Catechismus vraag 52 uitleg
Auteur: ds. W. Pieters
Vanmorgen las ik in de Heilige Schrift de volgende woorden:
"... en zij zeiden tot de bergen en tot de steenrotsen: valt op ons, en verbergt ons van het aangezicht van Hem Die op de troon zit, en van de toorn des Lams. Want de grote dag van Zijn toorn is gekomen, en wie kan bestaan?"
Dat is de ontzaglijke ernst van de wederkomst van Christus ten oordeel. Daar schrijft de Catechismus over in vraag en antwoord 52:
Vraag: Wat troost u de wederkomst van Christus om te oordelen de levenden en de doden?
Antwoord: Dat ik in alle droefenis en vervolging, met opgericht hoofd juist Hem als Rechter uit de hemel verwacht, Die Zich tevoren om mijnentwil voor Gods gericht heeft gesteld en al de vloek van mij heeft weggenomen. Die al Zijn en mijn vijanden in de eeuwige verdoemenis zal werpen, maar mij met alle uitverkorenen tot Zich in de hemelse blijdschap en heerlijkheid zal nemen.
Dat zal wat wezen: Hij zal al Zijn vijanden in de eeuwige verdoemenis werpen?! Heb jij wel eens over de eeuwige verdoemenis nagedacht? Weet je enigszins wat deze eeuwige verdoemenis inhoudt? Heb je er wel eens wakker van gelegen misschien? Of probeer je zulke nare en angstaanjagende gedachten liever zo gauw mogelijk te vergeten? De eeuwige verdoemenis is volgens de Bijbel reëel, het is werkelijk waar. Geloof je het niet? Weet jij dan zeker dat er geen eeuwige straf, geen eeuwige pijniging, geen eeuwigdurende toorn van God staat te wachten? Of wens je het alleen maar?! Als jij ZEKER WEET dat er geen eeuwige verdoemenis is, dan hoef je er ook verder niet meer over na te denken. Maar als je het alleen nog maar hoopt - dat is: wenst (!!!!), dan moet je toch 's gewoon je ogen open doen en beginnen nuchter na te denken. Er is volgens de Bijbel een eeuwige zaligheid, en er is volgens diezelfde Bijbel ook net zo'n eeuwigdurende verdoemenis. Velen draaien net zo lang aan de Bijbel totdat ze het hebben ontkend. Dat kan. Je kunt de Bijbel een heel lange tijd straffeloos laten 'buikspreken', dat is: het tegenovergestelde laten beweren van wat hij werkelijk zegt. Je kunt een heel lange tijd je ogen sluiten voor de Bijbelse gegevens met betrekking tot de hel. Je zou de eerste niet zijn. Je zult ook helaas de laatste wel niet zijn. Maar dat 'een heel lange tijd' is niet hetzelfde als altijd. Er komt namelijk een keer een moment waarop de Bijbelse waarheid WAAR wordt, ook voor jou. En het is een eeuwig Godswonder als dat vóór je sterven mag gebeuren. Als het bij / na je sterven gebeurt, gebeurt het wel, maar voor jou te laat om van koers te veranderen.
Eeuwige verdoemenis.
Velen in onze kringen belijden het wel, maar geloven het niet. Tenminste dat was in Genemuiden zo en dat is in Springford zo: bijna NIEMAND maakt ernst met de eeuwige verdoemenis. Bijna NIEMAND houdt er rekening mee dat hij / zij er heen op weg is en erin zal aanlanden om er eeuwig te moeten blijven. Ja zelfs, nog erger, bijna NIEMAND houdt het werkelijk voor mogelijk dat hij / zij er misschien terecht zou kunnen komen ...! Dat is het enige wat de meeste Canadezen geloven, zelfs in Springford. En dat is helaas ook het enige wat de meeste Gellemunigers en Nederlanders geloven, ook lezers van 'De Catechisant'. Wat is de eeuwige verdoemenis? Daar weet onze lieve Heere en Zaligmaker Jezus Christus wat van. Ja, Hij weet er alles van. Hij heeft die eeuwige verdoemenis doorleefd, en daarom was Hij in de hof van Gethsemané zo bang. En daarom riep Hij zo bedroefd aan het kruis:
"Eloï, Eloï, lama sabachthani?"
Misschien zegt iemand: 'Al weet ik niet zeker dat er géén eeuwige verdoemenis is, ook niemand weet zeker dat die er wél is. Want je moet het maar geloven wat de Bijbel zegt.' OK. Stel je voor dat het beide onbewezen en onbewijsbaar is: het wel-bestaan en het niet-bestaan van een eeuwigdurende pijniging in het vuur van de hel. Denk dan eens een ogenblik goed na. Stel je voor: jij hebt gelijk. Er is geen hel. Heb ik dan iets gemist, met te geloven dat die er wel is? Maar andersom: stel je voor de Bijbel heeft gelijk. Er is wel een ondraaglijke pijn onder Gods brandende toorn, eindeloos. Wat heb jij gewonnen met het te ontkennen? Mijn vergissing levert mij geen verlies op. Jouw vergissing levert je een vreselijk verlies op. Je moet, in eigen belang, de Bijbelse gegevens het voordeel van de twijfel gunnen. Daarmee bedoel ik: als ... ALS het nu toch eens wel waar zou zijn, MISSCHIEN is er echt een plaats van verdoemenis ... Wat dan? Wat dan?
