Woorden van Jezus (Mattheus 24,25)
Auteur: ds. W. Pieters
Nadat Jezus Zijn ernstige waarschuwing heeft laten horen richting de Joodse leidslieden, vertrekt Hij uit de tempel. De discipelen hebben alles gehoord, maar het lijkt net alsof het toch niet al te veel indruk op hen heeft gemaakt, want wat lezen we in hoofdstuk 24?
"... en Zijn discipelen kwamen bij Hem om Hem de gebouwen van de tempel te tonen."
Ik kan me vergissen, maar het lijkt er volgens mij niet op dat ze iets begrepen hebben van Jezus' woorden die Hij net in die tempel heeft gezegd. Het zijn net kleine kinderen. Als je tegen een klein kind iets heel ergs hebt vertelt, bijvoorbeeld dat er iemand is gestorven, dan kan het zijn dat zo'n kind opeens zegt: o papa, kijk eens wat een mooie vlinder! Het heeft heel geen oor voor het ernstige bericht, alleen voor wat hij op dat moment ziet.
Zo lijkt het dat de discipelen niet echt onder de indruk zijn van de tempelrede, maar veel meer van de tempelgebouwen. Het lijkt dat ze nog zo vleselijk zijn, zo aardsgezind, dat ze veel meer oog hebben voor uitwendige schoonheid, dan voor inwendige waarheid.
Wat zegt Jezus hierop? We lezen het in vers 2:
"En Jezus zei tot hen: 'Ziet gij niet al deze dingen? Voorwaar zeg Ik u: hier zal niet één steen op de andere steen gelaten worden, die niet afgebroken zal worden."
Wat een heerlijk Evangelie lezen we in deze verzen.
Ja, misschien wrijf jij je ogen ook wel uit, en denk je: hoe kunt u dat nou toch schrijven? Als Jezus zegt dat die prachtige tempel, dat huis van God, zal worden afgebroken, dan is dat toch geen Evangelie, geen blijde boodschap, geen goede tijding! Dan is dat toch oordeel en gericht?!
En dat laatste is ook zo. Dat de tempel zal worden afgebroken, is een oordeel. Maar toch: wat een heerlijk Evangelie!
Waarom? Omdat in deze woorden verborgen zit DAT DE TEMPEL NIET LANGER MEER NODIG IS. En waarom dan niet? Omdat de offerdienst niet langer meer nodig is. En waarom dan niet? Omdat hét Offer is gebracht.
Toch is er ook een ontzaglijk oordeel in deze woorden van de Heere Jezus. En daar gaat Hij even later verder op in. De discipelen zijn door deze ernstige woorden namelijk zodanig onthutst dat ze - als ze buiten Jeruzalem zijn gekomen en op de Olijfberg nog eens omzien naar de prachtige stad en de onvoorstelbaar prachtige tempelgebouwen - Hem vragen: wanneer zal dat dan gebeuren?
En dan gaat Jezus twee dingen doen. Hij vertelt ze over twee gebeurtenissen in enen. Hij vertelt over de komende verwoesting van de tempel en van heel Jeruzalem (door de Romeinen in het jaar 70, dus bijna veertig jaren na Zijn kruisiging), én Hij vertelt ze over Zijn wederkomst op de wolken des hemels (nu binnenkort).
De verwoesting van stad en tempel is het eindpunt van de Oudtestamentische bediening van het genadeverbond. En dat einde wijst naar een ander einde, namelijk van de Nieuwtestamentische bediening van het genadeverbond: bij Jezus' terugkeer als wereld-Rechter.
Wat we uit het begin van deze ernstige en indrukwekkende rede van Jezus kunnen leren, is dat het niet gaat - en ons ook niet mág gaan - om de uitwendige gebouwen. Het gaat om de inhoud. De kerkgebouwen zijn niet van belang, maar de kerkdienst. De stenen van het gebouw zijn niet heilig, maar de geestelijke of levende stenen van de geestelijke tempel, het werkelijk huis van God, namelijk de Christelijke gemeente, díe zijn belangrijk!
Ja, dat was in het Oude Testament ook al wel zo, maar het wordt nog veel duidelijker in het Nieuwe Testament. Jezus zegt tegen de Samaritaanse vrouw in Johannes 4, dat het niet gaat - zoals zij dacht - om de (Samaritaanse) tempel op de berg Gerizim en ook niet - zoals de discipelen dachten - om de (Joodse) tempel op de berg Sion, want ...
"de ure komt, en is nu, wanneer de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid."
Paulus maakt zijn lezers duidelijk (I Korinthiërs 3 vers 16):
"Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt, en de Geest Gods in u woont?"
Petrus zegt in het tweede hoofdstuk van zijn eerste brief (vers 5):
"Gij wordt als levende stenen gebouwd tot een geestelijk huis, tot een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden op te offeren, die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus."
In Openbaring lezen we zelfs (hoofdstuk 21 vers 22):
"En ik zag geen tempel in het heilige Jeruzalem, want de Heere, de almachtige God, is haar tempel, en het Lam."
Daarom brengen wij geen dieroffers en hebben wij geen priesters. Wij leven in een waar geloofsvertrouwen van hét Offer en dé Priester.
Jij ook?
Laten ze alle kerkgebouwen maar slopen - al zou het vreselijk, vreselijk erg zijn!!! -, als jij persoonlijk maar een steen in de geestelijke tempel bent geworden ...
