Catechismus vraag 30 uitleg
Auteur: ds. W. Pieters
In God is al mijn heil. Buiten Hem is alles leeg. Zo getuigt heel de Bijbel. Opmerkelijk is nu dat diezelfde Bijbel ook zegt dat er buiten Jezus Christus geen heil of zaligheid is te vinden. Dit strijdt niet tegen elkaar omdat Jezus waarachtig en eeuwig God is met Zijn Vader en met de Heilige Geest. Maar satan heeft het o zo graag dat wij buiten God, buiten Jezus Christus, enige zaligheid zoeken. Niet dat we het buiten deze drie-enige God ooit zullen vinden ..., maar satan weet: wie het buiten God en buiten Christus zoekt, die is verloren. Daarom stelt de Heidelbergse Catechismus in vraag 30 aan de orde of zúlke mensen ook wel echt geloven in de Zaligmaker, die niet al hun vertrouwen op Hem stellen.
Geloven dan zij ook aan de enige Zaligmaker Jezus, die hun zaligheid en welvaart bij de heiligen, bij zichzelf of ergens elders zoeken?
Zoals je al dacht, gaat het hier heel direct over de roomse kerk. De roomsen geloven wel aan de Heere Jezus, als een Zaligmaker; één van de vele zaligmakers. Ze geloven wel dat Hij de grootste en belangrijkste en meest onmisbare Zaligmaker is, maar ze geloven niet dat Hij de enige Zaligmaker is. En daarover gaat het nu net. Het is in deze dingen het één of het ander. Je kunt niet én in Jezus geloven als Zaligmaker én ook in andere zaligmakers geloven. Geloven is immers je vertrouwen op iemand stellen. Nu als jij je vertrouwen op Jezus stelt dat Hij je zal zaligmaken, hoe kun je dan tegelijkertijd je vertrouwen op iemand anders stellen om door hèm zalig te worden gemaakt? Dit sluit elkaar uit. Stel je voor: je staat met je ene voet op een rots en met je andere voet op een moerassig stuk land. Kun je blijven staan wanneer je op beide voeten steunt? Nee, alleen als je op die ene voet steunt waarmee je op de rots staat! Zo is het geestelijk ook: op Christus steunen (de Rots) én op iets anders (moerasgrond) is vallen en omkomen! Maar ook al kan dit voorbeeld misschien iets verduidelijken, als God de Heilige Geest jou persoonlijk in de nood brengt, jou je zonden doet zien, jou van je rampzalige toestand overtuigt, jou een verloren zondaar maakt in de bevinding ... dàn weet je heel zeker dat alle hulp en steun buiten Jezus Christus je totaal begeven. Maar zolang je dit niet zielsbevindelijk ervaart, kun je nog menen dat het heel geen probleem is om én op Jezus Christus te vertrouwen én op andere zaligmakers. Bij de roomsen is dat het geval. In de tijd van de Reformatie bad men al tot veel heiligen en vooral tot Maria, maar in de vorige eeuw is het een officiële leer van de roomse kerk geworden dat Maria, de moeder van Jezus, medeverlosseres is. Wat wordt Jezus hierdoor beledigd! Wat worden hierdoor duizenden zielen bedrogen voor een nimmereindigende eeuwigheid, omdat hun wordt geleerd te steunen op de moerasgrond van een menselijke verlosser of zaligmaker. Daarmee ontvalt hen immers de steun van de Rots der eeuwen, Jezus Christus. De roomse kerk vermoordt de zielen van haar leden. Niet alleen met haar leer over Maria, maar omdat ze zo heel veel andere dingen naast Jezus Christus en Zijn volkomen werk heeft gesteld: eigen goede werken moeten meehelpen, aflaathandel, biecht, vertrouwen op de sacramenten. Alles is één groot bedrog, één grote ontering van Christus. Heel de roomse leer is vals, als het gaat over het zalig worden. En de paus bevordert dit, houdt dit in stand; en zo is hij de anti-christ.
