Orthopraxie - 7
Auteur: ds. W. Pieters
Als jij een onderdaan mag zijn van Gods heerlijk Koninkrijk, kom je Koninkrijkswetten tegen. Deze wetten zijn gewoon de Tien Geboden. Deze Tien Geboden werden in Adams hart geschreven toen hij werd geschapen, tegelijkertijd. Deze Tien geboden staan min of meer in het geweten van alle mensen ingegrift. Deze Tien geboden heeft God voor Zijn volk Israël nader uitgewerkt in de praktijk van het Oudtestamentische volksleven. Deze Tien geboden zijn de grondwet waar alle profeten steeds weer op teruggrijpen. Deze zelfde Tien Geboden nu, worden ook door Gods Eigen lieve Zoon ten volle gehandhaafd, en wel op twee manieren. In de eerste plaats om ze in Eigen Persoon te gehoorzamen. En in de tweede plaats om ze Zijn volgelingen / discipelen grondig in te scherpen. Dit laatste heeft twee bedoelingen. Ten eerste om daardoor grondig ervan overtuigd te zijn hoe verdorven wij zijn, hoever wij te kort schieten, hoe schuldig wij staan. Ten tweede om een leefregel te zijn om ons op te richten, om te weten wat God precies wil dat we doen en laten zullen, hoe we ons moeten gedragen.
Dat laatste leert de Heilige Geest ons inwendig, maar dat sluit niet uit dat Hij bij dat onderwijs ook een "leerboek" gebruikt, namelijk de door Christus, apostelen en profeten uitgelegde Wet der Tien Geboden.
We gaan naar het eerste voorschrift kijken dat de Heere Jezus uit de goede wet van Zijn hemelse Vader ons voorhoudt (Mattheüs 5 vers 21-26). Hij sluit aan bij wat Zijn hoorders wisten:
"Gij hebt gehoord dat tot de ouden gezegd is: "Gij zult niet doden; maar wie doodt, zal strafbaar zijn door het gericht.""
Wie zijn die "ouden"? Dat zijn de rabbijnen of wetgeleerden die de Joden onderwezen in de wet. Zij lazen in het Zesde Gebod:
"Gij zult niet doodslaan."
Dit brachten ze getrouw over. En hier was niets mis mee. Maar het erge was dat ze dachten en zeiden: het enige wat dit gebod verbiedt, is letterlijk iemand doden; over de achterliggende gedachten, begeerten en driften in het hart van een mens, zegt dit Zesde Gebod niets.
Jezus gaat nu duidelijk maken in het volgende vers dat het Gebod veel dieper gaat:
"Maar Ik zeg u: "Een ieder die ten onrechte op zijn broeder toornig is, zal strafbaar zijn door het gericht; en wie tot zijn broeder zegt: "Raka / leeghoofd!", zal strafbaar zijn door de grote raad; en wie zegt: "Gij dwaas!", zal strafbaar zijn door het helse vuur.""
dat iemand door de politie gearresteerd kan worden, wanneer hij een moord op zijn geweten heeft, is duidelijk. Maar dat iemand zelfs al voor de rechtbank moet verschijnen, wanneer hij alleen maar onterecht boos is op zijn naaste ...; dat is natuurlijk absurd!! Dan kunnen alle rechtbanken 24 uur per dag rechtzitting houden en komen ze nog niet klaar met vonnissen ...
Jezus zegt het echter toch!
Verder zegt Hij, dat iemand die zijn naaste voor leeghoofd of sufferd uitscheldt, zo'n zwaar vergrijp heeft begaan dat hij niet meer door de gewone rechter mag worden gevonnisd, maar dat hij voor het hoogste rechtscollege van het land moet verschijnen ...
Jullie zullen het met me eens zijn dat dan iedere Nederlander voor de hoge raad moet verschijnen ...
Nog verder gaat onze hoogste Leraar: als je iemand uitscheldt voor dwaas, kan geen aardse rechter deze misdaad meer vonnissen, want dan ben je zó'n ontzettend grote misdadiger dat je dan direct naar de hel moet ...
Beste lezer van "De Catechisant", heb je dóór, dat deze manier van spreken en wet-verklaring uitermate schokkend voor de eerste luisteraars moet zijn geweest?! En voor jou eigenlijk ook. Neem het net zo serieus als Jezus het bedoelde!
Neem het niet minder ernstig, alsjeblieft, dan het WERKELIJK is: jij en ik, wat verdienen wij? Moest de politie ons al niet lang gearresteerd hebben? Moest het hoogste rechtscollege van Nederland al niet jouw en mijn misdaad hebben onderzocht? Moest niet elke lezer (en de schrijver) van dit jeugdblad in de DIEPTE DER HEL zijn neergezonken???!!!
Dat is hoe ernstig God de zonde, de overtreding van het Zesde Gebod, neemt.
Wat kan een ieder van ons hiervan leren? Dat we super-oppervlakkige mensen zijn. Dat we totaal geen idee ervan hebben hoe erg zonde is, elke zonde, alle zonden. Als dit onderwijs van onze genadige Zaligmaker correct is, betekent het dat Hij ons beschouwt als onvoorstelbaar goddeloos, onuitsprekelijk strafwaardig! En wees er maar gerust van overtuigd dat Hij niet overdrijft. Hij meent het. Wil je een bewjs? Hij ondergaat gewillig de HELSE GODVERLATENHEID om zondeschuld te boeten en zonde-daders te verlossen. Hij denkt niet: zo erg is het toch niet ...! Daar hoef Ik toch niet voor aan een dwarsbalk te worden gespijkerd! Ook God Zelf neemt de zonde zó ernstig dat Hij Zijn Eigen lieve Zoon die onuitsprekelijke pijniging laat ondergaan, om de zonde van het onterecht boos zijn, te verzoenen. Jouw zonde van het uitschelden van je broer / zus, te betalen ...