Ik ga over tot een totaal ander onderwerp: heb jij wel eens aan God beleden dat jij die eeuwige verdoemenis, waarin Christus al Zijn vijanden eenmaal zal werpen, verdiend hebt? Want daar zal het toch een keer van moeten komen! Zowel jij als ik zullen het moeten leren, niet alleen ernst maken met de werkelijkheid van de eeuwige verdoemenis, maar ook hiermee dat wij ze verdiend hebben. Dat wij ze ons waardig hebben gemaakt; en wel: duizend malen. Keer op keer doe ik niet anders dan mij helwaardig maken ... Heb je het wel eens mogen beleven, al ben je nog zo jong, dat God recht is in al Zijn weg en werk; dat Hij jou geen onrecht doet wanneer Hij je voor eeuwig, voor eeuwig, voor eeuwig zou wegwerpen in de buitenste, angstigste nacht van uiterste ontzetting, pijn, wroeging en zelfverwijt? De wederkomst van Christus ten oordeel is dan voor jou geen toekomst meer, maar ze is tegenwoordige tijd geworden. Dan word jij voor Gods rechterstoel gedaagd. Dan ervaar jij de rechtmatige toorn van het Lam.
Wil je dit allemaal liever niet lezen?
Wil jij je voor de gek blijven houden?
Wil je dan toch met de ogen dicht naar de hel reizen?
O, maak toch eindelijk eens ERNST met de HEL. NU.
Dan wordt de troost van antwoord 52 ook jouw deel. Hierover zal ik, zo God het geeft, in het maart-nummer verder schrijven. Nu nog één ding: wie worden er door de Heere Jezus in de eeuwige verdoemenis geworpen? Al Zijn vijanden, die ook de vijanden zijn van alle gelovigen. Alleen Zijn vijanden. Niet, die Hem nederig te voet vallen ...!
De Heidelbergse Catechismus is geschreven vanuit het standpunt dat de vraagsteller en de antwoorder beiden oprechte gelovigen zijn. Vanuit dat standpunt is ook vraag en antwoord 52, over Christus' wederkomst, geschreven. Daarom stelt de Catechismus de vraag naar de troost die de komst van Christus voor ons heeft. En ook het antwoord gaat uit van die innige geloofsverbinding met Jezus Christus; en van daar uit luidt dan ook het antwoord op de vraag welke troost er voor jou in ligt dat Christus weer komt om te oordelen de levenden en de doden:
Dat ik in alle droefenis en vervolging, met opgericht hoofd, juist Hem tot een Rechter uit de hemel verwacht, Die Zich tevoren om mijnentwil voor Gods gericht heeft gesteld en al de vloek van mij heeft weggenomen; Die al Zijn en mijn vijanden in de eeuwige verdoemenis zal werpen, maar mij met alle uitverkorenen tot Zich zal nemen in de hemelse blijdschap en heerlijkheid.
De troost ligt in de bekendheid met de komende Rechter. De Rechter is geen vreemde voor de catechisant en ook niet voor de catecheet. Is dat momenteel voor schrijver en lezer ook zo? Ken ik / ken jij de Heere Jezus Christus, Die straks de Rechter zal zijn? En kent Hij ons ook. Want dat laatste, daar gaat het om. In de laatste dag zal Hij tegen sommige nensen zeggen: Ik heb u nooit gekend ... Het gaat dus om Hem kennen en door Hem gekend zijn. Antwoord 52 legt nu uit waarin het kennen van Christus bestaat. Als ik Hem waarlijk ken, dan weet ik zielsbevindelijk er van af dat Christus mijn vloek heeft weggenomen. Daar heeft de Catechismus het ook over gehad in vraag en antwoord 39:
'Heeft dat iets meer in, dat Hij gekruisigd is geweest, dan of Hij met een andere dood gestorven was? Ja, want daardoor ben ik zeker dat Hij de vervloeking, die op mij lag, op Zich geladen heeft; omdat de dood des kruises van God vervloekt was.'
