Des HEEREN Lof, Maarten Luther (2)
Auteur: ds. W. Pieters
Luther wordt priester
De prior van het klooster besluit dat deze ernstige monnik priester moet worden, en daarom moet Luther theologie gaan studeren. De belangrijkste man van de kloosterorde, Von Staupitz, is het ermee eens en op 3 april 1507 wordt Luther tot priester gewijd. Zijn belangrijkste werk is nu het offeren van de mis (dat is bij de roomsen het Avondmaal). Ook hierin is de jonge monnik-priester zeer ernstig: 'Mijn hart bloedde, als ik over de mis las', schrijft hij later. O, wat is Luther bang dat hij met deze heilige dingen nog meer zal zondigen. Hij voelt zich stof en as en kan voor de heilige God niet bestaan en nu moet hij ook nog het hoogwaardig sacrament van de heilige mis bedienen en het vlees en bloed van Christus offeren?? O, het angstzweet breekt Luther uit, wanneer hij op 2 mei de eerste keer de mis opdraagt ... De beloften van Gods genade kan hij niet zomaar op zich toepassen en op zijn godzalige prestaties kan hij niet meer vertrouwen. Hoe moet dat toch? Hij durft al niet eens aan de mis deel te nemen, en loopt liever vijftien kilometer om; en nu moet hij de mis zelf bedienen ...! Luther twijfelt de hele dag. Hij kent Christus niet als zijn Verlosser, alleen als de wereld-Rechter. Daarom vlucht hij niet tot deze barmhartige Hogepriester, maar schrikt voor Hem terug. Zijn enige toevlucht is heiligen aanroepen, die voorbede voor hem willen doen. Zijn lievelings-heilige is de ook zo twijfelende Thomas ... Maar vooral Maria, de moeder van Jezus, is de voorbidster bij uitstek. Later ziet Luther welk een afgoderij wordt bedreven met de heiligen en welk een oneer Christus wordt aangedaan, alsof Hij niet gewillig is om allen die tot Hem komen, te redden?! Maar in die tijd ziet Luther dit nog niet en gelooft hij de valse leer van de roomse kerk, die zegt: God de Vader is de vertoornde God, Jezus Christus knielt voor Hem om Hem te verzoenen door Zijn wonden, maar vóór Christus knielt Maria, die Hem haar hart toont om Hem gewillig te maken om zondaren zalig te maken. En zo is Maria de eigenlijk voorbidster ...
Luther durft niet tot Christus te vluchten, omdat hij meent dat hij eerst rein moet zijn om tot Hem te mogen komen, en ook omdat hij meent met zijn eigen goede werken de zaligheid te moeten verdienen. Zo kruisigt Luther de Heiland opnieuw! Von Staupitz echter is de man, die hem voor het eerst zegt dat hij een verkeerde Christus-voorstelling heeft en dat hij zich met al zijn zonden op Gods Zoon moet verlaten, daar Hij toch geleden heeft om zondaren te verlossen! Toch is Luther bij momenten zó in angst en wanhoop, dat hij het niet langer kan dragen. Later schrijft hij over die belevingen:
'Hier verschijnt God vreselijk vertoornd; nu is er geen ontvluchten meer, geen troost, binnen niet en buiten ook niet, maar alles klaagt aan. In zo'n ogenblik kan de ziel niet geloven dat ze ooit gered kan worden.'
