Waar jij mee zit: de Drie Verbonden
Auteur: ds. W. Pieters
De leer van de `Drie Verbonden', wat wordt daar eigenlijk mee bedoeld?”, zo kwam op een briefkaart, zonder afzender, gestempeld in Rotterdam, de vraag.
In de eerste plaats vind ik het niet netjes om een vraag te stellen zonder ondertekening. In de tweede plaats bestaat het gevaar dat dit onderwerp alleen maar aan de orde wordt gesteld om te twisten. In de derde plaats is het niet zo eenvoudig. Maar goed, ik zal proberen er heel kort iets over te schrijven. In de Bijbel gaat het vaak over een Verbond tussen God en de mens. Heel bekend is wat in Genesis 17 staat, dat de HEERE zegt: `Ik zal Mijn Verbond oprichten tussen Mij en tussen u en tussen uw zaad na u in hun geslachten ..., om u te zijn tot een God en uw zaad na u.'
Het Verbond dat hier aan de orde is, noemen we wel het Genadeverbond. Dit woord staat niet in de Bijbel en is dus een uitvinding van mensen. Het is wel een heel goede naam, want duidelijk is dat het Verbond tussen God en Abraham er enkel en alleen uit genade was. En dat geldt nog. Nu is er in de Bijbel van een tweede Verbond sprake, namelijk het Verbond met Adam. Dat wordt wel het Werkverbond genoemd; ook wel het Natuurverbond of het Scheppingsverbond. Ook deze namen staan niet in de Bijbel, maar we kunnen er wel iets over vinden, onder andere in Hosea 6 vers 7, waar staat dat God Zijn volk Israël ervan beschuldigt het Verbond te hebben overtreden als Adam. Uit meer gegevens van de Heilige Schrift kunnen we besluiten dat God een Verbond had opgericht met Adam. Dit Verbond is door Adam verbroken: hij was ongehoorzaam. Toen maakte God een nieuw Verbond bekend, namelijk het al eerder genoemde Genadeverbond.
Tot zover is er geen verschil tussen mensen die zeggen dat er twee Verbonden zijn en die zeggen dat er drie zijn. Déze twee worden door hen allen wel erkend. Het probleem begint, wanneer wordt nagedacht over een derde Verbond, namelijk het Verbond der verlossing. Wat wordt met het Verbond der verlossing bedoeld? Het Verbond tussen God de Vader en Zijn Zoon.
De Heilige Schrift vertelt ons dat God omgang zoekt met mensen: `Hij is het Die ons Zijne vriendschap biedt.' Daarom maakt Hij met ons een Verbond. Een genadig Verbond. De Bijbelse gegevens over deze vriendschappelijke verhouding tussen God en Zijn volk nu proberen wij in een systeem samen te vatten. Dit is en blijft een menselijke poging. Wanneer mensen het geheel van de Schriftgegevens overzien, komen ze tot verschillende formuleringen. De ene zegt: er zijn in diepste wezen maar twee Verbonden, namelijk het Werkverbond en het Genadeverbond. Een ander zegt: als ik de gegevens van de Heilige Schrift overzie, denk ik dat we moeten zeggen, dat er drie Verbonden zijn, namelijk behalve het Werkverbond en het Genadeverbond ook het Verlossingsverbond. En men bedoelt daarmee de Goddelijke Overeenkomst tussen de Vader en de Zoon in de eeuwigheid. Maakt het veel uit hoe men de Bijbelse gegevens in menselijke woorden probeert te systematiseren en of men komt tot een `twee verbonden-' of een `drie verbonden-leer'? Het kan een tamelijk groot verschil betekenen, maar het hoeft niet. Uiteindelijk komt het er namelijk maar op aan, hoe we in prediking en persoonlijke geloofsbeleving deze dingen gestalte geven. Dat is veel belangrijker dan de systematische formulering. Voor mij persoonlijk is het zo, dat ik geloof dat de formulering van een `twee verbonden-leer' meer recht doet aan de Bijbelse gegevens, dan die van een `drie verbonden-leer'. Toch ben ik er mij heel goed van bewust, dat de Bijbelse gegevens over dit uitgebreide onderwerp zo veelomvattend zijn, dat er ook op een andere manier over kan worden gedacht, zonder dat dit automatisch onbijbels moet heten. Wanneer wij voor eigen hart en leven maar op een rechte manier ermee omgaan voor Gods aangezicht ─ zowel wat betreft de geloofsbevinding als wat betreft de prediking!
