Bijbelcatechisatie 2 Samuel
Auteur: ds. W. Pieters
De glorietijd van het Oude Testament komt in de boeken II Samuël en I Koningen aan de orde, onder de regering van David en zijn zoon Salomo. We horen van de grote werken van God. David, de man naar Gods hart (wat niet zozeer betekent: David die precies leeft volgens Gods wil..., maar: die door God is uitgekozen, bemind, omdat God regeert en handelt op de grondslag van Zijn Eigen hart / keuze), wordt koning over Juda en Israël. De tweespalt tussen Juda en Israël (later onder Rehabeam tot een breuk) blijkt al heel vroeg.
In de regering van David blijkt enerzijds hoe God Zijn belofte waar maakt, zodat Hij met David is. Hij helpt hem, overwinningen worden behaald, de vijanden verslagen, die het steeds weer toeleggen op de ondergang van Gods Koninkrijk. Maar hoezeer David ook door God wordt gezegend, we zien ook, dat hij niet ongestraft zijn vreselijke zonde met betrekking tot Uria en Bathseba kan bedrijven: veel ellenden, zorgen, moeiten en rampen zijn hem daarom overkomen. Denk vooral aan Amnon en Absalom. We zien dus de heerlijke kant van David (die nog meer uitkomt, wanneer we hem in de Psalmen in zijn hart zien), we zien vooral de zegen van God, Zijn trouw. We zien echter ook zijn zonde. De held wordt eerlijk getekend. Weer zeg ik: de Bijbel is een eerlijk boek. Er wordt niet met stroop gesmeerd, er wordt niet bijgewerkt, gecamoufleerd of geretoucheerd. De zonden van Israëls grote koning staan vermeld, zoals bij Israëls grote richter, Simson. Dit gebeurde bij niet een volk rondom Israël. De beschrijvingen van hun koningen zijn zonder uitzondering alleen maar vleiend.
De inhoud van het boek 2 Samuel
1 David hoort van Sauls dood en beklaagt diens zoon, zijn boezemvriend Jonathan. Hij straft met de dood de man die een beloning in de wacht denkt te slepen met zijn (verzonnen) verhaal, dat hij Saul op diens eigen verzoek heeft gedood.
2 Hij wordt te Hebron (het tweestammen-gebied van Juda) tot koning gezalfd. Al is hij reeds door God door Samuël gezalfd, het gebeurt nu ook door het volk. Heel democratisch! Dit betekent dat een koning geen macht heeft over het volk zonder de vrijwillige toestemming van het volk.
David moet strijden tegen mededingers uit het huis van Saul.
3 Abner, Sauls generaal, loopt over naar David, maar wordt door Joab (die hem als concurrent beschouwt) lafhartig vermoord (waarvoor hij later wordt gestraft, waarmee Genesis 9 vers 6 bewaarheid wordt).
4 Ook Isboseth, Sauls zoon, wordt lafhartig vermoord. Maar deze moordenaars vergaat het als die in hoofdstuk 1.
5 Heel Israël erkent David als koning; hij neemt heel de vestingstad Jeruzalem in (een gedeelte was al ingenomen) en verslaat de Filistijnen. In deze strijd blijkt Davids vertrouwelijke omgang met en algehele afhankelijkheid van God.
6 Nu brengt hij de ark (teken van Gods aanwezigheid) naar de residentie. Maar onderweg gebeurt een vreselijk ongeluk: Uza sterft. David herstelt zijn fout en brengt de ark alsnog naar Jeruzalem.
7 David mag Gods huis, de tempel, niet bouwen, omdat hij teveel bloed aan zijn vingers heeft. Daartegenover bouwt God voor David een ‘Huis’ (belofte van de Messias).
8 David overwint al zijn vijanden – en is daarmee een voorbeeld van zijn grote Zoon, Die al Zijn vijanden, hoe sterk en hoe menigvuldig en hoe listig zij ook zijn, allen overwint!
9 Mefiboseth (zoon van Jonathan) ontvangt om het verbond tussen David en zijn vader, genade (beeld van Christus en de zondaar).
10 Overwinningen van David.
11 Doordat David niet op zijn post is, valt hij in de zonde van hoererij met Bathseba – die trouwens onverantwoordelijk bezig schijnt te zijn om zich te baden in de open lucht. Verder lezen we van Davids koelbloedige moordaanslag op Uria; een vreselijk dieptepunt! Hier lezen we wie wij zijn, ook na ontvangen genade, als de Heere Zelf ons niet bewaart...!
