Catechismus vraag 31 uitleg: Waarom is hij Christus, dat is Gezalfde genaamd?
Auteur: ds. W. Pieters
Een nieuw onderwerp komt aan de orde nu we in de Heidelbergse Catechismus verder gaan met de behandeling van de Twaalf Artikelen. Het gaat over de tweede Naam die van onze Heiland wordt genoemd: de Naam `Christus'. Deze Naam komt uit het Grieks en is de vertaling van het Hebreeuwse woord `Messias'. Maar wat betekenen deze twee woorden nu in het Nederlands? `Gezalfde'. De Zoon van God wordt `Gezalfde' genoemd. Zonder erbij na te denken gebruiken wij dikwijls de twee namen `Jezus Christus'. Maar deze twee namen zijn niet van dezelfde soort. De Naam `Jezus' is een eigennaam, die dit joodse Jongetje bij Zijn besnijdenis al kreeg. De Naam `Christus' is een soort titel, een ambtsnaam. Ongeveer te vergelijken met onze titel `prins' of `koning'. Denk aan onze kroonprins. Hij draagt net als alle andere jongens / mannen een eigennaam: Willem-Alexander. Maar hij draagt er een titel bij: prins. En als hij straks de plaats van zijn moeder inneemt wordt zijn titel: koning. Zo ongeveer moet je ook de twee namen van onze Zaligmaker voorstellen. De Naam `Christus' zegt iets over Zijn Ambt. Zoals de naam `Prins' voor de naam `Willem-Alexander' iets zegt over het ambt dat op zijn schouders rust. Wat voor Ambt heeft Jezus dan gedragen of vervuld? Daar spreekt de Catechismus over in vraag en antwoord 31:
Vraag: Waarom wordt Hij `Christus', dat is `Gezalfde' genoemd?
Antwoord: Omdat Hij door God de Vader is verordineerd / aangesteld en met de Heilige Geest is gezalfd tot onze hoogste Profeet en Leraar, Die ons de verborgen raad en wil van God aangaande onze verlossing volkomen heeft geopenbaard.
In de eerste plaats lezen we dat de Naam `Christus' te maken heeft met de verordinering door God de Vader. Waarschijnlijk zie jij niet direct het verband tussen de verordinering of aanstelling én de Naam `Christus', de zalving van de Heere Jezus. Maar dat is vanuit het Oude Testament eenvoudig te verklaren. Ja, we moeten terug naar het Oude Testament om heel de zalving en de betekenis daarvan te verstaan. We lezen er - zoals je waarschijnlijk wel weet - in het Oude Testament meer dan eens over dat iemand wordt gezalfd. In Exodus 28 vers 41 vinden we voor het eerst Gods opdracht om iemand te zalven, namelijk Aäron en zijn zonen; de priesters dus. Ook lezen we van de zalving van een koning. Samuël zalft in opdracht van God de eerste koning van Israël. David wil koning Saul geen kwaad doen, omdat hij de gezalfde des HEEREN is. En in I Koningen 19 vers 16 vinden we het derde voorbeeld van een Goddelijke opdracht om iemand te zalven (behalve priesters en koningen), namelijk: Elia moet Elisa zalven tot profeet. Wat wil dat zalven nu zeggen? Het is een symbool of bewijs dat de desbetreffende persoon zichzelf geen priester of koning of profeet maakt, maar dat God hem daartoe aanstelt. Dat is nu ook de reden waarom de Catechismus over de zalving van Jezus zegt dat dit te maken heeft met de verordinering van Hem. God de Vader heeft gewild dat Hij dit Ambt van Profeet en van Priester en van Koning zou bekleden. Denk maar aan een tekst als Hebreeën 5 vers 4-6, waar Paulus schrijft: niemand neemt zelf die eer aan, maar die door God wordt geroepen, zoals Aäron. Zo heeft ook Christus Zichzelf niet verheerlijkt om Hogepriester te worden, maar Die tot Hem gesproken heeft ... : Gij zijt Priester in der eeuwigheid.
