Hij vraagt ons gebed als een eer die alleen aan Zijn Godheid toekomt.” “Als dit zo is, hoe kan het dan dat we de hulp van mensen mogen inroepen?” “Dat zijn twee verschillende zaken, want wij roepen God aan om te betuigen dat wij niets goeds verwachten, dan van Hem en nergens anders onze toevlucht vinden. Terwijl wij hulp van mensen zoeken, slechts voorzover Hij het ons toestaat en hun de macht en het middel geeft om ons te helpen.” “U wilt daarmee zeggen: wanneer wij de hulp van mensen vragen, dat dit niet in strijd is met de verplichting om God alleen aan te roepen; en dat wij bij hen geen hulp zoeken, dan voorzover God hen heeft aangesteld als de dienaars en uitdelers van Zijn weldaden, om er ons deel aan te doen hebben?” “Zo is het en inderdaad moeten wij al het goede dat ons van hen toe komt, ontvangen alsof het van God Zelf kwam, want in waarheid is Hij het Die het ons door hun handen doet toekomen.”
Droom De droom die Gideon hoort verklaren is ook bij deze heidense soldaat geen toeval. Als ook dromen onder Goddelijke besturing staan, dan moet Gods voorzienig bestel wel alomvattend zijn! O, wat is God groot en dus al ons vertrouwen waard!
Gibea
Als je de laatste drie hoofdstukken van Richteren leest, ijs je van ontzetting. Bij het voorlezen aan tafel heb ik wel eens de neiging gehad om deze hoofdstukken maar over te slaan. Ze staan dan ook niet in de Bijbel, omdat ze ons zo stichten, maar ze zijn een vreselijke tekening van ONS verdorven en zeer diep gevallen bestaan. En de uiteindelijke bedoeling is toch maar, dat wij ons eerlijk onderzoeken, of dit ook in ons hart leeft... En wie zichzelf recht leert kennen kan niet anders, dan zich diep, diep schamen: zo ben ik...










