Een bemoediging in donkere tijden: Christus verlatenheid aan het kruis
Auteur: ds. W. Pieters
"Onze Heere was verlaten. Geprezen zij daarvoor Zijn Naam. Wij mogen ons verheugen dat Hij geen leven had zonder wolken. De bitterste en droevigste verlating waaronder ooit een gelovige is geweest, is niets vergeleken met wat Christus ontmoette toen Hij uitriep: "Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?"
Wanneer droefenis zwaar drukt, als alles Boven helder is, hoewel er wolken rondom zijn, als slechts des Heeren Aangezicht van de hemel straalt, dan is de zaak van een Christen niet zo beklagenswaardig. Maar als alles donker is en de donkerste van alle wolken is voor het beminnelijke Aangezicht van God, dit is de ontzetting waarin onze Heere was. Maar Hij bad en in Zijn strijd bad Hij des te ernstiger. Verlaten gelovigen, schep troost uit een verlaten Zaligmaker. Zijn verlating was straffend, de uwe genezend. Al is het een bitter medicijn, het is het voorschrift van de grote Medicijnmeester; en Hij kan en zal het zegenen en ervoor zorgen dat u Hem prijst voor de medicijn en voor de genezing. Helaas, mijn onwaardigheid doet mij beven te komen en toch knelt mijn nood mij, zodat ik niet weg kan blijven. Tot Wie, Heere, zal ik gaan, dan tot U, want Gij hebt woorden van eeuwig leven. Gij zijt mijn Zon, van Wiens stralen ik het genadelicht moet ontvangen. Gij zijt de Fontein, uit Wie ik levend water moet putten. Gij zijt de Stam, uit Wie ik sappen tot groei moet ontvangen. Gij zijt mijn Hoofd, van Wie ik leven en invloed moet krijgen; zodat ik zonder U niets ben, niets heb en niets kan. Laten al mijn noden op U zijn en laten al mijn uitreddingen van U voortkomen. Zeker, o Heere, de zee is niet zo vol water en de zon niet zo vol licht, als Gij vol zijt van genade en barmhartigheid. O, vul mijn nauwe vat uit Uw onuitputtelijke Fontein. Werp de deuren van Uw schatkamers open en laat mij toegang hebben tot Christus' onnaspeurlijke rijkdommen. Zijn deze niet vrij geschonken aan de nooddruftigen, zonder geld en zonder prijs? O, strooi Uw overvloed onder arme bedelaars en laat het mij toegestaan zijn om in te zamelen. Laat zo'n ellendige persoon niet zonder aalmoes van Uw deur gaan, want van wat Gij aan mij geeft, zult Gij geen kruimel missen. O, laat de nooddruftigen niet zijn vergeten; laat de verwachting van de armen niet voor altijd vergaan. Laat niet beschaamd van de Fontein terug keren, die kwamen omdat zij water verwachtten. Hebt Gij niet gezegd: "Ik giet water op de dorstige en stromen op het droge"? En is er iemand droger dan ik; armer en nooddruftiger? Heere, maak mij net zo dorstig als ik droog ben; net zo ootmoedig als ik arm ben; net zo gevoelig als ik nooddruftig ben. Open mijn mond wijd en vervul die dan. Helaas is de stem van mijn gebed zwak, maar, o, de schreeuw van mijn gemis is groot. Heere, hoor die luide schreeuw. Handel niet met mij overeenkomstig mijn gevoelens en besef van nood, welke maar klein zijn. Maar handel met mij overeenkomstig mijn werkelijke nood en Uw koninklijke overvloed, welke groter is dan kan worden uitgesproken."