12 God zendt uit genade Nathan; David heeft berouw en ontvangt vergeving; al smeekt hij nadien in Psalm 51 nog om de gevoelige toepassing van deze vergeving aan zijn hart.
13 In Davids huis gebeuren nu vreselijke zonden: Amnon verkracht zijn halfzuster Thamar, en wordt door vader David toch niet gestraft. Daarom wreekt Absalom deze verkrachting door een moordaanslag op Amnon; en vlucht daarna naar zijn heidense grootvader in Gesur.
14 Absalom keert na enige tijd via een list terug tot het huis van zijn vader. Hier zien we voor de tweede keer duidelijk hoe slap David als opvoeder / vader is. Dit zal hem duur komen te staan!
15 Absalom beraamt revolutie; David, die altijd zo dapper is, vlucht.
16 Op zijn vlucht wordt hij door Simeï (afkomstig uit de stam van koning Saul) vervloekt.
17, 18 God verblindt Absalom (door de raad van Davids vertrouweling); Achitofel pleegt zelfmoord. Absalom wordt door het leger van David verslagen.
19 David keert terug naar Jeruzalem.
20 Opstand van Seba. We zien de gevolgen van Davids zonde met Bathseba steeds weer!
21 Het recht eist vergelding: Saul had Gibeonieten gedood (en toen dus het verbond met hen verbroken); dit eist het bloed van Sauls nakomelingen. Dit ontroerende en verdrietige hoofdstuk doet ons de noodzaak zien, dat de Christus zou komen opdat door Zijn bloedstorting alle recht vervuld en alle bloedwraak beëindigd zou worden!
22 David dankt de Heere (zie Psalm 18 en andere). Een prachtig lied.
23 Davids laatste woorden, vol dankzegging aan God en profetie van de komende Messias. Lijst van zijn helden.
24 David telt het volk, wordt in zijn volk gestraft door de pest, brengt een offer te Arauna. Weer schreeuwt heel het Oude Testament om de komst van hét offer!
De ark
De ark is als het ware ‘hoogspanning’. Wie daarnaar grijpt, elektrocuteert zichzelf. God wil ons leren met zeer grote aandacht te letten op Zijn bevel. God kon verhoeden, dat de ark viel, maar Hij deed dat niet; om daarmee te tonen dat David Gods gebod overtreedt. Daar komt bij, dat Uza meent de Heere een handje te moeten helpen, wat alweer een grote misrekening is. En die zonde wordt zwaar gestraft. Zo nauw luistert het om God te dienen! Het blijkt dat we met God in Zijn ontzaglijke heiligheid niet ongestraft kunnen spotten. Zelfs al is het maar een onbedachtzaamheid, zoals de Schrift Uza’s zonde noemt, toch wordt ze gestraft. O, wat een wonder dan, dat wij nog in leven zijn...!
Opmerkelijk en heel vreemd is dat de ark niet in de tabernakel wordt neergezet, maar in een aparte tentwoning, die David er speciaal voor laat spannen. De tabernakel stond eerst in Silo en staat op dat moment in Gibeon, een paar kilometer van Jeruzalem af (I Kronieken 16 vers 39; I Kronieken 21 vers 29 en II Kronieken 1 vers 3). Waarom dit zo onbijbels gebeurt, weten we niet. Maar gedurende heel de regering van koning David is de tabernakel dus zonder ark geweest en kan de plechtigheid van grote verzoendag niet zijn uitgevoerd... Dit is vreselijk, maar de Bijbel zwijgt erover. Hieruit blijkt dat God ondanks alle gebreken in de eredienst en bij Zijn kinderen hen toch een zegen geeft (want David heeft wel zeker een zeker een zegen ontvangen).
Nasleep van de zonde
Het blijkt uit de geschiedenis van Nathan, dat zondevergeving niet altijd betekent, dat er geen gevolgen aan zonden zijn verbonden. Het kind dat door David in hoererij werd verwekt, moet sterven. Absalom vervult (II Samuël 16 vers 22) de dreiging van 12 vers 11. We zien dat Gods volk niet goedkoop zondigt. God ziet de zonde niet door de vingers. Dat bewijst de Heere het stelligste in Zijn Zoon, Die Hij niet spaart, maar slaat, kruisigt.
