Orthopraxie - 6
Auteur: ds. W. Pieters
Alledaags is het eerste stuk van Efeziërs 6: kinderen, ouders, slaven en nu nog de slavenhouders (vers 9):
"En gij heren, doet hetzelfde bij hen, nalatende de dreiging; als die weet dat ook uw eigen Heere in de hemelen is, en dat geen aanneming des persoons bij Hem is."
Wat moet een eigenaar van slaven doen? Heel de sociale wereld op zijn kop zetten en zijn slaven vrij laten? Welnee, vrij zijn of slaaf zijn maakt voor een Christen niet echt wat uit. Daarom is er in heel het Nieuwe Testament geen enkele oproep om het verschijnsel slavernij af te schaffen. Betekent dit dat ik denk dat de afschaffing van de slavernij niet goed is geweest? O zeker is het heel goed en zeer Bijbels om geen slaven meer te hebben of te verhandelen. Maar de afschaffing van de slavernij is niet het belangrijkste. Belangrijker is de liefde en de goede verstandhouding en de daaruit voortkomende goede behandeling tussen slaven en heren. En daar schrijft Paulus wel over, meer dan eens.
Wat moeten de heren doen? hetzelfde wat de slaven moeten doen. Dat is? Goed doen ...
En dan is het goed.
In het voorbijgaan lezen we dat er bij God geen aanneming des persoons is. Dit betekent dat God niet bij een heer door de vingers ziet, wat Hij bij een slaaf straft. Nee, sociale of financiële status tellen bij God niet mee. Hij is strikt rechtvaardig. Behandel jij je medemens oneerlijk? Dan zal dat een keertje terug komen. Behandel jij je naaste goed? Dan wordt dat in alle omstandigheden precies gelijk 'beloond'.
Met deze vermaning of oproep is het praktische gedeelte van de brief afgelopen. Nu volgt nog een prachtig stukje over de geestelijke strijd en de daarvoor nodige en door God beschikbaar gestelde geestelijke wapenrusting, maar dat raakt minder de orthopraxie. Daarom laat ik het hierbij.
We hebben in de loop der maanden gezien dat de praktijk niet onbelangrijk is. Ook dat ze niet vanzelf tevoorschijn komt en in goede banen gaat. De apostel Paulus besteedt er uitgebreid en gedetailleerd aandacht aan, en hij laat duidelijk merken dat er aansporing en onderwijzing nodig is.
Daarom kunnen wij er op zijn minst dit van leren dat we de praktijk der godzaligheid moeten gronden op de leer der zaligheid; en dat we er tijd en aandacht aan moeten geven om Gode welgevallig te leven. Als we dit hebben mogen leren van de behandeling van deze drie hoofdstukken, ben ik zeer dankbaar.
We hebben niet alleen de brieven van Paulus en de andere apostelen, maar ook de Evangeliën, zoals vier godvruchtige mannen het leven, het onderwijs en het lijden van Jezus hebben beschreven, uitlopende op Zijn glorierijke opstanding.
In die vier beschrijvingen staat ook heel wat met betrekking tot het rechte leven (orthopraxie). Het meest bekend is in dit verband wel de Bergrede, die we vinden in Mattheüs 5, 6 en 7.
Daar is de hoogste Profeet en Leraar aan het woord. Aan het einde lezen we (Mattheüs 7 vers 28):
"En het is geschied, toen Jezus deze woorden had geëindigd, dat de scharen zich ontzetten over Zijn leer."
Ze waren diep, diep onder de indruk. Hoe kwam dat? Het volgende vers zegt het:
"Want Hij leerde hen als (vol)macht hebbende, en niet als de schriftgeleerden."
Wanneer wij over Jezus' onderwijs in de bergrede gaan nadenken voorzover het te maken heeft met het rechte leven, is het goed om dit steeds te bedenken: het zijn woorden van Eén Die gezag heeft. Hij sprak als de Gevolmachtigde van de Vader. Zijn gezag lag in Zijn Zender en in Zijn Goddelijke natuur. Dat wisten de luisteraars allemaal niet precies, maar ze hebben het toch wel gevoeld: dit zijn niet zomaar woorden ...
Waarover gaat het in de Bergrede? De eerste verzen zijn een karaktertekening van hen die bij Gods Koninkrijk horen. De uitdrukking 'Koninkrijk Gods' vinden we bij Mattheüs niet zo vaak, meestal schrijft hij 'Koninkrijk der Hemelen', waarbij 'Hemelen' een Joodse omschrijving is voor 'God'. De Joden waren namelijk gewend om Gods Naam niet te noemen, maar Hem aan te duiden. Dat deed men om de Naam niet te misbruiken, dus om het derde gebod niet te overtreden. Hoe omschreef men de Naam van God? Op twee manieren, óf door een lijdelijke vorm te gebruiken, óf door een omschrijving te gebruiken.
Voorbeeld 1: Wanneer we lezen: 'Zalig zijn die treuren, want zij zullen vertroost WORDEN', dan wist iedere Jood zondermeer dat er werd bedoeld: ... want God zal hen vertroosten.
Voorbeeld 2: wanneer de verloren zoon het besluit neemt om naar zijn vader terug te keren, zegt hij: ik heb gezondigd tegen de Hemel en voor u. 'Tegen de Hemel' is een Joodse manier van zeggen voor: 'Tegen God'.
Het is niet zonder reden dat Jezus eerst over dat Koninkrijk spreekt, voordat Hij met allerlei praktische dingen aan komt. Dat zullen we, DV, in het volgende nummer zien.
ORTHOPRAXIE
Het Koninkrijk der Hemelen, wat is dat? En hoe staat dat in verband met de orthopraxie of de ethiek?