Dit geeft ons een onuitsprekelijke troost, als we bedenken dat de Heere Jezus dus geen Zaligmaker is zonder Goddelijke toestemming. Ja, nog sterker: God heeft het Zelf gewild en besloten, dat Zijn Zoon Zaligmaker zou zijn. Wat houdt dit in voor jou en mij? Dat we met een gerust hart ons aan deze Gezalfde, aan deze Christus, mogen toevertrouwen, in de wetenschap dat God erachter staat. God keurt het goed dat Hij Profeet of Leraar is om dwazen te onderwijzen. God keurt het goed dat Hij Priester is om met Zijn offer aan het kruis zondaren te verzoenen. God keurt het ook goed dat Hij Koning is over de Zijnen. En dus keurt God het goed dat jij tot Hem vlucht om door Hem te worden geholpen! Maar voordat ik op de drie Ambten (beter gezegd: het drievoudige Ambt) van Christus inga, wil ik eerst nog iets zeggen over de tweede opmerking aan het begin van antwoord 31. Christus is niet alleen door God de Vader aangesteld, maar ook met de Heilige Geest gezalfd. De zalving waarover het gaat, is niet de zalving van Lucas 7 (de zondares die Jezus uit dankbaarheid voor de verzoening zalft in het huis van Simon de farizeeër) en ook niet de zalving van Johannes 12 (Maria, de zuster van Martha en Lazarus, die Hem zalft als voorbereiding op Zijn begrafenis). Het gaat niet over een zalving met zichtbare zalfolie, maar over een geestelijke zalving. En wel met de Heilige Geest. De Heilige Geest Zelf is de Zalf waarmee Christus is gezalfd geworden. Wanneer gebeurde dit? In zekere zin kun je zeggen dat het gebeurde na de Doop in de Jordaan. We lezen dan immers dat de Heilige Geest op Hem daalt in de gedaante van een duif. Het was niet letterlijk een duif, maar alleen de gedaante / gestalte van een duif en daarmee was gesymboliseerd de gave of zalving van de Heilige Geest. Wanneer in het Oude Testament iemand werd gezalfd, was dit niet alleen een bewijs dat hij door God Zelf was aangesteld in dat ambt, maar was het ook een teken van de kracht, wijsheid en bekwaamheid van de Heilige Geest. De Heilige Geest zei als het ware in de zalving: zo zeker als u gezalfd bent, zo zeker zal Ik bij u zijn om u te geven wat u nodig hebt om profeet of priester of koning te zijn. We zien dit heel duidelijk in I Samuël 16 vers 13. Daar lezen we het volgende: "Toen nam Samuël de oliehoorn en hij zalfde David in het midden van zijn broeders. En de Geest des HEEREN werd vaardig over David van die dag af en voortaan." Dit betekent niet dat David toen de Heilige Geest ontving tot bekering, want David was al een kind van God en dus was de Heilige Geest al in zijn hart. Maar het ziet op de ambtelijke bekwaammaking. Dit nu heeft Jezus Christus ook ontvangen. Waarom? Om onze Middelaar te kunnen zijn! Om het werk van Zaligmaker te kunnen volbrengen. Dat had de Zoon van God nodig, niet als God, maar als Mens. De taak om onze zonden te dragen, ons met God te verzoenen, de duivel te overwinnen ... was te groot voor deze heilige Zoon van God zonder de bekwaammakende genade en kracht van de Heilige Geest. Daarom moest Hij gezalfd / bekwaamd worden. En Hij ís het ook geworden, zodat Hij nu volkomen geschikt is om onze Middelaar te zijn ...! Alweer reden om je met een gerust aan Hem aan te bevelen.
Gezalfd met de Heilige Geest ... Daarover gaat het, wanneer we de Naam `Christus' lezen. Daarom gaf God Zijn Zoon die Naam. In het vorige nummer (over vraag en antwoord 31 van de Heidelbergse Catechismus) heb ik er al iets over geschreven. Onder andere dat deze zalving met de Heilige Geest plaats vond na de Doop in de Jordaan, Mattheüs 3 vers 16. Petrus zegt het zo in zijn preek tot Cornelius en zijn vrienden (Handelingen 10 vers 38): God heeft Jezus gezalfd met de Heilige Geest. En ook in Handelingen 4 vers 27 lezen we daarvan. De apostelen bidden tot God en zeggen: ... Uw heilig Kind Jezus, Die Gij hebt gezalfd. En hierbij halen ze Psalm 2 aan, waar God zegt: Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Sion (vers 6). Dit betekent dat we verder terug moeten gaan in de tijd dan bij de Doop in de Jordaan. We gaan terug tot voor het begin van de tijd: God heeft Zijn Zoon namelijk van ééuwigheid gezalfd. Zo staat in Spreuken 8 vers 23 dat de eeuwige Wijsheid, Gods Zoon, zegt: “Ik ben van eeuwigheid af gezalfd geweest; van de aanvang, van de oudheden der aarde aan.” Wat hield het ook alweer in om te zijn gezalfd? Niet alleen te zijn aangesteld door God, maar ook door Hem te zijn bekwaamd. Dat nu heeft God de Vader van eeuwigheid af reeds aan Zijn Zoon beloofd: Ik zal U door Mijn Geest bekwamen. Alles wat U nodig hebt, zal Ik U door Mijn eeuwige Heilige Geest schenken.