Maar misschien denk je onwillekeurig dat dit allemaal jou niet persoonlijk aangaat. Jij bidt immers niet tot Maria en veel minder tot andere heiligen, jij verwacht niets van biecht of aflaat, goede werken of sacramenten. Toch gaat vraag 30 ook ons aan. Ik noem nu slechts één aspect van het roomse denken dat onder ons huist. Lees de vraag nog 's goed: het gaat niet over zulke mensen alleen die hun zaligheid bij de heiligen, bij zichzelf of ergens elders zoeken, maar die hun zaligheid en welvaart daar zoeken. Het gaat niet aan om de zaligheid (van de ziel) los te maken van de welvaart (van het lichaam). Dat is onder ons wel te doen gebruikelijk, maar dat kan niet. We kunnen dat ons wel inbeelden, maar het is een eenheid. Wie zijn zaligheid bij Jezus Christus alleen zoekt en zijn welvaart buiten Jezus Christus zoekt, gelooft evenmin aan de enige Zaligmaker Jezus als de roomsen die officieel tot Maria bidden. Hoe was dat in de dagen van Luther en Calvijn? Misschien weten jullie wel dat de mensen in die tijd werd wijsgemaakt dat ze voor allerlei onheilen een beschermheilige mochten aanroepen. De ene heilige hielp tegen onweer, een ander tegen pest. Sommige heiligen waren speciaal voor op reis om te bewaren tegen die gevaren, anderen waren speciaal voor slagers of bakkers of smeden of loodgieters. Voor alles en nog wat had men wel een heilige. Had je kiespijn, dan bad je tot de heilige Barbara en had je last van reuma, dan bad je tot de heilige Mathilde. Enzovoort, enzovoort. Wat zegt nu onze Heidelbergse Catechismus? Wie zijn aardse en tijdelijke welvaart zoekt bij de heiligen, die gelooft ook niet in de enige Zaligmaker Jezus. Die vertrouwt misschien dan zijn ziel wel aan de Heere Jezus toe, maar niet zijn lichaam, niet zijn tijdelijke nood, niet zijn geld en goed. Kortom: de Middeleeuwse mens had geen verzekeringen en betaalde geen premies, maar ze hadden op hun manier allemaal vele verzekeringen: de heiligen die ze voor van alles en nog wat van stal haalden.
En wij? Hebben wij genoeg vertrouwen in de Heere Jezus om ons onvoorwaardelijk aan Hem toe te vertrouwen naar lichaam en ziel (niet alleen de ziel, maar ook het lichaam!), voor tijd en eeuwigheid (niet alleen de eeuwigheid, maar ook de tijd!)? Of sluiten wij verzekeringen af? De roomse mens was wat dat betreft nog lang zo goddeloos niet als velen onder ons. Zij verzekerden zich ten minste nog bij heiligen, terwijl de meesten onder ons zich verzekeren bij geldgrage, wereldse verzekeringskantoren! De Middeleeuwse mens was bang, had aan de Goddelijke belofte niet genoeg, zocht zekerheden buiten God. De roomse kerk kwam ze daarin tegemoet en beval de aanbidding van heiligen aan. De moderne mens (niet alleen in de wereld, maar helaas ook in de kerk) is net zo bang, heeft ook aan de Goddelijke belofte niet genoeg, maar zoekt zekerheden buiten God. Wees ervan verzekerd: zoek jij je zaligheid niet bij Jezus alleen? Dan geloof je niet in Hem, dan vertrouw je Hem niet, dan ben je een ongelovige, wandelende op de brede weg naar het verderf! Zoek jij je welvaart (je tijdelijke zekerheid) niet bij Jezus alleen? Dan geloof je niet in Hem, dan vertrouw je Hem niet, dan ben je een ongelovige, wandelende op de brede weg naar het verderf!
De Naam JEZUS roept ons toe: stel ál je vertrouwen op Hem alleen!
