Over Psalmen en Gezangen Gesproken! (Deel 1)
Auteur: W. Kok VDM
Dit is deel 1 in een serie van vier artikelen: deel 1, deel 2, deel 3 en deel 4. U kunt ook de complete studie als PDF document downloaden.
Voorwoord
Als er één onderwerp is waar veel over gesproken wordt, dan is het wel het lied in de eredienst. Daarbij komen telkens weer de volgende vragen aan de orde: Welke psalmberijming behoren we te zingen? De psalmberijming van 1773 (hierna: OB) of een geheel nieuwe psalmberijming? En bovendien: Wat is erop tegen om naast de psalmen ook gezangen of geestelijke liederen te zingen?
Reeds vanaf de tijd dat de psalmen op melodie en rijm zijn gezet, werden deze zaken aan de orde gesteld. Diverse reformatoren hebben ten aanzien van wat de gemeente behoort te zingen enkele lijnen uitgezet, zoals een Luther en Calvijn. Binnen de gereformeerde gezindte wil men over het algemeen ten aanzien van het lied de lijn van Calvijn aanhouden, die van mening was dat de gemeente met name psalmen behoorde te zingen, terwijl hij overigens ook wel enkele gezangen liet zingen.
Niet in alles hield men zich aan de opvattingen van Calvijn. Bijvoorbeeld als het gaat om de instrumentale begeleiding. Dan zien we iets wat zeer opmerkelijk en tegelijk ook weer heel komisch is. Sinds de invoering van de OB zingen we namelijk in de reformatorische kerken uit volle borst met de berijmde psalm 150: Laat zich ’t orgel overal. Dat is opmerkelijk, want het orgel wordt in de onberijmde psalm 150 helemaal niet genoemd onder de diverse andere muziekinstrumenten die daar worden genoemd. Tegelijk is het komisch, want Calvijn was er geen voorstander van om het orgel te gebruiken als instrument om de gemeentezang te begeleiden.
Een ander opmerkelijk iets is dat bij gemeenteleden nog weleens de gedachte leeft, dat de OB eigenlijk inhoudelijk precies hetzelfde zegt als de onberijmde psalmen. Het verschil zou enkel zijn dat het ene wel en het andere niet berijmd is. Dat is een groot misverstand. Het is daarom sterk aan te raden om regelmatig de berijmde psalmen te vergelijken met de onberijmde psalmen. Bij de beoordeling van een berijmde psalm gaat het er immers allereerst om dat we die vergelijken met de onberijmde psalm! Dan zult u zich erover verbazen hoeveel er in de OB is toegevoegd, wat in de onberijmde psalm niet is terug te vinden.
We zullen alles moeten toetsen aan de Bijbel. Onze belijdenis zegt, dat we geen personen of traditie op één lijn mogen stellen met de goddelijke Schriften (NGB art.6 en 7). Dat betreft dus ook de traditie of gewoonte van het zingen van de OB en de traditie om naast de psalmen geen gezangen te zingen. Concreet: Is de OB wel volledig in overeenstemming met de Bijbel? Dat geldt evenzeer voor de gezangen, indien het wel geoorloofd zou zijn om deze te laten zingen in de eredienst. We zullen alles moeten toetsen aan Gods Woord (vgl.Hand.17:10-11).
Een oude Latijnse spreuk zegt, dat een kerk die reformatorisch is zich altijd blijft reformeren overeenkomstig het Woord van God (Ecclesia reformata semper reformanda secundum verbum Dei). Dit is dus inherent aan de Reformatie, het is er onafscheidelijk mee verbonden. Bij de Reformatie kwam immers het Woord weer aan het woord en ging men weer terug naar de Bijbel! We zullen ons daarom vóór alles en in alles moeten afvragen: Is het in overeenstemming met de Bijbel?
Dat betekent dat er geen sprake mag zijn van vernieuwingsdrang. Evenmin van traditiehang, waarbij we alles bij het oude vertrouwde willen laten. In beide gevallen gaat het immers puur om het subjectieve gevoel. Zowel bij vernieuwingsdrang als bij traditiehang gaat het om de ervaring, zonder dat men nauwgezet bezig is met de vraag of iets wel of niet in aanvaring komt met wat de Bijbel zegt.
Hoe tegengesteld deze uitersten ook kunnen zijn, ze hebben één ding gemeen, namelijk dat ze elkaar altijd weer raken: Wat men voelt of ervaart is belangrijker dan wat er staat in Gods Woord. We moeten elkaar echter altijd weer kunnen aanspreken op Gods Woord en er niet bij voorbaat van uitgaan, dat wat wij of onze tradities zeggen zondermeer samenvalt met wat de Bijbel ons leert. En zo mag ook kritisch gekeken worden naar de inhoud van deze brochure, mits we bereid zijn om onszelf in onze kritiek te stellen onder de kritiek van Gods Woord.