Als God in het Oude Testament iemand liet zalven, dan was het tot een bepaald ambt, een bepaald werk: profeet of priester of koning. Jezus nu heeft de zalving met de Heilige Geest ook ontvangen tot deze drie Ambten. Jezus, onze Zaligmaker, was immers Profeet! Zo zegt Kleopas in Lucas 24 vers 19: “Jezus de Nazarener, Die een Profeet was, krachtig in werken en woorden, voor God en al het volk.” Als Profeet heeft onze Heiland gepreekt, onderwijs gegeven. Hij begon Zijn openbare optreden met prediken. Denk maar aan Mattheüs 4 vers 17. Het eerste wat over Hem staat geschreven na Zijn Doop in de Jordaan en verzoeking in de woestijn is: “Van toen aan heeft Jezus begonnen te prediken en te zeggen: bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.” Mattheüs zelf tekent hierbij aan dat nu de heerlijke heilsprofetie is vervuld dat het volk in duisternis een groot licht ziet; over een volk in schaduw van de dood is een licht opgegaan (Jesaja 9 vers 1). Daar waar het onderwijs van Jezus komt, gaat een licht schijnen. Verlangt jouw ziel ook naar licht? Of beleef jij nog genoegen aan de duisternis? De duisternis is in de Bijbel beeldspraak voor dood en ellende, duivel en hel. Het licht is beeldspraak voor vreugde en leven, echt gelukkig en blij zijn. Nu, dat is te verkrijgen vanuit het onderwijs van de Heere Jezus Christus. Wat zegt Hij als eerste? Bekeer u. Het Griekse woord dat hier voor `bekeer u' wordt gebruikt (metanoeite), betekent: tot andere gedachten komen. Nu, hoe kom je in het gewone spraakgebruik van het alledaagse leven tot andere gedachten? Vaak, wanneer je over een bepaald iets nader wordt ingelicht. Je wilde een brommer kopen en je had je vast voorgenomen dat te doen en niemand kon het je uit je hoofd praten ...; totdat iemand jou iets vertelde waardoor jij van gedachten veranderde. Dat is in het alledaagse spraakgebruik nu precies wat er gebeurt als iemand tot bekering komt: dan komt hij tot andere gedachten. En dit gebeurt door middel van onderwijs. Daarom is het zo heel erg belangrijk dat we onderwijs krijgen van de Heere Jezus.
Het woord metanoeite betekent ook: berouw hebben. Dan gaat het over een verandering van gedachte nádat jij (in het voorbeeld van die brommer) de brommer al hebt gekocht. Dan heb je er spijt van dat je het deed. Dat je je niet liet waarschuwen door je vader en niet liet tegenhouden door je moeder, maar dat je koppig je zin doorzette. Kom je later toch tot andere gedachten en zie je in dat het helemaal verkeerd was om die brommer te kopen, dan heb je er spijt / berouw van. In het onderwijs van Jezus gaat het altijd over een verandering van gedachte met betrekking tot God en onszelf. En dan krijg je berouw over je houding ten opzichte van God. Dan krijg je berouw over je zonden.
Dat is het eerste wat Jezus predikte, toen Hij Zijn Profetisch Ambt begon uit te oefenen. Maar dat was niet het enige. Volgens Marcus zei Jezus daarbij: “En gelooft het Evangelie.” Voor een ieder die berouw had, die dus tot andere gedachten was gekomen, was er Evangelie: een Goede Boodschap, een Blijde Tijding. De Heidelbergse Catechismus gaat nu in de uitleg van het Profetische Ambt van Christus daarop verder in: Het gaat over Gods raad en Gods wil met betrekking tot onze verlossing. Dat is de Goede Boodschap en de Blijde Tijding, die we met een Grieks woord `Evangelie' noemen.
Vraag: Waarom wordt Hij `Christus', dat is `Gezalfde' genoemd?
Antwoord: Omdat Hij door God de Vader is verordineerd en met de Heilige Geest gezalfd tot onze hoogste Profeet en Leraar, Die ons Gods verborgen raad en wil over onze verlossing volkomen heeft geopenbaard.