Verloochenen van Christus is het werk van ...? Van ongelovigen? Dat kan, maar we weten allen uit de Bijbel wel het voorbeeld van een echt kind van God, Petrus. Ook hij verloochende de Heere Jezus. En daarover gaat het nu in antwoord 30: mensen die de Heere Jezus verloochenen. Voordat ik het antwoord ga uitleggen even een taalkundig stukje. Heel wat mensen denken dat loochenen of verloochenen ongeveer hetzelfde is als liegen. Maar dat is niet zo. Het woord loochenen betekent gewoon: ontkennen. Als Petrus loochent dat hij Jezus kent en bij Hem hoort, ontkent hij het. Dat hij ook tegelijkertijd liegt, is waar. Maar het zou kunnen zijn (neem nu het geval), dat één van die soldaten de vraag had gekregen: hoor jij niet bij Jezus? Dan had hij dit zonder te liegen kunnen loochenen (ontkennen).
Verloochenen betekent ook: ontkennen. Maar nu niet gebruikt met betrekking tot een gebeurtenis, maar met betrekking tot een zaak of persoon. Petrus loochent het dat hij Jezus kent en daarmee verloochent hij Jezus Zelf. Verloochenen betekent nu: een band met iets of iemand niet (willen) erkennen. Als jij je vaderland verloochent of je afkomst verloochent, betekent dit dat jij de band met je vaderland of afkomst niet wilt erkennen. Als jij de Heere Jezus verloochent, dan wil je Hem niet erkennen voor Wie Hij voor jou is, namelijk je Zaligmaker. Het gaat bij verloochenen dus om een band die er is, maar die jij niet wilt erkennen.
Nu kijken we naar vraag en antwoord 30. Daar staat:
Vraag: Geloven dan ook zij aan de enige Zaligmaker Jezus die hun zaligheid en welvaart bij de heiligen, bij zichzelf of ergens elders zoeken?
Antwoord: Nee, maar zij verloochenen met de daad de enige Zaligmaker Jezus, hoewel zij met de mond in Hem roemen.
Want één van tweeën:
- óf Jezus moet geen volkómen Zaligmaker zijn,
- óf zij die deze Zaligmaker met een waar geloof aannemen, moeten alles in Hem hebben wat tot hun zaligheid nodig is.
Mensen die niet op Jezus alléén vertrouwen als hun Helper, kunnen nog wel mooi over Hem praten en hoog van Hem opgeven, maar dat is dan toch alleen maar lege praat. Het gaat om de daad. Een voorbeeld: jij durft niet in een lift, omdat je bang bent dat de kabels zullen breken en je naar beneden valt. Ondertussen geef je hoog op van het gemak van een lift en je moedigt een ander aan om toch in die lift te stappen, omdat je dan zo gemakkelijk boven kunt komen, zonder de moeite van traplopen ... Ben je dan eerlijk? Je zegt wel dat een lift betrouwbaar is, maar je gaat er zelf ondertussen niet in, omdat je het toch niet helemaal vertrouwt. Iedereen voelt aan: als je werkelijk op de kracht van de kabels enzovoort vertrouwt (natuurlijk menselijkerwijs gesproken allemaal), dan durf je er ook in te stappen. En zo kun je de voorbeelden vermenigvuldigen; of dat een magneettrein is of een vliegtuig, een kabelbaan of een gewone auto. Als je zegt dat je er vertrouwen in hebt, durf jij je er ook aan toe te vertrouwen. En andersom: als je je er niet aan durft toevertrouwen, moet je er ook niet zo over praten alsof je het wel vertrouwt. Zo is het nu ook met de Heere Jezus Christus als de enige Zaligmaker. Als iemand zegt dat Jezus een volkomen Zaligmaker is, maar ondertussen vertrouwt hij zich naar ziel en lichaam, voor eeuwigheid en tijd niet geheel aan Hem toe, die liegt. Die verloochent Hem. Die ontkent met zijn daden, wat hij met zijn woorden staat te beweren. Die ontkent metterdaad dat Jezus betrouwbaar is als enige en volkomen Zaligmaker.
