Demonologie - 2
Auteur: ds. W. Pieters
Het Griekse woord diabolos, vertaald met duivel, vinden we in de Bijbel in verband met de duivel nooit in het meervoud maar alleen in het enkelvoud. Er zijn dan ook niet vele duivelen, maar er is één duivel.
Toch kun je in de Statenvertaling lezen over duivelen, meervoud. Het Griekse woord dat er dan staat, is óf daimonia óf daimoones. Hierin kun je het woord demonen herkennen. Zijn demonen dan geen duivelen? Ze horen in ieder geval wel bij hem; ze zijn knechten van hem. Op een ouderwetse manier worden ze ook wel zijn trawanten (handlangers) genoemd.
Er zijn ook andere omschrijvingen voor de duivel, zoals de boze. Zo zijn er ook andere omschrijvingen voor deze handlangers van de duivel, zoals boze geesten, of onreine geesten. Duidelijk is dat zij geesten zijn en dat zij het kwade bedoelen. Ze hebben echt niets goeds met ons voor.
De Sadduceeën in de dagen van de Heere Jezus geloofden niet in geesten, niet in goede geesten, die we engelen noemen; en niet in kwade geesten, die we duivelen of demonen noemen.
De westerse, christelijke wereld heeft lange tijd, in het voetspoor van de Bijbel, ernstig rekening gehouden met onzichtbare geestelijke machten, zowel goede als boze. Sinds de tijd van de Verlichting, ook wel Rationalisme genoemd, geloven velen niet meer in iets anders dan wat ze zien. Toch merken we ongeveer de laatste dertig jaar een kentering en komt er weer belangstelling voor het onzichtbare: heksen, occultisme, demonen.
Het onzichtbare intrigeert. Mensen zijn onverwoestbaar religieus. Is er geen binding aan God, dan bindt men zich aan ‘een’ god, iets goddelijks, demonisch. Het Griekse woord voor demon heeft te maken met iets goddelijks! De boze geesten zijn immers engelen geweest; ze hadden dus wat met God. En zo vervullen demonische machten de leegte die de westerse mens ervaart nu hij God de rug toekeert.
Het gevaar voor lezers van De Catechisant is niet dat jullie het demonische ontkennen, ook niet dat jullie met het demonische spotten, maar misschien wel dat jullie met het demonische of occulte ‘experimenteren’, nieuwsgierig er wat aan ‘snuffelen’. Dit is in wezen hetzelfde (maar onbewust) als het demonische niet serieus nemen. Daarom is het goed om een open lijn van ‘communicatie’ te hebben met God, in het gebed in en het dagelijks lezen van Zijn Woord, én met je ouders: als klasgenoten je via ‘spelletjes’ met het occulte in aanraking brengen, heb het er dan over met je ouders, of een leraar / lerares!
Demonologie
Laten we eens wat schriftgegevens nakijken, waarin God ons iets vertelt over de duivel en zijn medewerkers.
De eerste keer dat we ná de verzoeking van Jezus iets over de duivel(en) lezen is al in hetzelfde hoofdstuk (Mattheüs 4) vers 24:
Zijn gerucht ging uit in heel Syrië. En zij brachten tot Hem allen die kwalijk gesteld waren, met verscheidene ziekten en pijnen bevangen zijnde, en van de duivel bezeten, en maanzieken en geraakten; en Hij genas ze.
Het gaat mij nu natuurlijk om degenen die van de duivel bezeten waren. In het Grieks staat het woord daimonizomai. Hierin herken je het woord demon. Wat houdt het in om van of met of door demonen bezeten te zijn?
Om hierop een antwoord te vinden moeten we beginnen bij Genesis 1, waar God ons vertelt dat wij zó zijn geschapen, dat we vol van God waren: naar Zijn beeld en gelijkenis. Van de duivel of een demon bezeten zijn betekent nu lijnrecht tegenovergesteld aan het vol zijn met God, vol zijn met de duivel. Hij beheerst je, hij neemt je in beslag, hij beïnvloedt heel je denken, willen en voelen; hij vernielt niet alleen Gods beeld, maar ook onze persoonlijkheid. Denk aan de bezetene te Gardara, die zich verwondt en met stenen slaat (Markus 1 vers 5).
Wie is sterker dan de demonen? Wie kan ze overwinnen? Wie kan iemand uit hun klauwen verlossen? Niemand van de mensen – ook niet met vereende krachten – is daartoe in staat. Alleen God, de Almachtige. Van deze almacht nu geeft Jezus een duidelijk bewijs door één- en andermaal zulke hopeloze gevallen, zulke bezetenen te verlossen.
En wij? Zijn wij, denk je, ook bezeten? In zekere zin niet. De duivelbezetenheid, zoals we die tijdens Jezus’ omwandeling op aarde tegen komen, vindt zo niet meer plaats. Maar wel is het overduidelijk dat allerlei mensen – álle mensen – door demonen worden beheerst, in mindere mate of meerdere mate, wat betreft déze verslaving of wat betreft díe verslaving. En het is net zo duidelijk dat bevrijding van deze bezettende macht alleen door almachtige kracht, door God Zelf, kan plaatsgrijpen. Denk aan het heerlijke troostwoord van 1 Johannes 3 vers 8:
Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken van de duivel verbreken zou.
Demonologie
Laten we wat schriftgegevens nakijken, waarin God ons iets vertelt over de duivel en zijn medewerkers. De tweede keer dat we ná de verzoeking van Jezus over de duivel(en) lezen is in Mattheüs 7 vers 22:
Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Heere, Heere, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw Naam duivelen uitgeworpen, en in Uw Naam vele krachten gedaan?
Jezus heeft het hier over valse profeten. Nou, die staan wel in dienst van de demonen, denk je niet? Hij noemt ze in vers 15 mensen die
in schaapsklederen tot u komen, maar van binnen zijn zij grijpende wolven.
Over hen zegt hij nu in vers 22, dat zij demonen hebben uitgeworpen. Hieruit kunnen we leren dat zelfs mensen die de Heere niet vrezen, en die Zijn knechten niet zijn, die nog in dienst van de satan staan om zijn rijk op te bouwen, en die het Koninkrijk van Christus niet bouwen…, dat zij toch demonen kunnen uitwerpen!
Wanneer je dan ook hoort van mensen die duivelen uitdrijven (zogenaamde exorcisten), dan kunnen we niet zeggen dat dit altijd van God is. Het kan zelfs zijn dat demonen mensen verlaten, zonder dat ze door God worden uitgedreven.
Als je hier wat verder over nadenkt, dan besef je dat de wereld van demonen en boze geesten nog niet zo simpel in elkaar steekt. Anders gezegd: wij moeten oppassen. Wat we nodig hebben is: de Heere gedurig smeken om Zijn bewaring.
Een voorbeeld hiervan vind je in Mattheüs 12 vers 43-45:
Wanneer de onreine geest van de mens uitgegaan is, gaat hij door dorre plaatsen, zoekende rust, en vindt ze niet. Dan zegt hij: ik zal terugkeren naar mijn huis vanwaar ik uitgegaan ben. En komende, vindt hij het leeg, met bezems gekeerd en versierd. Dan gaat hij heen en neemt met zich zeven andere geesten, bozer dan hij zelf, en ingegaan zijnde, wonen zij daar. En het laatste van die mens wordt erger dan het eerste.
De boze geest wordt niet uitgeworpen, maar hij gaat zelf weg: verlost van een duivel, niet vervuld met de Heilige Geest… nog steeds kind van de boze!