Hoe heeft Hij de vloek of vervloeking van mij weggenomen? door Zelf voor Gods gericht, Gods rechtbank, plaats te nemen. Dus: door mijn plaats in te nemen voor de heilige Rechter van hemel en aarde. Wanneer ik nadenk over de wederkomst van Christus, word ik (opnieuw) indringend bepaald bij Zijn eerste komst, en wel nader bij de kern van Zijn eerste komst, namelijk dat Hij mijn Plaatsvervanger is. Hier zou heel veel over te schrijven zijn, maar daar hebben we bij de behandeling van de vragen en antwoorden over Christus' lijden, bij stilgestaan. Nu ga ik verder met het laatste stukje van antwoord 52: dat Hij mij tot Zich zal nemen in de hemelse blijdschap en heerlijkheid.
Hemelse blijdschap en heerlijkheid
Dat is de toekomst van iedere lezer van 'De Catechisant' die door Christus' plaatsvervanging is verlost van de huiveringwekkende vloek. Wat houdt deze blijdschap in? Wat moet ik bij 'hemelse heerlijkheid' denken? De hemel is de plaats waar God in al Zijn glorie en gelukzaligheid woont. Hij laat engelen daarin delen en ook alle mensen die zalig worden, ontvangen iets van deze Goddelijke blijdschap of welgelukzaligheid, en van deze Goddelijke glorie of heerlijkheid. Het gaat dus niet om blijdschap op zich, los van Christus, maar het gaat om een blijdschap die Christus Zelf geniet. Het gaat om blij zijn in Hem, vanwege Hem. Dit is ook precies zo met betrekking tot de hemelse heerlijkheid. In het Hogepriesterlijk gebed van Johannes 17 zegt de Heere Jezus in vers 24 tot Zijn Vader:
"Vader, Ik wil dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij Mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt; want Gij hebt Mij liefgehad voor de grondlegging der wereld."
Het gaat bij de hemelse heerlijkheid om de heerlijkheid van Christus, die Zijn Vader Hem heeft gegeven. Kom, laten we elkaar eens een vraag stellen: verlang jij er ook met heilige nieuwsgierigheid naar om de Middelaarsheerlijkheid van je Zaligmaker te mogen zien, en je daar een eeuwigheid lang in de verheugen?!?!?! Antwoord 52 zegt dat alle uitverkorenen tot Christus in Zijn hemelse blijdschap en heerlijkheid zullen worden opgenomen. De Heidelbergse Catechismus heeft nergens een vraag over de uitverkiezing. Dat onderwerp wordt dus niet afzonderlijk behandeld. Het komt bij mijn weten alleen in dit antwoord en in antwoord 54 aan de orde, waar het gaat over de Christelijke kerk. Wanneer we daar aan toe zijn, zal ik er iets meer over schrijven, zo de Heere wil. Nu wil ik op deze laatste bladzijde van de drie die ik altijd aan de uitleg van de Catechismus wijd, nog een allerbelangste opmerking in antwoord 52 onderstrepen. Er staat niet dat Gods Zoon mij en alle uitverkoren in de hemelse blijdschap en heerlijkheid zal nemen. Maar er staat dat Hij mij en alle uitverkorenen TOT ZICH in de hemelse blijdschap en heerlijkheid zal nemen. Daar gaat het nu om. Kijk maar eens hoe dit door de Heere Jezus is omschreven in de gelijkenis van de vijf wijze en vijf dwaze maagden. Daar lezen we (in Mattheüs 25 vers 10):
"... die gereed waren, gingen met hem in tot de bruiloft ..."
Wat is een bruiloft zonder bruidegom? Nu, dat is de hemel zonder Jezus Christus. Als Hij er niet zou zijn, was de hemel leeg! Zo belijdt Asaf het al in de tijd van het Oude Testament (Psalm 73 vers 25)
"Wie heb ik behalve U in de hemel? Behalve U lust mij ook niets op de aarde!"
Als de hemel leeg is zonder de aanwezigheid van Jezus Christus, dan is de aarde dus ook leeg zonder Hem. Heb jij / heb ik de leegheid ervaren van alles BUITEN CHRISTUS? Dat is echt bekeerd zijn, wedergeboren zijn, geloof ontvangen: alles buiten Jezus waardeloos achten. En daar vestigt de Heidelbergse Catechismus nu de aandacht op: de wederkomst heeft als middelpunt de Bruidegom - Die verwacht ik uit de hemel als mijn Rechter. Mijn lieve Bruidegom Die Zich voor mij zo diep heeft willen vernederen tot onder mijn vloek! De hemel heeft ook maar één middelpunt: de drie-enige God, de Vader in Zijn Zoon door Zijn Geest. En het leven van een ware Christen heeft ook maar één centrum: deze drie-enige God, in de Middelaar! Dat is volgens de Catechismus de troost van de Bijbelse boodschap dat Jezus weerkomt: ik zie er naar uit. Ik verlang er zo naar. De tijd kan mij niet snel genoeg gaan! O, wat duurt het lang ...!
"Zie, Ik kom haastig en Mijn loon is met Mij, om een ieder te vergelden, zoals zijn werk zal zijn." "Die deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom haastig. Amen. Ja, kom, Heere Jezus!"