Catechismus vraag 23 uitleg: De twaalf Artikelen
Auteur: ds. W. Pieters
'Ons algemeen en ongetwijfeld Christelijk geloof', zo noemt de Catechismus in antwoord 22 de oudste geloofsbelijdenis van de Christelijke Kerk, de zogenaamde Twaalf Artikelen of Apostolische Geloofsbelijdenis. Het gaat daarin om een hoofdsom of samenvatting van alle Evangeliebeloften. De Kerk heeft al gauw, nadat ze over de grenzen van het volk Israël onder de heidenwereld kwam, een geloofsbelijdenis gemaakt / gekregen. Wat is eigenlijk een geloofsbelijdenis? Het heeft te maken met belijden. Dat betekent: ergens voor uit komen. Als ik Jezus Christus belijd, dan kom ik ervoor uit, dat ik in Hem geloof, dat ik Hem liefheb, dat ik Hem gehoorzaam; kortom, dat ik Zijn discipel ben.
Is het nodig om zo belijdenis te doen? Ja, dat is elke dag weer nodig en alle ware Christenen wensen dat ook steeds weer te doen. Soms is dat in een heel moeilijke situatie, bijvoorbeeld in de tijd van de vervolgingen (Romeinse keizers, roomse kerk, communisme). Soms is dat in het alledaagse leven van school, werk, familie en vriendenkring. Maar steeds weer moeten we ervoor uit durven komen, dat we bij de Heere Jezus horen ─als we tenminste bij Hem horen...! Jezus zegt daarover in Mattheüs 10 vers 32:
"Een ieder, die Mij belijden zal voor de mensen, die zal Ik ook belijden voor Mijn Vader, Die in de hemelen is."
Dat betekent: we mogen ons niet schamen om als Christen voor de dag te komen. We mogen ons niet schamen, dat we gedoopt zijn. We mogen niet doen, zoals Petrus deed, die zijn Meester verloochende, toen zijn leven in gevaar dreigde te komen. Dus duidelijk is, dat belijdenis doen in het midden van het alledaagse leven een `must' is. Maar dat niet alleen. Ook in bijzondere omstandigheden kan het zinvol / nodig zijn om ons te verantwoorden over ons geloof. Denk aan de kamerling/moorman uit Ethiopië, Handelingen 8. Hij wil graag gedoopt worden en vraagt aan Filippus of daar iets op tegen is. Dan zegt Filippus: als u van harte gelooft, dan is het goed. En dan legt de pas-bekeerde neger een geloofsbelijdenis af.
Zulke korte belijdenissen werden in de oude Christelijke Kerk altijd gevraagd, wanneer iemand zich van heiden tot Christen liet dopen. In korte tijd is toen een formulier opgesteld, waarvan niemand meer weet, waar het is ontstaan of wanneer precies. Maar het is gedurende alle eeuwen van onze Christelijke Kerk gehandhaafd en het staat ook nu nog in de Catechismus. We noemen deze Twaalf Artikelen `Apostolische Geloofsbelijdenis', niet omdat de apostelen ze geschreven hebben, maar omdat de inhoud ervan helemaal overeenkomt met de leer van de apostelen.
Verder zegt de Catechismus dat de Twaalf Artikelen een samenvatting zijn het algemene geloof en van het ongetwijfelde geloof. `Algemeen' betekent, dat deze Twaalf Artikelen min of meer bij alle Christelijke kerken over heel de wereld aanvaard zijn en dat er dus ondanks zoveel grote verschillen toch ook nog een bepaalde eenheid is; ze handhaven alle de Twaalf Artikelen. En het woord `ongetwijfeld' betekent, dat we aan dit geloof niet hoeven te twijfelen, ook niet mogen twijfelen. Alles wat in het Evangelie aan ons wordt beloofd en wat in de Twaalf Artikelen wordt samengevat, is zo volkomen echt waar, dat er geen enkele reden is om eraan te twijfelen.
