Des HEEREN Lof, Johannes Calvijn(3)
Auteur: ds. W. Pieters
Calvijn terug in Genève
Ondertussen gaat het in Genève niet goed. De bevolking heeft de roomse kerk wel afgezworen en haar bisschop wel verdreven, maar nu Calvijn en Farel zijn verbannen, is er een leegte ontstaan. In 1539 klinken er dan ook al stemmen om Calvijn terug te laten komen. En in oktober 1540 vraagt de gemeenteraad hem weer terug te komen om de kerk te organiseren, en vooral om de burgers te onderwijzen. Calvijn ziet er erg tegen op en wil het liefst in Straatsburg blijven, waar hij niets anders dan vriendschap en liefde ervaart. Maar hij schrijft aan Farel:
Ik breng mijn hart aan de Heere ten offer. Ik heb mijn geest gevangen gegeven in gehoorzaamheid aan God.
En daarom keert hij - na alles in Straatsburg te hebben geregeld en na nog in Worms en in Regensburg godsdienstgesprekken te hebben bijgewoond - op 4 september 1541 terug naar Genève. Hij is inmiddels 32 jaar; hier zal hij de rest van zijn leven doorbrengen. Wanneer hij zijn predikarbeid weer begint, denken zijn aanhangers dat die eerste preek wel vol verwijten zal zitten, richting het stadsbestuur. Ze zijn nieuwsgierig waarover Calvijn zal preken. Tot hun stomme verbazing gaat Calvijn verder met de vervolgserie, waar hij mee bezig was toen hij drie jaren geleden de stad moest verlaten. In grote verzoeningsgezindheid gaat Calvijn aan het werk om de gemeente van Christus te bouwen en om vijanden te winnen voor de Heere Jezus. Het belangrijkste dat de jonge, ernstige reformator kan doen, is Gods Woord brengen. Dat doet hij dan ook met grote ernst en toewijding. Zowel op de Sabbath-dagen als op doordeweekse dagen preekt hij voor de toegestroomde scharen. En verder geeft hij veel Bijbellessen, om de Heilige Schrift aan de aanstaande predikanten, de burgemeesters en raadsleden, de ouderlingen en diakenen, de vaders en de moeders te verklaren. Overeenkomstig de voorschriften van Gods Woord probeert hij ook de tucht te handhaven. De overheid werkt hem soms tegen en soms helpt ze hem. Bijvoorbeeld ze sluit de kroegen, maar na korte tijd geeft ze toch toe aan de ongebondenheid van de mensen en gaan ze weer open. Door al deze tuchtmaatregelen proberen Calvijn en zijn medewerkers Genève te maken tot een heilige stad, waarin met de eer van God ernst wordt gemaakt. Maar wat ze ook ondernemen, de harten van de mensen zijn niet allemaal veranderd en daarom blijven allerlei zonden toch bestaan. Daarom is Calvijn, net als Luther en Zwingli en zoveel anderen van Gods getrouwe knechten, vaak moedeloos. In een preek zegt hij:
Ik schaam mij hier het Woord van God te verkondigen, als men ziet hoeveel schandalige wanorde er heerst. Ik zou wensen dat God mij uit deze wereld wegnam, zodat ik niet langer in zo'n warboel hoefde te leven.
Hij vreest dat God met Zijn straffen en oordelen zal komen, omdat de mensen niet luisteren naar de verkondiging van Zijn Woord.En weer krijgt Calvijn te maken met groeiende tegenstand. Meer en meer gaan overheidspersonen zich verzetten tegen de tucht die Calvijn wil doorvoeren. Calvijn grondt de tucht wel op de Bijbel, maar volgens velen is het veel te streng. De spanning stijgt. Hij schrijft:
De goddeloosheid is zover gekomen, dat ik nauwelijks meer kan hopen, dat de kerk nog enigszins in goede orde kan worden gehouden. Geloof me, ik ben een gebroken man, als God mij de hand niet reikt.
Calvijn moet niet alleen met de zondige gebruiken en gewoonten van de stadsbewoners de strijd aanbinden, maar soms ook met dwalingen van vooraanstaande mensen. Zo wordt Castellio, de rector van de beroemde Latijnse school, het Collège de la Rive, afgezet, omdat hij het Hooglied uitlegt als een menselijk liefdeslied. Later ontkent hij ook de Goddelijke voorbeschikking. Uit liefde en eerbied voor Gods Woord kan Calvijn niet toegeven. Een andere vooraanstaande man is Bolsec. Hij is arts. De leer van de uitverkiezing acht hij lijnrecht in strijd met de Heilige Schrift. Op advies van Calvijn wordt hij - na veel gesprekken - verbannen. De bekendste tegenstander van Calvijn in wel Michael Servet. Hij ontkent de Bijbelse leer van de drie-eenheid. Meer: hij probeert heel de gemeenteraad en de bevolking van Genève afvallig te maken van de leer der Reformatie. Hij doet er alles aan om haat en vijandschap tegen Calvijn te zaaien. Maar door Gods genade lukt het hem niet en de raad van Genève veroordeelt deze dwaalleraar ter dood (27 oktober 1553).
Calvijn is voor de doodstraf voor mensen die niet een béétje dwalen, ook niet door ónwetendheid dwalen, maar die ondanks alle onderwijs hardnékkig dwalen op de meest belangrijke onderdelen van de Bijbelse leer én die er daarbij alles aan doen om anderen op hun dwaalweg mee te krijgen. Hij grondt deze opvatting op Deuteronomium 13, waar God gebiedt afgodendienaars met de dood te straffen, wanneer ze anderen proberen afvallig te maken van de ware God. Deze opvatting is een onderdeel van de theocratie. Theocratie is een regeringsvorm, waarbij alleen God het voor het zeggen heeft, door de Bijbel. Dus is er geen plaats voor onbijbelse praktijk en leer. Zo wil Calvijn Genève vormen. En zo is ook tot in onze tijd de invloed van Calvijn, dat is: de invloed van deze Bijbelse gedachten van Calvijn, merkbaar. Denk aan artikel 36 van de Geloofsbelijdenis, waar staat wat de taak van de overheid is:
... ook de hand te houden aan de heilige kerkedienst; te weren en uit te roeien alle afgoderij en valse godsdienst, het rijk van de antichrist te gronde te werpen, en het Koninkrijk van Jezus Christus te doen vorderen, het woord van het Evangelie overal te doen prediken, opdat God door een ieder geëerd en gediend wordt, zoals Hij in Zijn Woord gebiedt.