Catechismus vraag 18 uitleg: Maar wie is deze Middelaar?
Auteur: ds. W. Pieters
Buitengewoon rijk, buitengewoon gelukkig ben jij, als je de Heere Jezus Christus aanneemt. Paulus schrijft daarover met hooggestemde woorden in Galaten 2 vers 20 en Kolossenzen 2 vers 6 en 7: "Ik ben met Christus gekruisigd en ik leef, maar niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof van de Zoon van God, Die mij liefgehad heeft en ZichZelf voor mij overgegeven heeft." "Gelijk gij dan Christus Jezus de Heere hebt aangenomen, wandelt alzo in Hem, geworteld en opgebouwd in Hem en bevestigd in het geloof."
Ben jij zo buitengewoon gelukkig?
Ben jij zo buitengewoon rijk?
De Heidelbergse Catechismus gaat er iets van zeggen in vraag en antwoord 18:
Vraag: Maar Wie is deze Middelaar, Die tegelijk waarachtig God én een waarachtig rechtvaardig mens is?
Antwoord: Onze Heere Jezus Christus; Die ons van God tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en tot een volkomen verlossing geschonken is.
Vraag 18
De professoren Olevianus en Ursinus hebben in de vragen en antwoorden 16 en 17 uitgelegd, waarom de Zaligmaker echt God moest zijnen waarom Hij echt mens moest zijn en ook zondeloos mens. Nu komt de vraag, of er wel zo'n Persoon te vinden is. Zou ergens op deze aarde iemand zijn, die aan deze vereisten beantwoordt? Het antwoord kan kort zijn: nee! Wij kunnen zo iemand niet voortbrengen. Wij kunnen aan die vereisten op geen enkele manier beantwoorden. Dat heeft de vraagsteller al wel begrepen, want hij begint met te zeggen: maar ...! Het is een tegenwerping. Nu zegt u dit alles wel, maar is er wel zo-iemand? Nu wordt wel precies gezegd hoe een eventuele Zaligmaker eruit moet zien en welke hoedanigheden hij moet bezitten, maar ... Maar, is er eigenlijk wel zo-iemand? Zo-iemand is er toch niet! Nee, zo-iemand is er niet. Van ons uit niet. Toch eindigt hier het `stuk der verlossing' niet met een stilzwijgen of een verdrietig schouderophalen of een eerlijk-droevig: wij weten het niet. Nee, het leerboekje uit De Paltz geeft toch een antwoord. En dat antwoord is geen bedenksel van Olevianus of Ursinus of van de keurvorst Frederik III; maar dit antwoord is alleen maar een napraten van de Heilige Schrift, Gods onfeilbaar Woord, onze vertrouwde Bijbel. Er wordt gezegd: zo-iemand is er toch; en wel onze Heere Jezus Christus.
Eigenlijk zit er voor ons geen enkele spanning meer in, want we wisten het allemaal al. Maar nu moet je eens indenken, dat er in een heidens land (dus ook in Nederland) een jongen is, die de laatste tijd zo'n last heeft van zijn geweten, zo'n last heeft van zijn zonde en zo voelt, dat hij door God gestraft moet worden. En hij hoort van een zendeling of evangelist, dat God die zonde ook moet straffen en wel met de eeuwige straf en hij hoort met ontzetting, dat hij elke dag verder voortgaat naar dat ondraaglijk vuur der hel en hij hoort, dat er geen mogelijkheid is om gelukkig en blij te worden, om zalig te worden dan alleen door een Helper, Die echt God is en echt mens is en ook zondeloos mens. Wat zal hij dan denken onder het verhaal van die zendeling, van die evangelist? Dan zal hij denken: die is er niet; zo-iemand bestaat niet; of hij zal denken: zou er zo-iemand zijn? Maar hij zal in ieder geval niet weten wie het dan zou moeten wezen. En als hij in angstige spanning de vraag stelt: is er zo'n Helper?, dan krijgt hij als antwoord: ja, zo'n Helper, zo'n Redder, zo'n Zaligmaker is er en wel onze Heere Jezus Christus ... Moet je eens indenken: dat is voor zo'n heidense jongen een heel verrassend antwoord! Is er echt iemand die God en mens tegelijk is? Ja, die Iemand is er: onze Heere Jezus Christus. Dat is niet gewoon meer, maar een wonder van verrassing!