Als het gaat over de praktijk van ons leven, lopen we allemaal het grote gevaar om deze los te zien van God en Christus. Dan ontwikkelen we een serie regels, misschien wel heel goede regels, maar voor ons hart en geweten is er geen link, geen verbinding met God. Dan maakt het in principe niet uit of je deze regels houdt uit liefde tot God of puur uit gewetensovertuiging, angst voor straf, opvoeding, algemeen humanistische moraal. En natuurlijk, in de praktijk zie je het verschil echt niet (altijd) tussen een eerlijke humanist en een eerlijke Christen. Daarom lopen we het gevaar om die twee gelijk te schakelen.
Welnu, om dit gevaar tegen te gaan, spreekt de Heere Jezus niet direct over wat de goede levenspraktijk is in het alledaagse, maar spreekt Hij eerst over de gezindheid waarmee die praktijk wordt beoefend. De gezindheid is eerst, de praktijk vloeit daaruit voort.
Die gezindheid heeft te maken met motieven of drijfveren. Waarom steel jij niet? Is het omdat de pakkans zo groot is? En als je nu zeker wist dat je nooit en te nimmer gepakt / gestraft zou worden, zou je dan nog niet stelen? Als je wist dat je in der eeuwigheid niet gestraft zou worden, zou je ook dan nog niet stelen? En als iedereen het nu wel doet, en er is geen straf te duchten, zou je dan nog niet stelen?
Waarom niet? Omdat God het zegt? Omdat je bij God hoort? Omdat je God liefhebt? Omdat je Zijn liefde mag ervaren?
Kijk, daarover gaat het EERST. Zit dat niet goed, dan kan het zijn dat jij je verder keurig gedraagt, uiterlijk zelfs zeer Bijbels, en toch is het dan voor God allemaal in diepste wezen niets waard ...!
De Bergrede begint daarom met de zogenaamde 'Zaligsprekingen'. Hierin staat geen bevel; hierin weerklinkt geen oproep; hierin staat niets over straf. Het gaat hierin over het karakter / het hart van hen die Jezus meteen hierna oproept tot de rechte levenspraktijk. Het gaat dus in de Bergrede niet erover hoe je een kind van God kunt worden, door goed de wet te houden en zo. Maar hoe je als kind van God - dat je al geworden bent! - leeft.
Eerst staat er wie bij het Koninkrijk der Hemelen horen, vervolgens staat er hoe die burgers van het Koninkrijk der Hemelen zich gedragen.
We kijken nu naar vers 16:
"Laat uw licht zo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken."
Dit is de eerste opdracht voor de burgers van het Hemelrijk. Wat houdt het in? Jezus stelt hier het vervolg van Zijn toespraak in het rechte licht, namelijk het gaat om de verheerlijking van onze Vader Die in de hemelen is. Klaarblijkelijk gaat het dus niet over onbekeerde mensen, maar over kinderen van de Vader, Christenen met hun hart - en nu ook met hun leven, orthodox en nu ook orthoprax.
Let ook op het verschil tussen de bedoeling van Jezus en van de Farizeeën. Zij bedoelden: dat de mensen onze goede werken zien en ONS verheerlijken, roemen en prijzen ...; Jezus zegt: uw Vader in de hemelen verheerlijken ...
Hoe kunnen wij dus betrokken worden in de lofprijzing van God de Vader door mensen om ons heen? Door ons licht te laten schijnen, net zoals zout zijn aanwezigheid laat merken en zoals een bergdorp vanzelfsprekend te zien is.
En dan zegt Jezus iets onverwachts. Hij gaat in op een gedachte die bij sommige mensen leefde, en Hij voorkomt een misvatting. Hij gaat ervan uit dat sommige mensen menen: Jezus heft de wet op. "Nee", zegt Hij, "Ik hef de wet niet op, maar Ik vervul de wet." En hoe kan het ook anders, als we bedenken dat wet van Zijn Vader afkomstig was. Ja, dat Hij Zelf, als Zoon van God, deze wet aan Israël had gegeven.
Dat Jezus de wet vervult, betekent dat Hij alles wat in de wet staat, heeft gehouden, volkomen, zonder enig tekort.
Verder betekent 'vervullen' dat Hij de wet vol maakt, zo zegt Matthew Henry, door haar nog nauwkeuriger en beter te verklaren dan in het Oude Testament was gebeurd.
Voordat Hij nu een begin maakt met verschillende wetten nader uit te leggen, zegt Hij:
"Ik zeg u: tenzij uw gerechtigheid overvloediger is, dan van de schriftgeleerden en de Farizeeën, dat gij in het Koninkrijk der Hemelen geenszins zult ingaan."
Gerechtigheid is wetsgehoorzaamheid. Hoe nauwkeurig moeten wij Gods wet houden? Nog nauwkeuriger dan de Farizeeën deden. En zij deden het bar nauwkeurig ... Waarom is dat nodig? Omdat er anders geen toegang is tot het Koninkrijk der Hemelen. Daar heb je weer die uitdrukking. Het gaat om dat Koninkrijk. Hoe kom je in dat Koninkrijk? Door de wet allernauwkeurigst te houden. Nu dachten de Joodse leidslieden dat zij het wel nauwkeurig genoeg deden, maar volgens de Heere Jezus was het nog niet genoeg. Het is immers pas genoeg wanneer het volmaakt is.
Heb jij goede hoop dat je straks binnen zult komen? Of schiet jij tekort, dagelijks tekort? Toch doet de Heere Jezus er niets van af: alleen het volmaakte is goed genoeg. De rest is AFGEKEURD! ...?