1. De Psalmberijming van 1773
Criteria
Bij het toetsen van de berijming van 1773 zullen we enkele criteria moeten vaststellen. Allereerst zullen we nagaan of de palmberijming Bijbelgetrouw is.
Omdat het bij een psalmberijming om een dichtvorm in strofen gaat, is het ook vanzelfsprekend dat er eisen gesteld mogen worden aan de kwaliteit hiervan. Daarbij kijken we of er sprake is van een verstaanbaar taalgebruik, hinderlijke leestekens en samentrekkingen van woorden. Tevens letten we op dichterlijke expressies, die te ver gezocht of niet of weinig begrijpelijk zijn, en op overtollige toevoegingen. Uiteraard zal met name ook de vraag beantwoord moeten worden of in de psalmberijming sprake is van een (theologisch) denkklimaat dat haaks staat op de onberijmde tekst.
Bijbelgetrouwheid
Opvallend vaak komen in de OB woorden voor die niet terug te vinden zijn in de onberijmde psalmen. Het gaat om woorden als deugd, zeden, rede, Oppermajesteit, Opperwezen, Opperheer, Alvermogen, Alzegenaar. Deze woorden zijn de neerslag van het theologisch klimaat in die tijd. De tijd van de 18e eeuw kenmerkt zich door moralisme en rationalisme. Juist daardoor riekt de berijming nogal eens naar remonstrantisme.
Aanduidingen van God
Opperheer: Ps. 2:2; 11:2; 21:5; 24:4; 34:1; 78:14 en 34; 79:6; 87:2; 92:1; 97: 1 en 4: 98:3; 105: 12 en 21; 106:1, 12 en 26; 108: 1 en 5; 136:3; 148:2.
Opperkoning: Ps.28:2.
Oppermacht: Ps.12:4 (90:2; 148:3. Hier gaat het evenwel meer om een eigenschap van God)
Oppermajesteit: Ps. 26:7; 104:1 en 12; 106:24; 107: 1; 118: 1 en 14; 139:1; 143:1.
Oppervoogd: Ps. 75:4.
Opperwezen: Ps. 7:5; 8:1 en 9; 21:7; 33:4; 38:1; 40:2; 68:17; 71:16; 77:1; 78:11 en 18; 81:1; 96:5; 99:2; 102:8 en 15; 112:1; 113:1.
Alvermogen: Lofzang van Zacharias:3;
Alzegenaar: 34:4
Zede en deugd
Een goed voorbeeld hiervan vinden we in Psalm 1:4. We drukken de hele psalm af, omdat in dit hoofdstuk diverse andere zaken worden genoemd die moeten worden afgekeurd vanwege een slecht taalgebruik en een royale uitstraling van het verlichtingsdenken.
Psalm 1 - Oude Berijming |
Psalm 1 - Onberijmd HSV |
1. Welzalig hij, die in der bozen raad 2. Want hij zal zijn gelijk een frisse boom, 3. Gans anders is 't met hem, die 't kwaad bemint; 4. De HEER toch slaat der mensen wegen gâ, |
1. Welzalig de man die niet wandelt in de raad van de goddelozen, die niet staat op de weg van de zondaars, die niet zit op de zetel van de spotters, 2. maar die zijn vreugde vindt in de wet van de HEERE en Zijn wet dag en nacht overdenkt. 3. Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, waarvan het blad niet afvalt; al wat hij doet, zal goed gelukken. 4. Maar zo zijn de goddelozen niet: die zijn juist als het kaf, dat de wind wegblaast. 5. Daarom blijven de goddelozen niet staande in het gericht, de zondaars niet in de gemeenschap van de rechtvaardigen. 6. Want de HEERE kent de weg van de rechtvaardigen, maar de weg van de goddelozen zal vergaan. |
De berijmde Ps.1:4 spreekt over mensen die, oprecht en rein van zeden, met vasten gang het pad der deugd betreden. Dat is heel wat anders dan wat in de onberijmde psalm staat, waar enkel gesproken wordt over de weg van de rechtvaardigen (vgl. Ps.1:4; 14:2; 53:1 en 2; 119:78).
Hier wordt in feite gezegd dat God goed is voor die mensen, die deugdzaam leven, die oprecht en rein van zeden zijn en met vaste gang op het pad van de deugd gaan. Dit is echter in strijd met het evangelie, dat zegt dat God het verlorene zoekt en zondaars (over het algemeen niet zo deugdzaam!) tot zich roept. Dit vers zegt dus eigenlijk: Als je maar braaf leeft, wordt dat door God beloond.