Nu wij. Wij hebben niet als de roomsen allerlei andere zaligmakers. Wij bidden niet tot de heiligen en zelfs niet tot Maria. Wij zeggen met de mond dat Jezus een volkomen Zaligmaker is. Maar geloven we het ook? Vertrouwen we ons dan ook aan Hem toe of durven we dat toch nog niet zomaar? Willen we toch een zekering buiten die totale zelfovergave aan Hem? In het voorbeeld van die lift: je stapt wel in die lift, maar je probeert ergens een kabel aan te bevestigen (wat natuurlijk niet kan, maar stel:), zodat je een zekerheid hebt buiten de zekerheid die de lift je biedt. Dan stap je wel in die lift, maar je vertrouwt het niet. Zo doen mensen ook met de Heere Jezus. Ze willen wel in Hem geloven en op Zijn woord van trouw steunen, maar ze steunen toch ook, en liever!, op hun gevoel en ervaring. `Kijk, als ik nu ervaar dat Jezus mij zaligmaakt, dan geloof ik het.' Wát geloof je dan? Jezus of jezelf? Als je de Heere Jezus gelooft, neem je Hem onvoorwaardelijk aan en ben je volkomen tevreden als je Hem aangenomen hebt. Zo zegt onze Heidelbergse Catechismus het. Als we Jezus Christus met een waar geloof aannemen, hebben we alles. Meer is er niet nodig. Dan hoef je geen andere steunpunt, geen ander houvast, geen andere verzekering. Hij zal volkomen voor je zorgen, je beschermen, je gelukkig maken, naar lichaam en ziel, voor tijd en eeuwigheid.
Een mooi voorbeeld hoe enerzijds het geestelijke en het tijdelijke bijeen horen én hoe anderzijds een oprecht gelovige nog zo te strijden heeft met het ongeloof en wantrouwen lees je in het volgende stukje van Mary Winslow die als meisje aan haar moeder schreef: `Ach, kon ik maar tegelijk met mijn ziel al mijn tijdelijke belangen in de handen van mijn Verbondsgod overdragen. Kon ik maar bedenken dat Hij mij alles zal geven en doen wat voor mij nodig is! Want Jezus zal alles wél maken. Bid, mijn lieve moeder, dat Hij mijn geloof zal vermeerderen, want ik heb het elk uur en elk ogenblik nodig. Ik ga in het gebed menigmaal tot Hem met het voornemen alle zorgen op Hem te werpen, maar even vaak breng ik ze weer mee. O, hoezeer en hoeveel kom ik tekort in hetgeen een waar Christen behoort te zijn! Ik betreur en beklaag mijn tekortkomingen en ik verlang ernaar om mij zowel in praktijk als in belijden een oprecht Christen te tonen. Al mijn hoop in deze is op Christus, want Hij heeft beloofd dat Hij diegene die tot Hem zal komen, nooit zal uitwerpen. Bid voor mij!' Van harte wil ik je deze godzalige jonge vrouw van de Bermuda Eilanden tot voorbeeld stellen. Zij deed wat vraag 30 bedoelt: niet alleen al haar zaligheid, maar ook al haar tijdelijk welzijn (welvaart) helemaal aan de Heere Jezus toevertrouwen. Al klaagt ze over haar strijd en ongeloof ..., het was toch steeds haar gebed. Wie deze zaken scheidt, vergist zich. Al geeft hij hoog op van Jezus als zijn Zaligmaker, hij vertrouwt Jezus niet echt! Daarom: onderzoek het eens: duf jij heel je aards geluk ook aan de Goede Herder overgeven? Laat je Hem zorgen? Of ben je bang dat het dan misschien niet goed komt en zorg je daarom zelf voor wat ankers en zekerheden / verzekeringen? Dan verloochen je metterdaad de Heere Jezus.