Hoe moet ik omgaan met buitenkerkelijk christendom
Auteur: ds. W. Pieters
Ja, er bestaat Christendom buiten de kerk, namelijk buiten de zichtbare kerkvorm. In de loop der eeuwen zijn er heel wat geweest die de kerk van hun dagen afwezen. Dat was na enkele eeuwen Christendom al zo; dat was in de duizend jaren van de zogenaamde middeleeuwen zo; dat was in de tijd van de Reformatie zo; dat is in de eeuwen daarna al niet veranderd, tot op onze dagen toe. Mensen die niet onchristelijk zijn, maar die wel onkerkelijk zijn. En zoals er in de kerk zoveel zinnen zijn als dat er hoofden zijn, zo is dat onder de buitenkerkelijken of onkerkelijken of thuislezers ook zo. Er zijn er aan de linkerkant en aan de rechterkant. Sommigen vinden dat de leer er niet toe doet, maar alleen het leven. Anderen vinden dat de leer (bijna) nergens zuiver wordt gepredikt. Beide soorten blijven thuis, of ontmoeten elkaar in huiselijk verband. Ze draaien een prekenbandje van een nog erkende voorganger, meestal reeds gestorven, zoals ds. Paauwe; of ze lezen een boek, preken van de zogeheten oude schrijvers of oudvaders.
Hoe moet je met deze mensen omgaan? Dit buitenkerkelijke Christendom, is dat wel echt? Moet je daar respect voor hebben? Of hebben die mensen misschien zelfs wel gelijk, méér dan de kerk(mensen)? Verondersteld dat ze oprecht zijn, dan nemen de thuislezers in onze kringen (dus de rechterflank) het zeer ernstig. Ze treuren over de droevige toestand van de kerk. Ze zouden maar wat graag naar de zondagse erediensten opgaan in Gods huis, als ze maar konden. Maar volgens hen zijn alle kerkverbanden van hun plaats en zijn predikanten ontrouwe herders, huurlingen, onbekeerd. En hoe kun je daar onder op opgaan? Hoe kun je je kinderen door hen laten dopen? Verondersteld dat ze oprecht zijn ... Ja, want zo goed als er onoprechte kerkgangers zijn, zo zijn er ook onoprechte thuisblijvers. Zij hebben graag een stok om de hond te slaan, zoals we dat met een gezegde uitdrukken. Ze vinden het maar wát gemakkelijk dat de kerkelijke toestand zo vervallen is, want nu zijn zij er tenminste vanaf. Maar de oprechten, de eerlijke God-zoekers of zelfs godvrezenden onder hen? Wel, we moeten onderscheid maken tussen mensen en meningen. Mensen kunnen godzalig zijn, terwijl ze op een bepaald punt er een onbijbelse mening op na houden. Andersom kan ook: mensen kunnen onverzoend op de eeuwigheid aan reizen, terwijl ze een zeer Bijbelse visie op allerlei dingen hebben. Mensen moeten we liefhebben, ook al moeten we hun opvattingen afwijzen. Maar moeten we eigenlijk wel de opvatting van het buitenkerkelijke Christendom afwijzen? En wanneer komt de tijd dat we het mogen of moeten goedkeuren? Anders gevraagd: wanneer mogen / moeten we de kerk verlaten? Twee voorbeelden wil ik geven van een opvatting tegenovergesteld aan die van thuis-lezers. De eerste is Hanna en de tweede is Anna. Hanna leefde in een ontzaglijk donkere tijd, lees maar I Samuël 1 en 2. Maar Hanna kwam in het heiligdom, de kerk; en ze bracht zelfs haar kind Samuël ernaar toe om er te blijven en de HEERE te dienen ... Ik zou van het buitenkerkelijke Christendom wel eens willen weten, hoe ze deze geschiedenis uitleggen. De tweede is Anna, en net tevoren ook Zacharias. God stuurt Zijn engel met een boodschap naar priester Zacharias. De engel moet niet naar zijn woning gaan, maar naar ... de tempel. De slechtste plaats in heel Jeruzalem. En daar mocht ook Anna haar Zaligmaker ontmoeten, samen met Simeon. Was dat 'toevallig'? Was zij 'net op hetzelfde moment' in de tempel, toen Maria en Jozef het Kind Jezus daar brachten? Nee, ze week niet uit de tempel met vasten en bidden. Ze zag wel de gruwelijke misstanden, maar ze bleef er niet om weg. Moeilijk is dat wel, maar toch ...: het heeft ons wel wat te zeggen.
Aan de 'linkerkant' is er ook buitenkerkelijk Christendom bij allerlei groepen en stromingen die zeggen: die buitenkant en die vormen zijn volstrekt onbelangrijk. Het gaat om de binnenkant en het werk van de Heilige Geest in het hart. Je kunt misschien nog wel beter God dienen als je thuis blijft, of als je in een ongedwongen omgeving je vrij kunt uiten, zoals in sommige evangelische kringen wordt gepropageerd. Het lijkt heel waar en Bijbels en geestelijk te zijn. Maar is het dat ook? Hoe waardeert God de vorm? Nee, ze is het wezen niet; ze maakt niet zalig. Maar is ze daarom onbelangrijk? Kunnen we er buiten in de loop der geslachten? Het antwoord moet luiden: nee. Al gauw verwordt zo'n 'vrije groep' tot allerlei losbandigheid of ongebondenheid en wildgroei. Hoe komt dat? Omdat God ons zo heeft geschapen dat we structuur nodig hebben. Dat is niet alleen maatschappelijk, maar ook kerkelijk; niet alleen voor de tijdelijke dingen (overheid), maar ook voor de eeuwige dingen (prediking / sacramentsbediening). De eerste brief van Paulus aan de Korinthiërs gaat daar breed op in. God is een God van orde en niet van wanorde. Daarom, al gaat het in de kerk nóg zo slecht, blijf biddend en schuldbelijdend op je post, en steek de handen uit de mouwen. Ja, ook dat: doe je best om de kerk te reformeren, te hervormen. Naar Zijn gewoonte ging Jezus op de Sabbath naar de synagoge ... En Hij kreeg er echt geen geestelijk onderwijs! Maar Hij wist: dit is de wil van mijn Vader; en Hij zegent trouw-zijn.