De Catechismus van Genève vraag en antwoord 46 t/m 54, over Gods eniggeboren Zoon, onzen Heere
Auteur: ds. W. Pieters
Gods eniggeboren Zoon, onzen Heere
Vr. 46 Waarom noemt gij Hem de enige Zoon van God, terwijl God ook ons allen met deze benaming verwaardigt? Joh. 1 : 1; Ef. 1 : 3; Hebr. 1 : 1. Antw : Dat wij kinderen van God zijn, dat hebben wij niet van nature, maar alleen maar door aanneming en door genade, namelijk omdat God ons daarvoor houdt. Maar de Heere Jezus, Die uit het wezen (substantia) van de Vader geboren is, en van eenzelfde bestaan (essentia) met de Vader is, wordt met het volste recht de Enige Zoon van God genoemd, omdat Hij alleen het van nature is.
Vr. 47 Verstaat gij het dus zó, dat deze eer aan Hem eigen is, Hem door recht van natuur verschuldigd is; aan ons echter als een genadeweldaad wordt medegedeeld, voor zover wij Zijn leden zijn? Antw : Jazeker. Derhalve wordt Hij met het oog op die mededeling elders de Eerstgeborene onder vele broeders genoemd. Rom. 8 : 29; Col. 1 : 15, 18.
Vr. 48 Hoe verstaat gij het dat Hij onze HEERE is? Antw : Zó dat Hij door de Vader aangesteld is, om ons onder Zijn heerschappij te hebben, om de regering van God uit te oefenen in den hemel en op de aarde, en het Hoofd van de mensen en de Engelen te zijn.
Vr. 49 Wat betekent hetgeen daar verder volgt? Antw : Het toont de wijze waarop de Zoon door de Vader gezalfd is om onze Redder te zijn. Namelijk dat Hij, nadat Hij ons vlees heeft aangenomen, al die dingen heeft volbracht, die voor ons heil noodzakelijk waren, gelijk ze hier vermeld worden.