ORTHOPRAXIE
Praktijk! Het gaat niet om de goede kennis alleen, maar ook om de goede toepassing daarvan.
Jezus wijst in de Bergrede (Mattheüs 5) aan hoe onderdanen van het Koninkrijk der hemelen worden geacht te leven: niet ongegrond boos worden op iemand (vers 21-26), geen onreine sexuele begeerten koesteren (vers 27-30). Wanneer Hij verder gaat, komt voor de luisteraars schokkend openbaar hoe ver ze van Gods goede wet af waren. Dit is altijd een gevolg van de goede uitleg van de Tien Geboden. Jezus gaat nu uitleggen hoe Koninkrijks-kinderen omgaan met trouwbeloften, speciaal in het huwelijk. Lees maar vers 31:
"Er is ook gezegd: wie zijn vrouw zal verlaten, die geve haar een scheidbrief."
Het tweede deel van deze uitspraak is geen wens, maar een bevel. In onze dagen zouden we het als volgt weergeven: ... die moet haar een scheidbrief geven. Wat is een scheidbrief? Daarin moest de man schrijven dat de vrouw geen schuld had aan de scheiding. We vinden dit voorschrift in Deuteronomium 24 vers 1:
"Wanneer een man een vrouw genomen en die getrouwd zal hebben, zo zal het geschieden, indien zij geen genade zal vinden in zijn ogen, omdat hij iets schandelijks aan haar gevonden heeft, dat hij haar een scheidbrief zal schrijven, en in haar hand geven, en ze zal laten gaan uit zijn huis."
Hieruit blijkt dat de rabbijnen zich hielden aan de Schrift. Het staat er immers. De heilige wet van God zegt het. Nu komt het commentaar van de Heere Jezus hierop (vers 32):
"Maar Ik zeg u, dat wie zijn vrouw zal verlaten, anders dan uit oorzake van hoererij, die maakt dat zij overspel doet; en wie de verlatene zal trouwen, die doet overspel."
Wat zegt Jezus? Zegt Hij dat er geen scheidbrief hoeft te worden geschreven? Nee, Hij zegt dat je niet moet scheiden!! Dat is veel eenvoudiger. De kanttekening merkt op, dat God het lichtvaardig scheiden nooit voor goed heeft erkend.
Later zal de Heere Jezus er nog meer over zeggen. Maar nu is al wel duidelijk dat het huwelijk stukmaken vreselijk is. Daarom, heb je nog geen verkering? Ben je nog niet getrouwd? Neem dan deze uitspraak van de Heere Jezus mee in je overweging!
Om het met een bekend spreekwoord te zeggen: bezin, eer je begint. Wees ervan overtuigd dat de moraal van onze tijd niet goed is, waarbij het huwelijk totaal anders wordt gewaardeerd dan Jezus Christus het deed, God het doet.
Hoe gedragen onderdanen van Koning Jezus zich? Het volgende vers geeft ons nog meer informatie:
"Wederom hebt gij gehoord, dat door de ouden gezegd is: gij zult de eed niet breken, maar gij zult jegens de Heere uw eden houden."
Het klinkt volstrekt zuiver. Wanneer je een eed aflegt, moet je deze niet breken, maar houden. Toch is de Heere Jezus het er niet mee eens. Waar niet mee? Wel, met de lichtvaardige praktijk van het eedzweren. Daarom zegt Hij (in vers 34):
"Maar Ik zeg u: zweert ganselijk niet."
Dus niet alleen geen eed breken, maar zelfs geen eed zweren. En om duidelijk te maken dat Hij het heel ernstig meent, vervolgt Hij:
"... noch bij de hemel, omdat hij de troon van God is; noch bij de aarde, omdat zij de voetbank is van Zijn voeten; noch bij Jeruzalem, omdat zij de stad is van de grote Koning; noch bij uw hoofd zult gij zweren, omdat gij niet een haar wit of zwart kunt maken."
Wat dan? Wel, dat staat in het volgende, 37ste, vers:
"Maar laat zijn uw woord ja, ja; neen, neen; wat daarboven is, dat is uit de boze."
Wat boven gewoon ja-zeggen en gewoon nee-zeggen uitgaat, sterkere uitdrukkingen dus, zoals: écht waar, ik meen het, God weet het ....; zijn afkomstig van de duivel.
Wanneer je dit leest, ben je geneigd te vragen: wat is er dan fout aan het zweren van een eed of met extra sterke uitdrukkingen duidelijk maken dat je het echt meent?
Heel eenvoudig! Je moet altijd zo oprecht en betrouwbaar zijn dat het niet nodig is om te zeggen: "Ik meen het!", "Het is echt waar!"
Ook Jakobus zegt het zo:
"Voor alle dingen, mijn broeders, zweert niet, noch bij de hemel, noch bij de aarde, noch enige andere eed; maar uw "ja" zij "ja", en het "neen", "neen"; opdat gij in geen oordeel valt."