En dat bedoelt de Catechismus ons te zeggen. En wanneer het door de Heere God aan ons persoonlijk en bevindelijk geleerd wordt, dan vergaat het ons als zo'n totaal onwetende jongen. Dan weten we het ook echt niet meer. Dan vragen we ons af: hoe moet het nu? Want, o ja, dan hebben we de Naam van de Zaligmaker wel gehoord - onze Heere Jezus Christus -, maar we kennen Hem niet; Hij is ons eigenlijk net zo vreemd als zo'n heidenjongen uit de binnenlanden van China of van donker Afrika of van het roomse Zuid-Amerika. Wij hebben nodig, dat God ons het ware geloof geeft in Zijn Zoon, onze Heere Jezus Christus, opdat Hij ons bekend wordt, opdat wij eerbiedig `kennis met Hem maken' en zo ook vertrouwelijke omgang met Hem krijgen. Dan leren we Hem aannemen, zoals ik aan het begin schreef uit Kolossenzen 2 (en de Catechismus legt dat uit in vraag 20 en 21). Dan is Hij door Gods genade geen vreemde meer voor ons.
Het is nu echter voor jou van groot belang, om je twee dingen af te vragen:
1. zou jij deze Heere Jezus Christus ook willen leren kennen als jouw persoonlijke Verlosser en Zaligmaker? Heb je Hem nodig en verlang je naar Hem, opdat Hij je zou verlossen van al je vuile zonden en van de eeuwige toorn van God?
2. zou jij alle moeite en inspanning, die nodig is, ervoor over willen hebben om Hem te leren kennen, zoals Hij Zich Zelf in Zijn Woord bekend maakt? Onderzoek jij dagelijks de Schriften, die van Hem getuigen, zoals Hij Zelf zegt in Johannes 5 vers 39; Schriften, die ons wijs kunnen maken tot zaligheid, zoals Paulus aan Timotheüs schrijft?
Kijk, dat je jezelf niet tot een zaligmakende kennis van Christus kunt brengen, weten we beiden; maar dat we een buitengewoon belangrijk middel in handen hebben, waardoor wij Hem kunnen leren kennen, weten we toch ook beiden?! Nu wil ik je graag aansporen om te doen, wat je kunt doen: te studeren in Gods Woord met de aanhoudende en eerbiedige bede om het licht van Gods Heilige Geest. De Heere, Die niet liegen kan, heeft in Romeinen 10 vers 13 beloofd, dat Hij Zijn zegen er zeker over zal geven.
Antwoord 18
Waar gaat het eigenlijk over in de Catechismus? Dat we getroost zullen worden. Getroost in leven en in sterven! Best belangrijke dingen, vind je niet? De Catechismus van Heidelberg zet dan ook met die vraag in, zoals jullie allemaal weten. En in dat licht staat heel het boekje. Ook de vraag, die we in het vorige nummer zijn begonnen te overdenken en waarvan we nu het tweede deel behandelen. Ik zal die nog een keer overschrijven:
Vraag: Maar Wie is deze Middelaar, Die tegelijk waarachtig God én een waarachtig rechtvaardig mens is?
Antwoord: Onze Heere Jezus Christus; Die ons van God tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en tot een volkomen verlossing geschonken is.
Als het gaat om troost, leert de Schrift ons: troost is daar, waar God en wij weer in vriendschap leven. Hoe komt het ooit zover? Alleen door een Middelaar, dus door Jezus Christus, onze Heere. Wie is Hij? De Catechismus noemt niet alleen Zijn Namen, maar vertelt ook in één adem (uit I Corinthe 1 vers 30), Wie Christus voor Zijn volk is. Drie woorden worden genoemd (het vierde is een samenvatting van die drie), namelijk: Christus is mijn Wijsheid, Hij is mijn Rechtvaardigheid en Hij is mijn Heiligheid. Dat betekent in één woord samengevat: Hij is mijn volkomen Verlossing. Wat betekent deze volheid van genade? Daar mogen we nu over nadenken. Ik denk, dat het gevaar groot is, dat er voor sommigen onder de lezers eigenlijk niets aantrekkelijks bij is, in wat ik nu ga schrijven. Niets wat jij interessant of belangrijk vindt. Ik zit erover te piekeren, hoe ik het nu zó kan schrijven, dat ik ook de aandacht trek van een niet-genteresseerde lezer... Ik weet niet, hoe ik dat zou kunnen klaarspelen, maar ik weet wel, dat voor arme en verloren zondaren het stukje, wat nu gaat komen bijzonder rijk en vertroostend zal zijn. Het gaat over Wijsheid.
Wat is dat? Dat weet je pas, als je leert zien hoe grote dwaas jij bent. Ja, ik weet wel, dat het niet aardig is om dit te lezen. Meestal zijn we in eigen oog best wel wijs/verstandig. Daar hebben veel ouders last van bij jullie, hun kinderen. Jij denkt als jongen van 15 jaar immers, dat je het zelf wel weet en als meisje van 16, dat je genoeg verstand hebt om zelf van alles te regelen en te bepalen... Maar dat is een vergissing. Wanneer word jij nu wijs? Als je hebt geleerd, hoe dwaas je bent. Des te meer je dan ook je dwaasheid ervaart, des te meer je naar de Goddelijke wijsheid/onderwijzing gaat verlangen. En wat zegt de Bijbel nu? Dat God Zijn Zoon heeft gegeven om jou wijs te maken tot zaligheid.
