Trek discussie 1773 gezindte-breed
Auteur: ds. W. Pieters
Trek discussie 1773 gezindte-breed
Auteur: Ds. M. van Reenen
Inleiding
Al weer even geleden (RD 1 juni 2011) maakte het Reformatorisch Dagblad melding van een initiatief van de Gereformeerde Bond om de ‘zingbaarheid’ van de Psalmberijming (1773) te onderzoeken. Het bericht was erg summier, maar toch voldoende om te vermoeden dat diverse lezers van de krant dit, terecht of onterecht, associëren zullen met het initiatief tot de herziening van de Statenvertaling. Met als gevolg dat het onderzoek mogelijk al in een ‘hokje’ geplaatst/ weggezet wordt. En dat is jammer. Immers, nu in de keuze voor de Statenvertaling de bevindelijk-gereformeerde gezindte geen volstrekte eenheid meer vertoont, is de berijming van 1773 nog wél een verbindende factor. Een onderzoek naar deze Psalmberijming raakt dus de breedte van de gezindte. Ongeacht van wat de uitkomst van dat onderzoek zal zijn.
Problemen
Ook inhoudelijk raakt zo’n onderzoek de gehele gezindte. Niet slechts zij die een voorstander zijn van het gebruik van een herziening van de Statenvertaling lopen wel eens tegen problemen aan in het gebruik van deze berijming, maar ook anderen. Allereerst zijn er natuurlijk de gemeenten die nooit de berijming van 1773 hebben kunnen aanvaarden en daarom nog steeds de berijming van Petrus Datheen gebruiken. Vervolgens geldt het ook voor andere gemeenten. Ik noem een paar aspecten. De berijming bevat diverse passages die doordrenkt zijn van Verlichtingsdenken (‘Opperwezen’) en achttiende-eeuws moralisme (Ps. 1: ‘zulken die, oprecht en rein van zeden/ met vasten gang het pad der deugd betreden’). Ook gebruikt deze Psalm consequent de aanduiding ‘Heer’ (vergelijk Ps. 25:2: ‘Heer’, ai, maak mij Uwe wegen’, waar ‘ai’ is tussengevoegd om maar geen ‘Heere’ te hoeven schrijven). Verder is ook voor sommigen die de Statenvertaling goed kunnen verstaan soms 1773 toch tamelijk onbegrijpelijk. Een Psalmberijming moet immers extra concessies doen aan de begrijpelijkheid, vanwege metrum en rijm. Denk aan de vele afkortingen (‘woên’ in plaats van ‘woeden’ etc.), en aan een zin als ‘Zo ik dit zeggen staven zou/ gewis, zo waar’ ik niet getrouw’/ aan ’t waard’ geslacht van Uwe kind’ren’. Ten slotte noem ik de melodieën. Waarom is Ps. 50 zo’n onbekende Psalm? Bepaald niet vanwege de inhoud, die zeer goed zou passen bij menige bevindelijk-gereformeerde preek (‘wat roemt gij u als Mijn verbondelingen/ daar g’ u door woord noch straffen laat bedwingen?’). Waarschijnlijk is de Psalm wél onbekend vanwege de, voor 21e-eeuwers, vrij ontoegankelijke melodie.
Geen diskwalificatie
Let wel: hiermee wil ik bepaald de Psalmen uit de berijming van 1773 niet diskwalificeren. Wij zingen ze, ook thuis, graag; en deze berijming heeft een plaats in vele harten gekregen, ook van Gods volk uit afgelopen eeuwen. Ook de melodieën, die voor de huidige generatie soms ontoegankelijk zijn, hebben grote waarde. Een Psalmberijming die velen zich, ook bevindelijk, eigen hebben gemaakt, is te kostbaar om te verkwanselen. Toch benoem ik de problematische kanten ervan. De reden daarvoor is deze: de moeite met deze Psalmberijming kent vele facetten, zowel taalkundig als inhoudelijk als muzikaal. Daarom is het mijns inziens zeer zinvol, dat de bezinning een breder karakter krijgt dan op dit moment vanuit het bewuste berichtje naar voren lijkt te komen.
Gezamenlijk onderzoek is moeilijk maar belangrijk
Natuurlijk zal dit zorgen voor zijn eigen moeilijkheden. Immers, wat de één als een probleem ervaart, herkent de ander helemaal niet – en andersom. En gesteld dat de uitkomst van genoemd onderzoek zou zijn, dat er gezocht wordt naar een soort ‘herberijming’ (als dat al mogelijk zou zijn), dan komen er veel praktische problemen die samenhangen met de breedte van de doelgroep. Denk alleen maar aan het woordje ‘gij’, waar HSV-gebruikers wellicht een andere lijn voor zullen staan dan SV-gebruikers. Alleen, laten we niet vergeten: als we om die reden de bezinning niet breder trekken, dan verschuiven we slechts het probleem. Mocht het onderzoek binnen de huidige kaders blijven en dán tot een soort herberijmings-uitkomst leiden, dan is een bepaalde vorm van polarisatie onvermijdelijk. En discussies zoals rond de HSV, daar zit niet iedereen om verlegen… Veel vruchtbaarder zou het zijn om die discussies een plaats te geven in een commissie uit de hele gezindte. En dat is een verantwoordelijkheid voor die hele gezindte!
Dan kan er daar al gezocht worden naar een modus. Mocht de commissie er niet uitkomen, of onverhoopt onvoldoende draagvlak vinden in de breedte van de bevindelijk-gereformeerde gezindte, dan is er in elk geval een poging gedaan. En mocht deze bezinning (en een mogelijke uitkomst daarvan) wél goed ontvangen worden, dan kan dat op zijn minst leiden tot een beter besef van wat we zingen. Niet alleen bij hen die enige modernisering van achttiende-eeuws taalgebruik wensen, maar ook bij hen die ook met zeventiende-eeuws taalgebruik nog goed uit de voeten kunnen. Augustinus zei eens: ‘wie zingt, bidt twee maal’. Maar wie in tweeheid zingt, hoe zou die nog kunnen bidden?
De auteur is predikant van de hersteld hervormde gemeente te Oldebroek-’t Harde.
Dit artikel heeft eerder in het Reformatorisch Dagblad van 10 juni 2011 gestaan.