Demonologie - 10
Auteur: ds. W. Pieters
In Markus 1 komt de duivel ons tegemoet in de synagoge te Kapernaüm, vers 23-27.
Er was in die synagoge een mens, met een onreine geest. Hij schreeuwde tot Jezus:
“Hou op, wat hebben wij met U te doen, Gij Jezus Nazarener, zijt Gij gekomen om ons te verderven? Ik ken U, wie Gij zijt, namelijk de Heilige van God.”
Wat doet Jezus dan? We lezen het in vers 25:
“Jezus bestrafte hem.” Hij zegt: “Zwijg stil, en ga uit van hem.”
Wat gebeurt er vervolgens?
“En de onreine geest, hem scheurende, en roepende met een grote stem, ging uit van hem.”
Met zo’n machtige Zaligmaker hebben wij te doen. O, wat een troost voor een jongen die de duivel soms haast lijfelijk aanwezig weet, en voor een meisje dat zich bij tijd en ogenblikken niet meer kan verzetten tegen de influisteringen van de boze. Wie zal ons ooit van die kwelgeest verlossen? Geen mens is daartoe in staat, behalve Jezus, de Heilige van God.
Heb daarom goede moed, wanneer je wordt geplaagd met godslasterlijke gedachten, misdadige ideeën, schandelijke begeerten of zielvermoeiende twijfelingen. Jij hoeft je alleen maar tégen de duivel te stellen, maar je hoeft hem niet op de vlucht te jagen en nog minder hem te verslaan. We lezen (Jakobus 4 vers 7):
“Weersta de duivel, en hij zal van u vluchten.”
Wie jaagt hem op de vlucht? Onze trouwe Heere Jezus!
Maar de duivel is het er helemaal niet mee eens, want hij probeert op het laatste moment die man nog te vermoorden (te verscheuren). Het Griekse woord duidt erop dat de man stuiptrekkend op de grond viel – dus alsof hij stierf. Dat lezen we ook in Markus 9 vers 26, waar het gaat over de maanzieke knaap. Wanneer Jezus die boze geest uitwerpt staat er:
“En hij, roepende en hem zeer scheurende, ging uit. En het kind werd als dood, zodat velen zeiden, dat het gestorven was.”
Wat is de duivel ons toch vijandig gezind!
Wat is het goed om nú de Duiveluitwerper te voet te vallen, zodat ook jij en ik Hem leren dienen in liefdevolle gehoorzaamheid!
Demonologie
In Markus 1 lezen we weer over de duivel (de demonen – zoals ze in het oorspronkelijke worden genoemd) toen de zon onderging aan het einde van de sabbath (en volgens de joodse telling de volgende dag aanbrak).
We lezen (vers 32): “Toen het nu avond geworden was, toen de zon onderging, brachten zij tot Hem allen die kwalijk gesteld, en door de duivel bezeten (= in de macht van een demon) waren.” Er waren er in de dagen dat Gods Zoon in menselijk vlees was gekomen, extra veel die demonen in zich hadden wonen, die hen beheersten.
Wat doet Jezus met hen? Vers 34: “Hij wierp vele duivelen (Grieks: daimonia) uit.”
En dan lezen we iets opmerkelijks: “Hij liet de duivelen (demonen) niet toe te spreken, omdat zij Hem kenden.”
Twee dingen leren wij uit dit stukje:
- Jezus’ macht is blijkbaar zó groot dat Hij demonen zelfs kan verhinderen te praten.
- Jezus blijkt er niet van gediend te zijn dat demonen Hem bekend maken.
Het eerste leidt ons tot aanbidding en bemoedigt ons in onze dagelijkse strijd tegen satan en heel zijn rijk.
Het tweede leidt bij sommigen tot de vraag: waarom mochten die demonen niet zeggen Wie Jezus was? Het is toch prachtig wanneer zij die onverdachte getuigen schijnen te zijn, vertellen dat Jezus van Nazareth de Zoon van God is?!
De demon van de bezetene in de synagoge over wie we vorige maand lazen, riep uit: “Ik ken U, wie U bent, namelijk de Heilige Gods.”
En nu mag het niet. Waarom niet? Omdat de duivel niet het juiste medium is om het evangelie te verkondigen. God wil dat de brengers van die Goede Boodschap er zelf sympathiek, welwillend, positief tegenover staan. Wie het evangelie verkondigt met onzuivere bedoelingen, kan slechts schade eraan toebrengen – al kan God het wel gebruiken tot zaligheid. We kunnen ervan leren dat de Blijde Tijding van Gods genade 100% diametraal tegenover álles van satan staat.
Om over na te denken: is dat bij mij ook zo? Of probeer ik deze twee te combineren…?
Demonologie
We hebben in de loop der maanden heel wat overdacht wat de Bijbel ons leert over demonen. Jezus had er steeds mee te maken. De heidenwereld was er ook vol van. Dat zien we als we het boek Handelingen lezen. Wanneer het evangelie de heidenwereld ingaat, wordt het duidelijk dat de macht van de duivel groot is, maar ook dat de macht van het Evangeliewoord groter is, wanneer de Heilige Geest het gebruikt tot zaligheid van zondaren.
Wat het boek Handelingen erover vertelt, gaan we nu overdenken.
Het eerste wat ons opvalt, is dat de duivel zó machtig is, dat hij zelfs in de pasgestichte christelijke gemeente een dodelijke macht uitoefent. Lees maar mee in hoofdstuk 5. Petrus zegt in vers 3: “Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld, dat u tegen de Heilige Geest liegen zou?”
Nee, niet de satan liegt. Ananias is schuldig. Toch heeft de satan er alles mee te maken. Hij heeft het hart van Ananias vervuld.
Kan Ananias daar wel iets aan doen? Is hij op dat moment niet slachtoffer van satans macht en list? Antwoord: nee, Ananias is niet een onschuldig slachtoffer, maar een schuldige handlanger. Hij had satan toegelaten…
De statenvertalers omschrijven zijn aandeel in deze droevige affaire als volgt: waarom hebt gij de satan plaats gegeven in uw hart? Dit is in de nieuwste bijbelvertaling (veel te vrij) als volgt verwoord: “‘Ananias, waarom heb je je door Satan laten misleiden?”
Hoe heeft Ananias satan toegelaten? Door, tegen zijn geweten in, de zonde van geldgierigheid te koesteren. O, onderschat satan niet! Wanneer je tegen je geweten ingaat, zonden een plaats(je) geeft, geef je satan plaats.
Deze gruwelijke macht van satan blijkt verwoestend te zijn, want Ananias sterft aan deze zonde. Tegenover plaats geven aan satan, zoals onze statenvertalers dat omschrijven, roep ik jou op (en ook mezelf) om te doen wat Ursinus schrijft in antwoord 103: laat de Heere door Zijn Geest in je werken; geef plaats aan Gods rustgevende Geest!
Zo zegt ook Paulus het in Efeziërs 5 vers 18: “Wordt vervuld met de Geest.”
Dit alleen is het geneesmiddel / tegengif tegen het gif van satan.