Het betekent natuurlijk niet, dat er niet aan getwijfeld wordt. Er is onlangs zelfs een boek verschenen met als titel: het algemeen betwijfeld christelijk geloof. De schrijver wil ermee zeggen, dat er eigenlijk helemaal geen greintje zekerheid is als het over geloof gaat. Je moet het maar geloven en het zal wel waar zijn, maar zeker weten doe je het niet. En je kunt eigenlijk best begrijpen, dat mensen zo over geloof en geloven praten. Het is zelfs in ons alledaagse taalgebruik aanwezig. Als iemand zegt: `Ik geloof, dat Jan gisteren hier geweest is', dan begrijpt iedereen, dat de spreker er achter had kunnen zeggen: `maar ik weet het niet zeker.' Geloven en zeker weten zijn een tegenstelling, tenminste zo praten we in het dagelijkse leven en zo praten ook heel veel dominees, die niet meer in de Bijbel geloven als het onfeilbaar Woord van God. Maar terecht zegt de Catechismus, dat het geloof een ontwijfelbaar / ongetwijfeld geloof is. Je hoeft er niet aan te twijfelen, je mag er ook niet aan twijfelen ...
En als je er toch aan twijfelt? Dan mag je op je knieën gaan en het allemaal eerlijk aan de Heere vertellen. Dan mag je Hem zeggen: mijn hart is vol ongeloof en ik twijfel toch zo aan de Bijbel, o God, geeft U mij geloof!
Nu wordt in vraag 23 aan de orde gesteld, hoe die Twaalf Artikelen luiden. De Catechismus zal er ons een verklaring van gaan geven. En het is nuttig om deze Artikelen uit ons hoofd te leren. Doen jullie dat ook met de andere vragen en antwoorden van onze Heidelbergse Catechismus? Misschien ben je er wel eens vol goede moed aan begonnen ...; maar inmiddels ben je misschien een eind achterop gekomen. Ik wil je adviseren: begin er toch maar weer aan en leer een vraag en antwoord van de Catechismus uit je hoofd. Begin maar met antwoord 23: de Twaalf Artikelen. Denk er goed over na, wat er in elk artikel staat en vraag ook eerbiedig aan de Heere om de inhoud te mogen begrijpen en te beleven. In het volgende nummer schrijf ik iets over een paar opmerkelijke dingen.
1. Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper des hemels en der aarde.
2. En in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onze Heere;
3. Die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria;
4. Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle,
5. ten derde dage wederom opgestaan van de doden,
6. opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand Gods, des almachtigen Vaders,
7. vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden.
8. Ik geloof in de Heilige Geest.
9. Ik geloof een heilige, algemene Christelijke Kerk, de gemeenschap der heiligen,
10. vergeving der zonden,
11. wederopstanding des vleses
12. en een eeuwig leven.
Vorige keer hebben we gezien, dat de Twaalf Artikelen een samenvatting zijn van het Evangelie. En de Catechismus zegt van dit Evangelie, dat God daarin iets belooft, veel belooft, alles belooft. En het is voor een Christen nodig, dat hij al Gods beloften in dat Evangelie gelooft. Het Evangelie is als een schathuis, waarin zeer vele goederen zijn opgeslagen, grote schatten, onmetelijke rijkdommen. Deze zijn alle het eigendom van de Koning der koningen, God. Maar Hij heeft ze vermaakt, bij testamentaire beschikking, aan allen die geloven. En deze testamentaire beschikking is zo vast en zo hecht, dat Gods kinderen al die goederen reeds in bezit hebben. God is immers almachtig en dus kan Hij werkelijk geven, wat Hij belooft. En Hij liegt niet en dus wil Hij ook daadwerkelijk al Zijn beloften vervullen. En dat samen genomen betekent: God kan en wil en zal al Zijn beloften getrouw vervullen en al Zijn schatten zeker geven.
De Heidelbergse Catechismus gaat nu in het stuk der verlossing iets vertellen over deze heerlijke schatten en rijkdommen, die in het Evangelie zijn opgeslagen. Ze kan lang niet alles noemen en vat alles dus samen in de Twaalf Artikelen. Een paar opmerkelijke dingen van deze geloofsbelijdenis, voordat we aan de hand van de Catechismus er dieper op in gaan.
