De opvoeding en opleiding van de jeugd in vier grondzuilen
Auteur: ds. W. Pieters
Kenmerkend is voor de Oude Christelijke Kerk ten aanzien van de opvoeding en opleiding van de jeugd, dat verwezen is naar Gods Woord. Dit is de enig juiste weg. Als een vaste stelregel heeft het gegolden, dat opvoeding en opleiding van de jeugd op deze vier grondzuilen dienen te rusten: zuivere leer, goede tucht, gewillige gehoorzaamheid en krachtig gebed. Ach, wat ontbreekt in onze dagen daaraan bedroevend veel! In hoeveel gezinnen en onderwijsinrichtingen is heden ten dage zowel het ene als het andere van die zo juiste stelregel geheel zoek!
1 De zuivere leer
Hoe onbekend en zelfs onbemind is in menig gezin en in menige school de zuivere leer, die naar de godzaligheid is! En indien die nog wel bekend is en nog enige achting, zelfs liefde, wordt toe gedragen, hoe weinig wordt op rechte wijze in die leer onderwijs gegeven! Hoe traag, hoe lusteloos gaat het daarbij zowel in het gezin als in de school toe! De zorgvuldigheden van dit leven en de dingen van de tijd nemen hart en hoofd veelal zodanig in beslag, dat hoofdzaak bijzaak wordt en dat bijzaak hoofdzaak wordt; ja, dat het allernoodzakelijkste totaal verwaarloosd wordt. De vraag, wat zullen wij eten, wat zullen wij drinken, waarmede zullen wij ons kleden overheerst maar al te vaak al de andere vragen, zelfs de levensvraag: hoe kan ik in het mij wachtende gericht van God bestaan? Hoe kan ik met mijn gezin tot eer van God leven? Hoe kan ik als vader of moeder, voogd of onderwijzer zelf een navolgenswaardig voorbeeld geven en de mij toebetrouwde jeugd opvoeden overeenkomstig de reine leer van Gods Woord? Ongetwijfeld oefent de geest van onze zo door en door materialistische tijd, waarin talloos velen zich enkel om het stoffelijke en zinlijke bekommeren, een hoogst schadelijke invloed, zelfs in die kringen, waarin Gods Woord en Wet nog in enige achting zijn. Geen opvoeder zal zich echter bij verwaarlozing van zijn roeping voor Gods rechterstoel kunnen verontschuldigen met beroep op de omstandigheden.
Daar komt bij, dat zelfs het uitwendige beslag van de Waarheid in menig gezin ontbreekt, ook op menig school en andere onderwijsinrichtingen, tot in menig catechisatielokaal toe.
Dit werkt er hard aan mee, dat de jeugd alle verplichtingen van zich afwerpt en in bandeloosheid en zedenverwildering haar dagen slijt. Van welke kant men het ook beziet, hoe broodnodig is het niet, dat de zuivere leer van de Waarheid gekend en beoefend wordt en dat de leer, waarop de opvoeding en het onderwijs van de jeugd rust, in acht wordt genomen. Hoezeer heeft elke vader en moeder en elke opvoeder van de jeugd niet te bidden, ja dagelijks te bidden: Heere, leer mij Uw inzettingen en maak in Uw Woord mijn gang en treden vast!
2 De goede tucht
Wat de tweede grondzuil, de goede tucht betreft, hoeveel laat deze thans in menig gezin en in menig school- en catechisatielokaal te wensen over. Wat zijn er nu ook al gezinnen, waarin de kinderen totaal de baas zijn! Hoeveel ook, waarin het eraantoe gaat als bij Eli, die zijn zonen niet zuur aanzag, al bedreven zij ook jammerlijke wanbedrijven! Wat komt er in die gezinnen van de goede tucht terecht waarin de goede huwelijksband ontbreekt, waarin man en vrouw om een uitdrukking van Calvijn te gebruiken, als kat en hond met elkaar leven? Wat komt er van terecht, als vader, moeder of beiden een openbaar ergerlijk zondig leven leiden? Als de zuivere leer van de Waarheid er een onbekende zaak is en zelfs het uiterlijk beslag van de Waarheid er geheel ontbreekt? Wat, indien in de gezinnen ongeloof en atheïsme, waan- en bijgeloof en een eigenwillige godsdienst er zeggenschap hebben? Wij geven toe, dat geen vader of moeder, voogd of opvoeder, al mogen zij zelf godvrezende lieden zijn, de jeugd kunnen bekeren of op een burgerlijk en maatschappelijk goede weg kunnen doen wandelen. De bewijzen toch, ook in de Heilige Schrift, zijn er van, dat godvruchtige ouders goddeloze kinderen kunnen hebben, die hun het leven niet weinig veronaangenaamd hebben.
Maar dit neemt anderzijds niet weg, dat er wel terdege op elk ouderpaar en op elk, die met het onderwijs en de opvoeding van de jeugd belast is, van Godswege een dure roeping rust om de jeugd in goede tucht te houden en haar daarin op te voeden. Doch waar wordt die goede tucht nu gevonden, slechts daar waar het geloof aanwezig is, dat door de liefde werkt. Hoezeer is het dan ook zaak voor elke opvoeder om de Heere daar bij voortduring heilig om lastig te vallen!