Wat houdt deze wijsheid in? Dat je in de strijd met de duivel en met het ongeloof van je eigen hart, temidden van alle twijfelvragen, geen discussies houdt, niet gaat redeneren, maar enkel en alleen tot Jezus Christus de toevlucht neemt en Hem vraagt om het voor jou op te nemen. Je weet niets anders, dan Jezus Christus.
--> Als de duivel zegt: maar jij bent zo'n onoprecht zondaar, dan zeg jij: dat weet de Heere Jezus wel, maar toch wil Hij in mijn plaats gaan staan.
--> Als het ongeloof zegt: maar jouw zonden zijn veel te groot; dan zeg jij: dat kan allemaal wel waar zijn, maar het Offer van Jezus Christus is groter dan mijn zonden.
--> En als de twijfel zich opdringt: zou het allemaal wel waar zijn, wat in de Bijbel staat over Gods Zoon; dan zeg jij: ik weet het niet precies, maar ik vraag aan U, o Heere Jezus,. dat U het mij duidelijk wilt maken...
Het gaat ook over Rechtvaardigheid.
Dit betekent: ik beantwoord weer aan Gods Wet. Maar misschien denk jij wel: `Hoe krijg ik dat ooit voor elkaar? des te meer licht de Heilige Geest in mijn hart laat vallen..., des te eerlijker ik mezelf bekijk... des te duidelijker zie ik, dat ik in de verste verten niet beantwoord aan Gods eisen. Hoe moet dat nu?' Wel, zegt de Schrift: Christus heeft in plaats van wetsovertreders het gebod van Zijn Vader volkomen gehouden. Als jij nu in je schuld en zonde je gelovig, onvoorwaardelijk overgeeft aan deze Zoon van God, dan rekent God zó, alsof je toch geheel met Zijn Wet overeenstemt. Hoe is het mogelijk? Toch is het volkomen waar! Ik, de grootste schurk op heel de wereld, word door God beschouwd en behandeld, alsof ik 100% Zijn Wet had gehoorzaamd... Interesseert het jou werkelijk of je ooit aan Gods Wet kunt voldoen? Dan wordt het antwoord op de vraag, Wie nu deze Middelaar is, bijzonder rijk. Dan verwonder jij je. O mijn vriend, die zo onder de last van je zonden loopt te torsen en die niet weet, hoe je ooit je schuld en verdoemelijke zonden kunt kwijtraken...; luister eens: er is een volkomen Middelaar, een Zaligmaker, Die precies past bij jou; heel persoonlijk: bij jou! Hoe schuldig en helwaardig je ook bent...: Christus is een Plaatsvervanger, een Borg, Die al de schuld op Zich nam; en dat met de toestemming en goedkeuring van Zijn Vader! Kom, vlucht tot Hem. Wàt satan je ook influistert, vlucht tot Hem, Die volkomen kan zalig maken degenen, die door Hem tot God gaan.
Het gaat ten derde ook over Heiligheid
Christus is mijn heiligheid. Ik heb er zelf dus helemaal niets van. Als ik iets had van heiligheid, zou Christus het niet zijn. Maar als Hij mijn enige heiligheid is, heb ik dus enkel en alleen onheiligheid! En het is best een heel verdrietige constatering, wanneer je zielsbevindelijk gaat zien: ik ben zo onvoorstelbaar verdorven en vuil... Er is geen hoop op genezing, geen hoop op reiniging, geen hoop, dat ik opknap. En wat betekent het voor jou nu? Dat je daarom maar toegeeft aan de boze lusten van je vlees? Of dat je in doffe moedeloosheid wegzakt? Paulus' antwoord in I Corinthe 1 vers 30 luidt: alles wat ik mis, bezit Christus voor mij. Christus en ik zijn rijk genoeg. Alles wat mij ontbreekt, vind ik in mijn Zaligmaker. Ik hoef niets meer te hebben. God ziet naar mij door Zijn Zoon heen en ziet geen enkele zonde in mij en beschouwt mij als volkomen rein, kuis, heilig...! Hoe is het mogelijk? Laat ons dan verwonderd zijn, dat in Christus alles is, wat jij mist én dat Hij vrij toegankelijk is voor een ieder, die Hem hebben wil, die zonder Hem niet meer leven kan. Voor jou dus..?!