Helaas zien we nogal eens dat men wil goed praten wat de OB hier zegt. Dan wordt geprobeerd om vanuit de context van de psalm toch nog een reformatorische draai te geven aan de woorden ‘deugd’ en ‘zede’. Een vruchteloze poging, want de woorden van het onberijmde vers (vs.6) - Want de HEERE kent de weg van de rechtvaardigen – kunnen niet zo verklaard worden dat met de rechtvaardigen deugdzame en zedelijk hoogstaande mensen zouden worden bedoeld. De rechtvaardigen zijn echter zij die hun leven hebben leren richten op God, op Zijn wet en recht, en die niet leven in overeenstemming met datgene wat men in het algemeen deugdzaam of in overeenstemming met de algemeen aanvaarde zeden en normen vindt.
Vaak weet men wel dwalingen aan te wijzen in bepaalde gezangen, maar probeert men die in de OB te vergoelijken. Een verschijnsel dat we helaas ook wel zien bij ouders, die de zonden bij de kinderen van anderen heel goed weten aan te wijzen, maar die van hun eigen kinderen vergoelijken.
Het spreken over deugd en zeden, waar de Bijbeltekst zelf dat niet doet (!), keert regelmatig terug. Vergelijk hieronder enkele verzen van de onberijmde Ps.105 met de berijmde.
Zie o.a. ook de berijmde psalmen:
- Zij doven ’t licht der rede en maken zich door gruwelijke zeden afschuwelijk (14:1)
- De trotsaard, die godd'loos de deugd versmaadt, vervolgt Uw volk in zijnen jammerstaat (10:1) - Geen sterveling wil 't pad der deugd betreên; Ja, zelfs niet één (14:3)
- Die (...) zijn aandacht aan Uw wetten hecht; zich op de deugd met ijver legt (15:2)
- Wie dus oprecht en deugdzaam leeft, zal nimmer wank'len op zijn wegen (15:5)
- (...)maardiededeugd,zonderoorzaak,stoutverachten(25:1)
- Gij mint het onrecht; haat de deugd; de logen baart u vreugd' (52:2)
- De mens zal eerlang vrolijk zeggen: "Gewis, de deugd geniet haar vrucht” (58:8)
Het woord deugd wordt terecht gebruikt als het gaat om Gods deugden, zoals in Ps.32:6, Rechtvaardig volk (...) roemt Zijn deugden t' allen tijd.
Verstand en rede
De vraag is telkens weer: Waarom gebruikt men woorden als verstand en rede, terwijl daar geen enkele aanleiding voor is vanuit de onberijmde tekst zelf? De dichters hebben kennelijk meer het woordenboek van de Verlichting geraadpleegd dan dat van de Bijbel zelf: verderfelijk handelen is wel iets anders dan het licht van de rede doven door gruwelijke zeden. En, de rechte weg gaan is echt niet hetzelfde als met verstand zijn wegen richten. Vergelijk in de volgende tabel de OB met de onberijmde tekst van enkele verzen uit Ps.14 en 50.
Terecht moeten we echter bidden: Geef mij verstand met Godd’ lijk licht bestraald (Ps.119:17). Zie ook Ps. 41:1 Welzalig hij, die zich verstandig draagt bij een ellendig mens; De HEER zal hem, wanneer hij treurt en klaagt, bevrijden naar zijn wens. Uiteraard is ook hier sprake van een gerafeld taalkleed.
Taalgebruik
Naamvallen
In het hedendaags Nederlands zijn de verouderde naamvalsvormen bijna helemaal verdwenen, op enkele staande uitdrukkingen na (b.v. “heer des huizes”). In de psalmberijming zullen we dan ook de vormen des, der en den zoveel mogelijk moeten vermijden. Slechts bij bepaalde vaste uitdrukkingen kan hiervan afgeweken worden.
Verouderde woorden
ROT = bende of tegenpartij; komt van het Duitse ‘Rotte’. (Ps.10:2, 27:1; 37:10; 55:9; 59:4; 106:10; 119:31; 120:2)
SAMENROTTEN = samenscholen met slechte bedoelingen (Ps.1:1; 3:1, het saamgezworen rot;123:2)
AFMALEN = beschrijven, schilderen (Ps.19:1, wijsheid afmalen; Ps.139:10, verstand afmalen)
SLECHTEN = eenvoudige mensen Ps.19:4, 't Is Gods getuigenis, dat eeuwig zeker is, en slechten wijsheid leert; 119:65)
GEMEEN = gewoon (Ps.62:6; 82:4; 107:16, bij ’t gemeen = bij gewone mensen) We zeggen toch ook niet: Doe maar gemeen (gewoon) dan doe je al slecht (eenvoudig) genoeg.
