Hoe moet ik omgaan met creationisme
Auteur: ds. W. Pieters
Zoals je weet moet het Evangelie worden gepreekt aan alle creaturen (Markus 16 vers 15). Een creatuur is een schepsel. Mensen worden creatief genoemd wanneer ze iets 'nieuws' kunnen maken, kunnen scheppen. Het gaat in het onderwerp van deze bladzijde dan ook over de schepping. En de vraag is dus, hoe je moet omgaan met de scheppingsleer. De Bijbelse gegevens over de schepping van alle dingen worden wetenschappelijk doordacht en bestudeerd, waaruit het creationisme voortvloeit: de wetenschappelijke onderbouwing van de Bijbelse gegevens over de schepping. Hoe moet je daar tegenover staan? Positief - onder voorbehoud. Welk voorbehoud? Dat creationisme niet bedoeld is om geloof in de Bijbel of de God van de Bijbel te bewerken. Wel is het goed dat wetenschappelijke doordenking en onderbouwing van de Bijbelse gegevens bijdraagt tot een besef dat geloof in de Heilige Schrift niet gelijk staat aan: je verstand op nul zetten. Geloven en denken zijn geen tegenstellingen.
Wat ik net zo belangrijk vind in dit verband is de conclusies die we kunnen en moeten verbinden aan wat de Bijbel ons zegt over de creatuurlijkheid, het geschapen zijn van alle dingen. De evolutietheorie zegt dat alles 'toevallig' is ontstaan. Deze theorie werd bedacht, omdat men de oorsprong zoekt van al het bestaande en toch Gods bestaan ontkent. Gods recht als Schepper wordt dan dus ook bestreden, de mens is onafhankelijk van zijn Oorsprong. Aan niemand hoeft de evolutiemens verantwoording af te leggen; hij is zelf baas: (a) in eigen portemonnee; je leeft voor het genot, egoïstisch; (b) in eigen buik; je mag jouw(?) kind laten weghalen: abortus provocatus; (c) in eigen leven, hoe je met je tijd en met je lichaam omgaat (vakantie / seksualiteit); (d) op eigen sterfbed (euthanasie). In de Bijbel geeft de Heere ons echter een ander antwoord - en door het geloof weten we: het juiste antwoord: Ik, de almachtige God, heb in zes dagen alles gemaakt, ook jou. Daarom hebben wij ten opzichte van God geen zeggenschap over iets wat wij ons bezit zouden mogen noemen. We zijn van alles wat we doen, zeggen, denken of hebben aan Hem verantwoording verschuldigd. Dus we moeten onszelf afvragen: waartoe kreeg ik mijn ogen, mijn oren, mijn mond, mijn handen en mijn voeten, mijn tijd en mijn hele bestaan? Om God mijn Schepper te dienen. En waartoe gebruik ik ze? Om mijn eigen ik te dienen? Waarom heeft God ons en alle dingen geschapen? Hij had geen reden buiten Zichzelf, Hij deed het niet gedwongen, maar omdat Hij het wilde. Welk doel heeft Hij daar dan mee? (a) Zich verlustigen in Zijn werk. (b) Verheerlijkt worden in en door Zijn maaksel, vooral in en door de mens; want wij zijn de mond van de levenloze schepping en van de redeloze schepselen. (c) Zichzelf en Zijn Goddelijke zaligheid ons doen genieten. God toont Zijn almacht door alles uit niets te maken door Zijn spreken. Hij toont Zijn wijsheid door alles zó te maken dat het in harmonie is. En Hij toont Zijn goedheid door de mens als kroon op Zijn schepping te doen delen in Zijn Goddelijke welgelukzaligheid, door Zich aan ons te openbaren en Zich te genieten te geven! Wij zijn bestemd om Gods grootheid te genieten en die te prijzen in Zijn werken.
De Bijbel verhaalt dat God alles heeft geschapen en het is zeer nuttig dit te weten. Dat nut is:
(a) Dat we Gods recht op ons hele leven als onze Maker en Eigenaar inzien / erkennen.
(b) Dat we God de schuld niet geven van de zonde en ellende die door ons is ingebroken in Gods goede schepping, want Hij heeft ons goed gemaakt.
(c) Dat we onze huidige omstandigheden vergelijken met hoe het was, en zo des te duidelijker zien hoe diep wij zijn gevallen en hoe ellendig we zijn geworden.
(d) Dat we niet wanhopen aan de mogelijkheid van herstel uit onze zeer droevige toestand, omdat wij niet slecht zijn geschapen en omdat we dus om goed te worden niet ons menszijn hoeven te verliezen, alleen maar in onze oorspronkelijke staat hoeven te worden hersteld. Het zondaar-zijn valt niet wezenlijk samen met het menszijn.
(e) Dat we Hem leren vertrouwen als onze goede, machtige, trouwhoudende Vader.
(f) Dat we in ootmoedig geloof de HEERE erop leren aanspreken dat Hij hemel en aarde heeft gemaakt en dus dat Hij onze God is en dat Hij almachtig is; wat een troost!
(g) Dat we leren zien de parallellie / gelijkheid tussen Gods daden in de schepping en in de herschepping.
(h) Dat we vertrouwen, dat Hij Zijn Eigen maaksel niet loslaat, maar dat Hij de wereld, Zijn 'kosmos' (Grieks: sieraad) werkelijk lief heeft (Johannes 3 vers 16). Hij verlost Zijn wereld, die wij Hem hebben ontroofd, die wij aan satan hebben weggegeven en die wij met onze zonde hebben bezoedeld.
De God en Vader van onze Heere Jezus Christus is geen vreemde God, maar onze eigen God, onze Schepper.