De Catechismus van Genève vraag en antwoord 309 t/m 323, over de sacramenten
Auteur: ds. W. Pieters
Over de sacramenten
Vr. 309 Is er geen ander middel, gelijk men het noemt, dan het Woord, waardoor God met ons gemeenschap heeft? Antw : Hij heeft aan de prediking van het Woord, de Sacramenten toegevoegd.
Vr. 310 Wat is een Sacrament ? Antw : Een uitwendige betuiging van de goddelijke genegenheid jegens ons, die door een zichtbaar teken geestelijke genadegiften voorstelt, om de beloften van God aan onze harten te verzegelen, om de waarheid daarvan beter te bevestigen.
Vr. 311 Schuilt er dan zulk een kracht onder het zichtbare teken, dat het de gewetens vaststelt in het vertrouwen op de zaligheid? Antw : Dat heeft het weliswaar van zichzelf niet, maar naar de wil van God, omdat het tot dit doel is ingesteld.
Vr. 312 Daar het het eigenlijke werk is van de Heilige Geest, Gods beloften in onze harten te verzegelen, op welke wijze schrijft gij het dan aan de Sacramenten toe? Antw : Er is tussen deze beide een groot verschil. Want het bewegen en het roeren van de harten, het verlichten van de verstanden, het zeker en rustig maken van de gewetens, komt waarlijk alleen de Geest toe, zodat dit geheel Zijn eigen werk geacht moet worden, en Hem dank geweten, om de lof niet op iets anders over te brengen. Maar dit verhindert in het minst niet, dat God van de sacramenten gebruik maakt, als van tweede middelen, en die tot het gebruik aanwendt, naar dat het Hem goed gedacht heeft; en Hij doet dat zó dat er niets aan de kracht van de Geest tekort gedaan wordt.
Vr. 313 Zijt gij dus van gevoelen, dat de kracht en de uitwerking van het sacrament niet in het uitwendige element ingesloten is, maar geheel van de Geest van God voortkomt? Antw : Dat is mijn gevoelen, doch dat het den Heere behaagd heeft Zijn kracht uit te oefenen door Zijn middelen, tot welk doel Hij ze bestemd heeft. Hetgeen Hij echter zó doet, dat Hij aan de kracht van Zijn Geest niets onttrekt.
Vr. 314 Kunt ge mij geen reden opgeven, waarom Hij zo handelt? Antw : Op deze wijze namelijk helpt Hij onze zwakheid. Want als wij geheel geestelijk zouden zijn, zouden wij gelijk de Engelen zowel Hem als Zijn genadegaven zien. Maar, gelijk wij met de last van dit aardse lichaam omgeven zijn, hebben wij afbeeldingen nodig of spiegels, die ons de aanblik van de geestelijke en hemelse dingen op een aardse wijze verschaffen. Want anders zouden wij daartoe niet komen. Tevens is het voor ons ook van belang, dat al onze zinnen geoefend worden in de beloften van God, om ze voor ons des te beter te bevestigen.
Vr. 315 Als het waar is, dat de sacramenten daarom door God zijn ingesteld, dat zij hulpmiddelen voor onze behoefte zouden zijn, zou hij dan niet met recht wegens aanmatiging veroordeeld moeten worden, als iemand zou denken dat hij ze, als niet noodzakelijk, wel kan missen? Antw : Zeer zeker. Ja wat meer is, als iemand het gebruik ervan eigener beweging nalaat, alsof hij ze niet nodig had, dan veracht hij Christus, verwerpt Diens genade, en blust de Geest uit.
Vr. 316 Maar, welk vertrouwen om de gewetens tot rust te brengen, en welke vaste zekerheid kan er uit de sacramenten verkregen worden, die zowel de goeden als de kwaden gemeenschappelijk gebruiken? Antw : Hoewel de goddelozen de gaven van God, die hun in de sacramenten worden aangeboden, om zó te zeggen teniet doen, voor zoveel henzelf betreft, bewerken zij daarom toch niet, dat de kracht en de aard van de sacramenten niet zou blijven.
Vr. 317 Op welke wijze dus, en wanneer volgt de uitwerking op het gebruik der sacramenten? Antw : Wanneer wij die in het geloof ontvangen, alleen Christus en Zijn genade daarin zoekende.
Vr. 318 Waarom zegt gij dat Christus daar gezocht moet worden? Antw : Ik versta het zó, dat wij niet aan de zichtbare tekenen moeten hangen, om daaruit heil te zoeken, of verzinnen dat daar de kracht om genade aan te brengen is aangehecht en ingesloten, maar dat veeleer het teken de plaats van een hulpmiddel moet innemen, waardoor wij rechtstreeks naar Christus heengeleid worden, om van Hem heil en volkomen geluk te verkrijgen.
Vr. 319 Wanneer voor hun gebruik geloof vereist wordt, hoe zegt ge dan dat ze ons gegeven zijn tot versterking van het geloof, opdat ze ons aangaande de beloften van God zekerder maken? Antw : Het is in het geheel niet voldoende, dat het geloof in ons eenmaal begonnen is, als het niet voortdurend gevoed wordt, en dagelijks meer en meer toeneemt. Dus heeft de Heere de sacramenten ingesteld om het zowel te voeden als te versterken als te doen toenemen. Hetgeen Paulus immers aanduidt, als hij overlevert, dat ze dienen om de beloften van God te verzegelen. Rom. 4 : 11.
Vr. 320 Maar, is dit geen teken van ongeloof, geen vast geloof te hechten aan de beloften van God, tenzij ze ons van elders bevestigd worden? Antw : Dit bewijst zeker de zwakheid van het geloof, waaraan ook de kinderen Gods lijden, die daarom echter niet ophouden gelovigen te zijn, ook al hebben ze een geloof dat nog klein en onvolkomen is. Want zolang wij in deze wereld verkeren, kleven er altijd in ons vlees overblijfselen van mistrouwen, die wij anders niet kunnen uitdrijven, dan door een voortdurende wasdom. Het is dus nodig, altijd verder voort te gaan.
Vr. 321 Hoeveel sacramenten van de Christelijke kerk zijn er? Antw : Er zijn er in het geheel twee, waarvan het gebruik aan alle gelovigen gemeen is. 43
Vr. 322 Welke zijn dat? Antw : De Doop en het Heilig Avondmaal.
Vr. 323 Wat voor overeenkomst of verschil hebben die onderling? Antw : De Doop is als een toegang in de kerk voor ons. Want hier hebben wij een getuigenis, dat wij, daar wij anders buitenstaanders en vreemdelingen zijn, in Gods huisgezin opgenomen worden, om tot Zijn huisgenoten gerekend te worden. Het Avondmaal echter betuigt, dat God Zich voor ons, door onze zielen te voeden, een Vader betoont.