Amnon
Weer zien we hoe ontzettend de zonde is op seksueel terrein. De Bijbel staat vól van deze schandelijke zonde: Genesis 19 en 38; Richteren 15, 16 en 19; en nu weer. Wat worden we gewaar wat voor vreselijk kwaad de zonde is en hoeveel kwaad er in ons hart leeft. Wat mogen we wel veel smeken: “Heere, bewaar Gij mij, want ik ben net zo slecht!”
De volkstelling
Ook Mozes telde het volk. Dat was Goddelijke opdracht. Waarom zondigt David dan wel nu hij het doet? Omdat hij daarmee tegen Gods belofte ingaat: “Ik zal Israël vermenigvuldigen gelijk de sterren van de hemel” (I Kronieken 27 vers 23). Wie tegen Gods belofte ingaat, zondigt zwaar. Hoogmoed en nieuwsgierigheid, ja: ongeloof liggen eraan ten grondslag. ‘Tellen’ is in het Oude Testament eigenlijk een heilige handeling; het is een symbool voor toewijding aan God (of bij de heidenen aan de godheid). Daarom vergrijpt David zich aan het Heilige, net als Uza!
Is God wel barmhartig, als Hij David straft, door zeventig elafim (families, groepen) door de pest te doden? David zegt: Gods barmhartigheden zijn vele. Maar je merkt het hier niet... Wij hebben graag een ‘lieve god’, maar de God van heiligheid is rechtvaardig. Zijn straf is áltijd recht, ook al begrijpen wij Hem totaal niet. Bedenk daartoe: alles wat wij krijgen (buiten de hel) is genade. We hebben nérgens recht op. God kan deze avond onze woonplaats door een vliegtuigongeluk van de aardbodem wegvagen. En dan doet Hij geen onrecht. Want hoe hebben we Zijn genadetijd gebruikt / misbruikt? Toch lezen we aan het slot van II Samuël de belofte, via de dorsvloer van Arauna, dat de tempel komt. God geeft verzoening: Zijn Eigen Zoon! Mochten we buigend onder de straf, Hem leren kennen.
Achitofel
We zien in hoofdstuk 17 vers 14 weer een duidelijk blijk dat God alle dingen bestuurt. Zelfs een beraadslaging, waarbij iemand volledig in vrijheid overlegt en beslist, is toch in Gods hand. Niets gaat buiten Zijn Raad om. Daarom is het des te duidelijker: wie in waarheid op Hem vertrouwt, zal veilig zijn en mag zich veilig weten. Ondertussen zullen wij het geheim nooit doorgronden van de verhouding tussen deze twee zaken: Gods al-bestuur en onze verantwoordelijkheid / vrijheid.
Rizpa
De geschiedenis van Rizpa is heel ontroerend en heel vreselijk. Wij zouden denken: wat gemeen, dat nakomelingen van iemand moeten boeten voor zijn zonden. Waarom moeten deze kleinkinderen van Saul sterven? Is dat nodig? God legt een honger op het land, omdat jaren geleden aan Zijn heilig Recht niet is voldaan. De enige uitweg is: oog om oog, leven om leven. Kleinkinderen van de misdadiger, koning Saul, worden opgehangen voor het Aangezicht des HEEREN, en dán doet God de hongersnood ophouden...! Het is dus duidelijk dat deze vergelding aan het koningshuis van Davids voorganger met Zijn toestemming is. Zo handhaaft God Zijn recht – of wij het er mee eens zijn of niet… Wij kunnen hieruit leren:
- de noodzakelijkheid van de plaatsvervangende dood van Christus
- wie buiten deze Middelaar sterft, zal zeker niet gespaard worden.
Messias
David mag als gezalfde een type zijn van de Gezalfde. Hij mag ook de voorvader zijn van de Gezalfde. Hij kreeg de belofte, die in Psalm 89 nader wordt uitgewerkt: God belooft zijn nageslacht, zijn koningshuis, te bouwen tot in eeuwigheid. Dit is vervuld in Christus, de grote Zoon van David.
Heel het Oude Testament predikt ons Christus en in allerlei gebeurtenissen en personen zie je Zijn Naam oplichten. Het levert geestelijke winst op, wanneer wij zó de Bijbel lezen. Dan gaat het niet meer over David en zijn lotgevallen, maar dan gaat het overal – zoals Jezus zegt in Johannes 5 vers 39 – over de Christus:
Onderzoekt de Schriften, want gij meent daarin het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen.