Des HEEREN Lof, Guido de Brès (3)
Auteur: ds. W. Pieters
We hebben het over Guido de Brès, de opsteller van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.
Wanneer De Brès in Doornik (dat tegenwoordig Tournai heet), in zijn vaderland, aankomt, trouwt hij met Catharina Ramon. Slechts zeven jaren zal hij met haar getrouwd zijn. Het is een gelukkig huwelijk: beiden vrezen de Heere en dienen de kerk. Hoe gelukkig dit heilig huwelijk ook is, het is geen rustig huwelijk. Dominee De Brès moet van stad tot stad en van dorp tot dorp trekken om het evangelie te verkondigen. Een vaste woonplaats heeft hij niet, hoewel hij meest in Doornik verblijft. Hier krijgt hij twee jaar na zijn komst grote problemen met een mededienaar van het Woord, Robert du Four. Ze hebben verschil over de vraag hoe ze het werk in de gemeente moeten aanpakken. Vele stadgenoten zijn nog rooms; en graag willen de beide predikanten deze mensen winnen voor het evangelie. Dominee De Brès wil het op een voorzichtige manier doen. Hoe probeert Guido de Brès mensen in Doornik te winnen voor het evangelie? Hij houdt huissamenkomsten bij vrienden, die de Waarheid hebben leren kennen; en daar nodigen ze een paar roomse kennissen uit op de maaltijd. Onder zo’n vriendschappelijke maaltijd wordt het gesprek dan op de dingen van God en Zijn Woord gebracht en langzamerhand wordt zo het zaad van het evangelie gezaaid en mag het na verloop van tijd rijke vruchten dragen. Veel aanzienlijke burgers, veel rijke kooplieden en handelaren en zelfs veel overheidspersonen zien in hoeveel dwalingen de valse roomse kerk heeft. En zeer velen kiezen na verloop van tijd voor de ‘nije leer’ van de Reformatie, voor de Bijbelse waarheid. Maar de andere predikant in Doornik van nog maar dertig jaar vindt dat het veel te langzaam gaat en zegt: we moeten niet in het geheim blijven tobben. We moeten krachtig en fier naar buiten optreden. Dan zal blijken hoe groot de Calvinistische aanhang in Doornik is en dan moet de overheid wel overstag gaan. Hij voelt er dus meer voor om met geweld in het openbaar op te treden en zo de overheid te dwingen om partij te kiezen voor de hervorming. Steeds vinden we in de tijd van de kerkhervorming dit verschil. In Wittenberg wil Luther voorzichtig te werk gaan, en Zwingli in Zürich, maar beiden krijgen te maken met niet zo voorzichtige en niet zo verstandige volgelingen. Deze menen radicaal te moeten zijn en willen veel verder gaan dan de hervormers. En nog al eens zien we dat die aanpak de zaak schade doet. Zo gaat het ook in Doornik. De voorzichtige aanpak van dominee De Brès draagt vrucht, maar het onverstandige optreden van Du Four is er de oorzaak van dat een vreselijke storm van vervolgingen losbreekt.
De Brès verliest nu meer en meer zijn invloed op de gemeente. En wat gaat er gebeuren? Op de avond van 29 september 1561 verzamelen zich gemeenteleden in de straten van Doornik en luidkeels zingen ze Psalmen. De volgende avond gebeurt het weer. De bedoeling is om de stadsoverheid uit te dagen. Dit is een vorm van oproer. De Brès keurt het streng af, omdat hij weet dat het de meest ernstige gevolgen kan hebben. En hij krijgt helaas gelijk. In het begin schijnt het met een sisser af te lopen. Het stadsbestuur, met hulp van de bevelhebber van het kasteel, kan dit optreden namelijk gauw onderdrukken en laat de zaak daarom verder zo. En omdat het weer rustig wordt, rapporteren ze niets aan de landvoogdes, Margaretha van Parma. Maar er zijn verklikkers die haar inlichten. En dan wordt de toestand ernstig. Margaretha van Parma wordt om dit oproerige optreden namelijk heel boos en stuurt drie onderzoekers, commissarissen, naar Doornik om die leden van de gemeente gevangen te nemen. Heel de maand oktober zijn ze met onderzoek bezig. Op de vroege morgen van de tweede november 1561 doen ze een verrassende ontdekking.
De Nederlandse Geloofsbelijdenis
De wacht van het kasteel, waar de drie heren van onderzoek verblijven, vindt bij het openen van de binnenpoort een pakketje voor de poort liggen. Het is in de nacht over de buitenmuur geworpen. Het bevat een boekje. De titel is Confession de Foy, dat is Belijdenis van het Geloof. Aan deze Belijdenis gaat een brief vooraf, die gericht is aan de koning van Spanje, heer der Nederlanden, Filips de Tweede. In 1555 is hij zijn vader, keizer Karel de Vijfde, opgevolgd en heeft hij de vervolging van de protestanten met verdubbelde ijver ter hand genomen. Verder zit in het pakketje nog een brief die gericht is aan de heren van onderzoek. In deze brief schrijft Guido de Brès, namens meer dan de helft van de bevolking van Doornik, die in het geheim de leer van de Reformatie toegedaan, dat ze het oproerige en uitdagende psalmzingen afkeuren. Verder smeekt hij om matiging van het onderzoek en de vervolgingen. Er is De Brès veel aan gelegen om aan de commissarissen en aan koning Filips duidelijk te maken, dat ze geen wederdopers zijn. Die zijn opstandelingen, zij verwerpen het wettige gezag. Maar de Calvinisten zijn geen oproerlingen. Die willen het wettige gezag niet omverwerpen. Maar het baat niet. Op 17 november wordt een van de gemeenteleden, Jean de Lannoy, levend verbrand…