Woorden van Jezus - Mattheüs 25
Onderdeel van Jezus' ernstige voorzegging van de wederkomst in Mattheüs 24 (zie vorige nummer van 'De Catechisant'), is de gelijkenis van de vijf wijze en de vijf dwaze maagden, waarmee Mattheüs 25 begint:
"Dan zal het Koninkrijk der hemelen gelijk zijn aan tien maagden, die hun lampen namen, en uitgingen de bruidegom tegemoet."
Deze gelijkenis is gericht op zelfbedrog. Heel veel gelijkenissen van Jezus zijn daarop gericht. Misschien wel de meeste. Het is ook zo erg, om jezelf te bedriegen! Om jezelf VOOR EEUWIG te bedriegen ...
Daarom waarschuwt Jezus ervoor. Het gaat over het Koninkrijk der hemelen. Dat is meermalen aan de orde geweest. Want dat is aangebroken met de komst van Koning Jezus.
Bij deze Koning horen onderdanen.
Het Koninkrijk wordt afgebeeld door een bruiloft. De Koning is de Bruidegom. En de onderdanen worden hier vergeleken met bruidsmeisjes. Tien zijn er. De helft van hen is wijs en de helft is dwaas. Beide groepen horen bij de Bruidegom. Alle tien zijn ze op weg naar de Bruiloft, naar het komende Koninkrijk. En toch, vijf horen niet bij de Koning, de Bruidegom; vijf zullen niet binnen komen in het Koninkrijk, de Bruiloft. Vijf zullen straks buitenstaan!
Hoe komt dat toch? Mochten ze niet binnengaan? Ze kwamen te laat! Hoe kwam dat? We kennen de gelijkenis, nietwaar? Ze hadden niet genoeg olie bij zich. Ze hadden zich niet goed voorbereid. Ze waren zo dom om te denken dat dat niet hoefde.
Wat is dus wijs? Genoeg voorbereidingen treffen.
Wat is dwaas? Onvoorbereid de komst van Christus tegemoet reizen.
Jezus legt Zelf de gelijkenis iets anders uit in het laatste vers (vers 13). Hij zegt:
"Waakt dan!"
Hiermee maakt Hij duidelijk dat het heel belangrijk is om niet onvoorziens de Heere te moeten ontmoeten. We moeten wakker zijn, ervoor klaar zijn.
En natuurlijk stelt deze gelijkenis schrijver en lezers voor de vraag: ben ik dwaas of ben ik wijs? Ben ik op de komst van de Hemelse Bruidegom voorbereid, of niet? Een belanrijke vraag is in dit verband: heb ik alleen olie in de lamp, of heb ik ook olie in het vaatje?
3 Modern gezegd: heb ik alleen batterijen in de zaklamp, of heb ik ook reserve-batterijen meegenomen? In het laatste geval ben ik beter op alle dingen voorbereid, dan in het eerste geval.
Calvijn zegt: het gaat er maar om dat we niet voor een klein poosje ijverig zijn, maar dat we het blijven. Dit nu leren we ook uit een ander woord van de Heere Jezus in Mattheüs 10 vers 22. Hier heeft Hij het over vervolgingen, en het gevaar, dus, om toe te geven, het geloof en Christus te verloochenen. Daarom zegt Hij:
"Gij zult door allen gehaat worden om Mijn Naam; maar wie volstandig zal blijven tot het einde, die zal zalig worden."
De gelijkenis van de vijf wijze en vijf dwaze maagden heeft Hij gesproken tot Zijn discipelen. De waarschuwing is gericht aan het adres van de ware gelovigen. Het is dus niet alleen voor de naamchristen en de schijngelovige. Maar het is (ook) voor de oprechte kinderen van God.
Misschien denk je: maar die zullen toch zeker zalig worden?! Die behoren toch (automatisch) tot de vijf wijze maagden?! Of kan het zijn dat een kind van God verloren gaat? Dat je als kind van God tot de vijf dwaze maagden gaat behoren?
Het antwoord is: wie meent te staan, zie toe dat hij niet valle ...!
Jezus waarschuwt Zijn discipelen allemaal; niet alleen Judas, maar ook Petrus en Jakobus en Mattheüs. Waarom waarschuwt Hij ze toch? Zij kunnen toch niet verloren gaan in der eeuwigheid?!
Luister, de manier waarop God Zijn kinderen uiteindelijk doet zalig worden, is nu net deze: waarschuwen, tot zelfonderzoek aansporen, waakzaam maken. Let maar op twee gelijksoortige uitspraken van Jezus tot Zijn discipelen, in Lukas (17 vers 32):
"Gedenkt aan de vrouw van Lot."
En hoofdstuk 21 vers 34-36:
"Wacht u dat uw harten niet te eniger tijd bezwaard worden met brasserij en dronkenschap, en zorgvuldigheden van dit leven, en dat die dag u niet onvoorziens overkomt. Waakt dan te allen tijd."
Terwijl Jezus net tevoren (vers 18) tot hen zegt:
"Niet één haar uit uw hoofd zal verloren gaan."
De gelijkenis van de tien meisjes leert ons dat eenmaal de deur gesloten zal zijn, niet alleen voor heidenen en openbare wereldlingen, maar ook voor nette en zeer godsdienstige kerkgangers ... Ook voor jou, wanneer je niet 'olie in je vaten hebt'.