3 De gewillige gehoorzaamheid
Wat de derde grondzuil, de gewillige gehoorzaamheid aangaat, daaraan ontbreekt het onze jeugd nog heel wat meer dan het de jeugd ontbrak in vroeger dagen. Toen was er meer kennis van en liefde tot de zuivere Waarheid; toen was er meer uiterlijk beslag van die Waarheid en toen was er een goede tucht in ons land aanwezig.
Wat een klachten kan men in de dagbladen lezen over de vergaande baldadigheid van onze jeugd! Hoe vaak leest men daarin van diefstallen, roverijen, oplichterijen en andere wandaden door hen bedreven! Hoe vaak hoort men, nu eens hier en dan weer daar, klachten over ergerlijke ongehoorzaamheid door hen jegens ouders en opvoeders begaan!
De geest van de revolutie, zich openbarend in ongehoorzaamheid en rebellie, waart in onze dagen op tal van plaatsen rond. En als men op de belijdenis let, zou men dit niet verwacht hebben!
Er zijn nog ouders, die het tijdelijk en eeuwig welzijn van hun kinderen ter harte gaat. Maar zij kunnen hun kinderen helaas moeilijk met zich mee krijgen onder de middelen van de genade, de prediking en de catechisatie. En zij kunnen hen al even moeilijk terug houden van het bezoeken van slechte gelegenheden, waar Gods Naam en gebod onteerd wordt, waar de ijdelheid en de zonde gediend wordt en waar hun ziel schade beloopt.
Ach, het is niet te zeggen, hoeveel ongehoorzaamheid er heden ten dage door kinderen en de opkomende jeugd tegen hun ouders en opvoeders bedreven wordt. En dit gebeurt onder allerlei vorm en op allerlei wijze.
Als jullie je daaraan schuldig gemaakt hebben, mogen jullie je berouwvol tot de Heere keren en voortaan die gewillige gehoorzaamheid jegens je ouders en opvoeders betrachten, welke de Heere van jullie eist in alle dingen, die overeenkomstig Zijn Woord zijn.
Het kan ons toch alleen maar welgaan, indien wij ons naar Gods geboden gedragen. Reeds alleen het vijfde gebod zegt ons dit helder en klaar. Wie dit gebod nu gaat betrachten, die zal er schuldig onder uit komen.
4 Het krachtige gebed
Ten opzichte van de vierde grondzuil, het krachtige gebed, valt op te merken, dat dit bij het onderwijs en de opvoeding van de jeugd maar al te zeer gemist wordt! O, hoeveel wordt er heden ondernomen zonder het krachtige gebed van de rechtvaardige, zelfs door diegenen, die God vrezen!
Onze tijd kenmerkt zich wel in het bijzonder door behoefteloosheid en biddeloosheid. En als er uit kracht van de gewoonte gebeden wordt, dan is zulk een gebed even ver verwijderd van het krachtig gebed des rechtvaardigen als het westen van het oosten. En toch kan bij de opvoeding en het onderwijs van de jeugd het krachtig gebed des rechtvaardigen niet worden gemist. Dit is nu een vrij geschenk des Heeren en een werk des Heiligen Geestes. Hoe gelukkig zijn die ouders en opvoeders er aan toe, die om zulk een gebed waarlijk verlegen zijn en bij de Heere met smekingen niet kunnen aflaten, dat Hij hun dit schenkt!
En toch - wil het naar de eis van Gods woord zijn - zal in alle gezinnen en op alle scholen de jeugd opgevoed en opgeleid moeten worden naar de stelregel, die in de kringen van de Oude Christelijke Kerk en die van de Reformatie dienaangaande gesteld is. Slechts bij zulk een opvoeding zal Gods zegen ingewacht kunnen worden en bestaat er de mogelijkheid, dat er een gans andere verhouding tussen ouders, opvoeders en de jeugd komt. En dat de jeugd niet in zedenverwildering ten onder zal gaan, zoals thans maar al te zeer het geval is. Ja daar, waar ze in de zuivere Waarheid onderwezen wordt, waar de goede tucht gehandhaafd wordt, waar de gewillige gehoorzaamheid betoond wordt en het krachtige gebed gebeden wordt, dáár is het heil voor heel het maatschappelijk en geestelijk, tijdelijk en eeuwig leven verzekerd. Want waar dit is, daar is God Zelf met Zijn zegen en genade. Daar zal het ouders, opvoeders en jeugd wél gaan. Daar is tussen hen de rechte verhouding, namelijk die van de liefde en van de waarheid.
Enigszins samengevat is dit, hetgeen dominee P. Zandt schreef in 1951. Twee dingen merk ik ten slotte op: a) de jeugd van toen was dus geen haar beter dan de jeugd van nu en b) wat mag ons smeekgebed wel zijn tot God, dat in onze gezinnen de vreze des HEEREN mag leven!