In de eerste plaats: in het Latijn begint deze geloofsbelijdenis met het woord `credo', waarom we de Twaalf Artikelen ook wel `Het Credo' noemen. Het Latijnse woord credo [=ik geloof] betekent eigenlijk: ik stel/geef mijn hart. Het is goed om dit als eerste opmerking goed tot ons te laten doordringen. Het gaat niet om feiten en namen, niet alleen om gebeurtenissen en beloften; het gaat zelfs niet alleen om God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, maar het gaat ook om ons hart. Natuurlijk kun je terecht de opmerking maken, dat het toch uiteindelijk gaat om God, de Drie-enige. Maar als het gaat om God, dan gaat het God ook tegelijk om de mens. En het gaat de liefde ook om elkaar, het bijeen zijn. Wanneer we God liefhebben, gaat het niet om God los van ons, maar om God voor en in ons. Een oude spreuk luidt `Quid est Deus, nisi meus?' Dat betekent: `Wat is God, indien Hij niet míjn God is?' En dus gaat het bij het geloof in God ook om het gelovende hart, om ons dus, die geloven. Nu is vanuit dat eerste woord van Het Credo de vraag aan jou en mij: op wie of waarop stellen wij ons hart? Stellen wij ons hart, ons hartelijk vertrouwen op de HEERE, of op iets/iemand naast Hem?
In de tweede plaats vraag ik aandacht voor het onderscheid-makende karakter van de Twaalf Artikelen. In de eerste Christelijke Kerk was het al te doen gebruikelijk ─en ook in onze dagen behoort dat zo te zijn!─, dat niemand voor een Christen werd gehouden, die deze twaalf belijdenisartikelen des geloofs niet openlijk beleed, hartelijk toestemde en geloofde. Alleen een belijdend Christen is een ware Christen. Let op! Ik schreef niet: alle belijdende Christenen zijn ware Christenen...! Er is de mogelijkheid, dat iemand wel het geloof belijdt, terwijl hij er ondertussen toch niets van kent, niets van meent/ beleeft. Maar andersom is het wel waar: je kunt geen waar Christen zijn, tenzij je een belijdend Christen bent. Dat is: dat je ervoor uit komt in de praktijk van het leven. Een ieder, die ─in de eerste Christen-gemeenten─ deze Twaalf Artikelen niet beleed, werd gehouden en gerekend voor een Jood of heiden; en dienovereenkomstig behandeld. Je voelt wel, dat het dan er best nauw op aan komt: belijd ik deze Twaalf Artikelen één voor één? En hoe belijd ik ze dan? Van harte of zonder nadenken?
Ten derde is het misschien ook wel goed om aandacht te schenken aan wat er niet in staat. Ik zou kunnen wijzen op het ontbreken van het ambt. Er wordt met geen woord gerept over dominee/ ouderling/diaken, terwijl sommigen die personen zo heel belangrijk achten in de kerk.Ik zou kunnen wijzen op de Wet, die nergens wordt genoemd en het Heilig Avondmaal, dat ook al geen aandacht krijgt. Maar ik wil nu een paar regels wijden aan het ontbreken van de Doop. Deze is namelijk in de Geloofsbelijdenis van Nicea wel opgenomen. Daar wordt over de Doop gezegd: `Ik belijd één Doop tot vergeving der zonden.' Waarom wordt de Doop hier wel genoemd en niet in het Apostolicum? Het is tekenend voor het geestelijk karakter van de eerste Christelijke belijdenis, dat ze niet zozeer op de Doop de nadruk legt, maar op de vergeving der zonden, die door de Doop wordt afgebeeld en verzegeld. En dat, terwijl de Christelijke Kerk al zo spoedig zo weinig geestelijk is...De les is nu: het gaat niet over vragen als `ben jij gedoopt, als volwassene of als kind?' `Ben jij avondmaalganger?' `Onderhoud jij de Wet van God?' `Heb je eerbied voor het kerkelijke gezag?' Maar, dat wij met de Twaalf Artikelen leren het belovende Evangelie in het centrum te plaatsen, zoals de Catechismus doet in antwoord 22.