De roeping van de kerk om de naaste in nood te helpen
Auteur: ds. W. Pieters
Dit artikel wil ik beginnen met een stelling: wie meer geld aan zijn vakantie besteedt dan aan het heil van zijn naaste of aan de belangen van Gods Koninkrijk, is een dief.
Waarop baseer ik deze stelling? Let op, want het kon ons wel eens persoonlijk gelden ... Ik baseer deze stelling op de woorden van Jezus Zelf in Mattheüs 22 vers 39, dat wij onze naaste moeten liefhebben als onszelf.
Wie dit woord alleen nog maar met zijn verduisterde verstand overdenkt, zal al moeten erkennen, dat de stelling waar is. Natuurlijk is het waar, dat ons verstand door de zonde verduisterd is, maar dat neemt toch niet weg, dat we best nuchter kunnen nadenken en gewone uitspraken ─ ook van de Bijbel ─ kunnen begrijpen. En wie begrijpt nu niet, wat Jezus hier zegt? Hij zegt dat we op zo'n manier onze naaste moeten liefhebben (en dus ook voor hem moeten zorgen), als we van onszelf houden. Nu, dat betekent dat ik mijn overtollige geld graag weggeef. En wat is vakantiegeld anders dan overtollig geld? Nu, laat ik het dan nog heel voorzichtig stellen: wie dit gebod van Jezus enigszins serieus neemt, zal van zijn vakantiegeld hoogstens de helft besteden om op een Christelijke manier enige rust te nemen, maar de andere helft zal hij ─ gehoorzaam aan Jezus' stem ─ weggeven aan zijn arme naaste.
Dit is dus al duidelijk, wanneer we alleen nog maar met ons (verduisterde) verstand deze woorden van Jezus lezen.
Veelmeer dus wie dit bevel van onze Heere Jezus Christus toegepast krijgt aan zijn hart door de krachtige en inwendige werking van de Heilige Geest!
Hoe krijgt de hulp jegens onze naasten in nood gestalte? Niet door erover te praten, maar door te doen. Maar, niet doen-zonder-meer. Het komt in de eerste plaats aan op de drijfveer, de motivatie. Waarom doe ik iets? Met welke gezindheid of gestalte des harten doe ik iets?
Maar als we voor Gods heilig Aangezicht ons hart en onze wandel hebben mogen leren bloot leggen en hebben mogen leren smeken: zie of bij mij een schadelijke weg is en leid mij op de eeuwige weg ...; dan komt het toch ook wel zeker op daden aan.
Om maar met de gemakkelijkste te beginnen: ons geld is niet van ons, maar van God. Wij moeten en mogen het besteden tot Zijn glorie, voor Zijn Naam en zaak. We kunnen dat niet beter doen, zo stelt Luther in stelling 43 van zijn 95 stellingen van 31 oktober 1517, dan door het te geven aan onze arme naasten ...
Maar dan moet deze handreiking wel een Christelijke handreiking zijn, om onze Heidelbergse Catechismus na te spreken in zijn uitleg van het vierde gebod, antwoord 103. Dan moet het wel zijn met een oog des geloofs op Jezus Christus. Dan moet het wel zijn met verlangen om het te doen zoals Hij het deed: belangeloos, onbaatzuchtig!
Echter, moeilijker dan dit is het `naaste zijn' van onze hulpbehoevende naaste. Hem op te zoeken in zijn eenzaamheid. Hem te laten merken dat we naast hem staan. Al liggen wij niet in de goot en al zijn wij niet in dezelfde omstandigheden. Toch één met hem, naaste van hem, met hem lijden. De apostel Paulus schrijft het in Hebreeën 13 zo: gedenk de gevangenen alsof gij medegevangen waart.
Hebben we wel een open portemonnee voor onze in nood verkerende naasten, maar is ons hart gesloten? Dan zoeken we hem niet op en buigen we ons niet over hem neer. Is ons hart echter open, dan trekken we ons zijn lot of toestand, zijn nood dus, aan. Dan bekommeren we ons over hem alsof hij onze liefste broer of zus was ...!
Laat ons onszelf nauwkeurig erop onderzoeken: heb ik mijn naaste lief als mijzelf? Kan hij het merken? Leef ik als Christen een sober bestaan? Is mijn overvloed voor hem in zijn nood, ver weg of dichtbij? Ben ik erop gespitst en heb ik er de Heere om gevraagd om naaste te zijn van mijn naasten? Heb ik een hart dat ernaar verlangt om goed te doen? Lijk ik op de welgelukzalige rechtvaardige van Psalm 112? In vers 9 staat van hem: Hij geeft de nooddruftige. En dan staat er direct achter: zijn gerechtigheid bestaat in eeuwigheid!
Artikel voor `Ontmoeting'
Zoek de HEERE,
terwijl Hij te vinden is;
roep Hem aan,
terwijl Hij nabij is.