Bij een rechte verbondsbeschouwing alleen (wanneer er dus geen waar geloof aanwezig is) kunnen we niet anders dan ons vergissen in het wezen van de zaak. Maar wanneer we misschien wel minder zuiver verwoorden, wat we vanuit Gods Woord en door Zijn Geest hebben geleerd in geloofsbevinding, in ons hart ..., maar ondertussen hebben we de wezenlijke genade van het Verbond ontvangen, dan is het goed. Het beste is natuurlijke een rechte verbondsbeschouwing én een rechte verbondsbeleving. Ik schrijf nu over wat ds. Abraham Hellenbroek over het Verbond schrijft in (uitgebreide) zijn catechisatieboekje: `Vraag: hoe gaat de zondaar over in dit Verbond?
Antwoord: God nadert eerst tot hem, als Hij de zondaar vriendelijk nodigt en bidt.
Vraag: wat is het gevolg van zulk een nodiging?
Antwoord: `Ik trok ze met mensenzelen, met touwen der liefde (Hosea 11 vers 4).
Vraag: wat doet de geroepen zondaar van zijn kant?
Antwoord: hij neemt de Heere aan tot zijn God en geeft zich aan Hem over ten eigendom.
Vraag: wat zijn de eigenschappen van deze toestemming?
Antwoord: de zondaar doet dit bedaard, vrijwillig, armoedig, gelovig, oprecht, met een gehele toestemming aan de eisen, zowel als aan de beloften des Verbonds.
Vraag: wat zijn de gevolgen van deze toestemming?
Antwoord: God gedenkt aan Zijn Verbond tot in eeuwigheid.'
Vraag de Heere om gelovig in te gaan in het Verbond. Dan zal het verschil in inzicht misschien wel blijven tussen een twee- en een drieverbonden leer. Maar dan zullen de harten ineen vloeien. Dan ben je het eens op een dieper niveau dan op dat van het verstand. Zeg, ben jij ook een verbondskind? Niet uitwendig, maar zoals ds. Hellenbroek het bedoelt?
De algenoegzame God richt een Verbond op met de mens die alles ontbreekt. O, hoe gelukkig is hij die met deze God in een Verbond staat! Wie kan weigeren met deze Algenoegzame in een Verbond te treden? Wie wordt niet gedrongen om dat op staande voet te doen? 't Moet een liefhebber van God smarten dat velen altijd vervuld zijn met een verkeerde indruk van God. Velen merken de goede God altijd aan als hard, onbarmhartig. Met zo'n hart komen ze tot het gebed en hebben geen of weinig hoop op verhoring. Zo doet men God oneer aan en men bederft zichzelf. Laat engelen en mensen verbaasd staan dat de hoge en heilige God zulke vuile en onnutte schepselen in zulk een nauw Verbond van vriendschap opneemt en door die Goddelijke weg tot de zaligheid leidt. God biedt Zich aan om de God van een arme boetvaardige zondaar te zijn. Hierin is alle gelukzaligheid gelegen, maar niemand weet het dan die het geniet. 't Is niet een gáve van God te ontvangen, maar 't is God Zelf te hebben tot zijn Deel. Wie zal die grote gelukzaligheid uitspreken?
Aan Gods zijde is er de gewilligheid, want Hij biedt het aan en nodigt. Als de mens de beloften nu wèl verstaat en van harte begeert en de waarheid van deze aanbieding gelooft, zich van alle andere dingen afwendt en zich alleen tot God keert en aan Hem in waarheid zijn bewilliging tot dat Verbond verklaart en zich daarin aan God in Christus overgeeft ..., zo is het Verbond gemaakt en het zal eeuwig vast blijven. Gelukkig is hij van wie God de ogen heeft geopend, de wil gebogen en die Hij tot zulk een ernstige bewilliging heeft gebracht. Hij mag verzekerd zijn van zijn tegenwoordige en toekomende gelukzalige staat, al komt hij in veel duisterheid. Want zijn zaligheid staat niet vast op zijn gevoel of geloof, maar op dit Verbond. Allen die Jezus Christus kiezen, Hem aannemen, op Hem zien, naar Hem verlangen, op Hem wachten om vergeving der zonden en kracht tot heiligmaking door Hem te ontvangen, die gaan waarlijk in dit Verbond in. De Heere zal niemand verstoten, die maar in waarheid door Christus tot Hem komt. Zo gij maar uw zonden erkent, waarlijk berouw hebt en waarlijk lust hebt aan dit Verbond en aan de Borg om alleen door Hem die goederen deelachtig te worden; wees dan niet moedeloos, daar is hoop, kom maar, want de Heere zal u zeker niet verstoten, maar aannemen. Denk hierover na en bid de Heere om niet in de strijd over twee of drie verbonden verzeild te raken. Maar smeek Hem om heel persoonlijk een kind des Verbonds te mogen zijn.