De duivel valt hem ook aan met de vraag: ben je wel uitverkoren? Maar Luther mag leren: ik moet op de wonden van de gekruisigde Heere Jezus zien en niet nadenken over verkiezing en verwerping. Luther mag het zo zien: mijn ervaring van de godverlatenheid is juist een bewijs van Gods aanwezigheid! Toch is Luther zijn leven lang gekweld door veel aanvechtingen en moedeloosheid. De duivel heeft hem nooit met rust gelaten. Maar God gebruikt steeds weer in zijn leven al die aanvechtingen en strijd om hem de kostbaarste schatten van genade en vergevende liefde te leren. Omdat hij nu priester zal worden, moet hij in de Bijbel lezen. Dat gebeurde ook wel voor die tijd, maar niemand begrijpt eigenlijk de Bijbel. Velen hebben geen Bijbel en die er één hebben, lezen er niet in, en die er in lezen, begrijpen hem niet. Luther gaat nu door Gods genade op een totaal andere manier met de Bijbel om: hij leest vers voor vers en denkt net zo lang over een Bijbelwoord na, totdat hij de geestelijke bedoeling ervan verstaat. Hij zegt: je moet de Bijbel 'herkauwen'. Elke tekst is als een noot: deze heeft een harde buitenkant, die je eerst breken moet om de heerlijke binnenkant te kunnen eten ... Luther leest zijn Bijbel zo grondig, zo vaak, dat hij hem bijna uit zijn hoofd kent! Toch vindt hij het Boek van God erg moeilijk en hij ontmoet nergens iemand die hem een hoofdstuk kan uitleggen. Hij verlangt er zo naar om de betekenis van de Bijbel te verstaan, dat hij daarvoor wel op zijn knieën naar Spanje wil kruipen. Op deze manier gaat hij steeds beter begrijpen dat de Bijbel alleen verstaanbaar is voor aangevochten mensen. Als iemand de Bijbel leest, zonder in nood te zijn, zeggen al die teksten hem niets. Alleen als het geweten je kwelt, kun je de troost van Gods beloften verstaan. Luther gaat steeds meer van zijn Bijbel houden en steeds meer van Christus erin lezen. Heel het Oude Testament is vol van Christus, zo ziet hij nu. Zo leert hij steeds meer op Christus hopen, zijn zonde aan Hem belijden en niet op zijn eigen goede werken vertrouwen.
Luther gaat naar Rome en naar Wittenberg
In november 1510 reist Luther met een paar begeleiders naar Rome. De eigenlijke reden voor deze moeilijke en gevaarvolle reis is, dat er onenigheid is gekomen tussen degenen in het klooster die het wat strenger nemen, en degenen die het wat oppervlakkiger opvatten. Luther is voor de ernstige richting. Hij is blij nu eindelijk in Rome rust voor zijn geweten te kunnen zoeken. Want als er één plaats is in de hele wereld waar het beangste geweten rust en vrede kan vinden, dan is het wel in Rome, want in Rome kun je zoveel aflaten verdienen ... Als je op je knieën de pilatustrap opklimt en op elke trede het 'Onze Vader' bidt, kun je een ziel verlossen uit het vagevuur. Het vagevuur? Wat is dat? Dat is de plaats waar alle kinderen van God komen na hun sterven. Komen ze dan niet direct in de hemel? Nee, eerst moeten ze nog hun laatste zondeschuld boeten en van hun laatste zondesmet rein worden en dat gebeurt in het vagevuur. Sommige kinderen van God moeten daar jaren of eeuwen blijven branden in het reinigingsvuur. Tenminste, volgens de roomse kerk. Deze dwaalleer, deze valse leer van de roomse kerk gelooft Luther helemaal ... En hij wil graag wat doen om zijn voorouders uit dat vagevuur te verlossen. O dwaze roomse leer, tegen Gods Woord in! Maar als Luther alles doet wat hij moet doen, twijfelt hij toch nog of dit wel echt waar is. God is al meer bezig hem los te maken van alle bijgeloof en dwaalleer van de paus en de roomse kerk. Vier weken zijn de reizigers uit het verre Duitsland in de hoofdstad van het grote 'Romeinse Rijk'. Wat een teleurstelling doet de ernstige, jonge priester hier op: de 'geestelijken' van de hoofdstad van de kerk zijn dom, en slordig in het verrichten van de geestelijke plechtigheden. Toch is dit voor hem nog geen reden om zich van de kerk af te scheiden.
Als hij terug is in Erfurt krijgt hij de opdracht om naar Wittenberg te gaan. Daar is pas een universiteit gesticht en ze zoeken er bekwame professoren om de studenten te onderwijzen in de uitleg van de Bijbel. Wittenberg is de hoofdstad van het keurvorstendom Saksen, waar Frederik de Wijze regeert. Deze vorst is ervoor dat op zijn nieuwe universiteit grote aandacht wordt gegeven aan het luisteren naar de Bijbel, zoals die in het Grieks en het Hebreeuws luidt.