LOGEN = leugen Ps.52:2; 62:6; 63:7, logenmond; 119:55)
VET en SMEER wezen indertijd op grote lekkernijen en overvloed. Bij ‘vet’ denken jongeren al gauw aan iets wat ‘cool’ is; vet cool = helemaal te gek. Bij ‘smeer’ denken we al gauw aan smeerolie en aan motoronderdelen die moeten worden schoongemaakt.
- Mijn ziel zou nieuwe kracht ontvangen, verzadigd, als met vet en smeer (Ps.63:3)
- Waar Gij Uw voetstap zet, daar doet Gij 't al ten zegen dijen, daar druipt het al van vet (Ps.65:8) - De bozen en haters ... zijn met als vet overtogen (Ps.17:5)
- Wie vet is, eet, en knielt voor Isrels HEER (Ps.22:15)
- Hier 't vette van Uw huis gesmaakt; een volle beek van wellust maakt, hier elk in liefde dronken (Ps.36:2).
Wellust betekent wel iets anders in onze oversekste tijd! (Bij ‘wellust’, gecombineerd met ‘dronken’, denkt de jeugd al gauw aan houseparty’s).Wanneer we bij Ps.36 de OB vergelijken met de onberijmde psalmtekst, dan blijkt dat de OB zich wel erg veel dichterlijke vrijheid veroorlooft.
SV: Zij worden dronken van de vettigheid Uws huizes; en Gij drenkt hen [uit] de beek Uwer wellusten (vs.8).
HSV: Zij worden verzadigd met de overvloed van Uw huis; U laat hen drinken uit Uw beek vol verrukkelijke gaven (vs.9).
Overigens blijkt ook hier dat men de tekst van de berijmde psalm (onbewust) gelijkstelt met die van de onberijmde tekst, dus met een woord van God zelf, zoals iemand schreef: “Toen mocht ik opnieuw iets beleven van wat ik jaren eerder ook met de dichter van Psalm 36 had ervaren: ‘Een volle beek van wellust maakt hier elk in liefde dronken.’ Het was een voorsmaak van het eeuwig hemelleven.” (RD 13- 07-2007). Overigens besef ik dat het heel teer ligt wat ik hier schrijf. Uiteraard trek ik allerminst in twijfel dat iemand een rijke troost mocht ondervinden van de Heere. Alleen, deze gevoelens van troost kunnen door ons soms verwoord worden met teksten, die objectief gezien allerminst een adequate vertolking kunnen zijn van onze gevoelens.
VRESELIJK = ontzagwekkend Ps. 65:3, Gij, Gij zult vreselijke dingen (...) ons doen horen
Overig niet correct Nederlands
- O rechters, tot de stoel der eer gekoren (Ps.2:5)
- hoe bitter ik ook lij’ (Ps.3:1)
- Schoon ik, van allen kant, geweldig aangerand en fel geprangd moog' wezen (Ps.3:3)
- De stoute zondaars zullen snel teruggekeren naar de hel. (Ps.9:17; idem 31:1; 70:2; teruggedringen, 14:3) - herelijke in plaats van heerlijke (Ps.87:2)
- orelogen in plaats van oorlogen (Ps.18:10; 46:5; 64:3)
De vraag dringt zich op of we wel integer zijn, indien we achteloos voorbijgaan aan het verouderde taalgebruik en het vaak niet correcte Nederlands van de OB. Is hier het verwijt van tweeslachtigheid niet terecht?
Stellen we ons een leraar Nederlands voor die op school alles fout rekent wat niet goed Nederlands is, maar tegelijk een fervent voorstander van de OB is en in de kerk lustig psalmen in een niet correct Nederlands zingt. Terecht mag hem door zijn leerlingen verweten worden dat hij tegenstrijdig is door met een dubbele maat te meten!
Te veel toevoegingen
De overvloed aan toevoegingen in de OB maakt van enkele psalmen of verzen eigenlijk een gezang, zoals uit enkele voorbeelden blijkt.
Het eerste bijvoorbeeld (Ps.81:12) leren onze kinderen al heel vroeg. Menig predikant haalt het zelfs aan als een woord van God zelf: ‘De HEERE zegt immers: Opent uwen mond, eist van Mij vrijmoedig ... enz.’
(Overigens, terecht mag de messiaanse Gezalfde in Ps.2 iets van God eisen. Echter, mogen wij mensen God wel eisen stellen, ook al is het o.g.v. zijn trouwverbond? In plaats van eisen, mogen we wel pleiten op Gods trouwverbond!)
Dit is deel 1 in een serie van vier artikelen: deel 1, deel 2, deel 3 en deel 4. U kunt ook de complete studie als PDF document downloaden.