Wat is nu belangrijk? Dat wij naar deze Leraar luisteren. Dat we bij Hem op school komen. Dat we onze oren openzetten en ontvankelijk zijn voor alles wat Hij ons leert. Dat we dus doen zoals de tollenaars (het slechtste soort mensen onder het Joodse volk, die we ons maar denken kunnen). Wat deden die? In Lucas 15 vers 1 lezen we: “En al de tollenaars en de zondaars naderden tot Hem om Hem te horen.” Of denk aan Maria, de zuster van Martha en Lazarus, uit Bethanië. Je kent wel de geschiedenis in Lucas 10 vers 38─42:
En het geschiedde toen zij reisden dat Hij kwam in een vlek / dorpje; en een zekere vrouw met name Martha ontving Hem in haar huis. En deze had een zuster genaamd Maria, welke ook zittende aan de voeten van Jezus Zijn woord hoorde. Doch Martha was zeer bezig met veel dienen en daarbij komende zei zij: Heere, trekt Gij U dat niet aan dat mijn zuster mij alleen laat dienen? Zeg dan haar, dat zij mij helpt. En Jezus antwoordende zei tot haar: Martha, Martha, gij bekommert en verontrust u over veel dingen, maar één ding is nodig; doch Maria heeft het goede deel uitgekozen, hetwelk van haar niet zal worden weggenomen.
Volgende keer ga ik Deo volente verder met de inhoud van Jezus' onderwijs. Nu wil ik alleen nog dit ene heel verdrietige ding zeggen: wij hebben allemaal besloten niet bij de Heere Jezus op school te komen. En niet naar Hem te luisteren, maar onze oren voor Zijn goede woorden dicht te doen ...!
ONTZETTEND
Profeet of Leraar is Jezus. Daarom is Hij gezalfd met de Heilige Geest. Hij geeft onderwijs. Het eerste wat Hij predikte, hebben we vorige keer gezien: bekeert u en gelooft het Evangelie. Dit Evangelie is Gods bekendmaking / openbaring van de weg tot zaligheid. Daarom zegt de Heidelbergse Catechismus over het Profetische Ambt van Christus: Die ons Gods verborgen raad en wil over onze verlossing volkomen heeft geopenbaard.
Het gaat over onze verlossing. Een belangrijk onderwerp, vind je niet? Als we deze weg van verlossing niet weten, dwalen we en verdwalen we. Dan raken we nooit van het spoor der zonde af. Dan komen we nooit op de goede weg naar het eeuwige leven. Maar God heeft ons geopenbaard hoe wij zalig kunnen worden. God draagt zorg voor ons behoud. De vraag is maar: ben jij er ook in geïnteresseerd? Draag jij er zelf ook zorg voor dat jouw ziel gered wordt? Het werk van Jezus als Profeet of Onderwijzer heeft niet slechts de drie jaren geduurd dat Hij op aarde was, maar het gaat nog steeds voort. Door Zijn dienaren laat Hij immers nog steeds de weg der zaligheid bekendmaken. Denk aan Jezus' opdracht in Lucas 24 vers 47, waar Hij zegt dat "in Zijn Naam gepredikt moet worden bekering en vergeving der zonden, onder alle volken, beginnende van Jeruzalem." Natuurlijk is deze prediking niet pas in het Nieuwe Testament begonnen! Ook in het Oude Testament was de inhoud van de verkondiging: bekering en vergeving der zonden. Maar nu mag het aan alle volken, ook het Nederlandse, worden verkondigd, terwijl het in de Oudtestamentische tijden slechts aan Israël werd verkondigd. Wat is Gods genade groot dat vergeving der zonden mag worden gepredikt. Door deze prediking oefent Christus Zijn Profetisch Ambt nog steeds uit. Elke prediking van het Woord, wanneer ze tenminste zuiver is, is bediening van Christus' Profetisch Ambt. Heb jij ook verlangen naar vergeving der zonden? Lees dan dit vers nog maar 's: "in Zijn Naam moet gepredikt worden bekering en vergeving der zonden, onder alle volken, beginnende van Jeruzalem." Maar, zeg je misschien, er staat bij dat je eerst je moet bekeren ... En hoe moet ik dat doen? Vergis je niet. Deze bekering is niets anders dan eerbiedig tot Christus de toevlucht nemen en Hem smeken om verzoening. Dus jij hoeft niet eerst zelf voor bekering te zorgen en dan zorgt God voor vergeving. Nee, jij mag nu eerbiedig tot God gaan, Hem vragen om vergeving van al je zonden. Heb je geen berouw? Heb je geen zondesmart? Vraag het Hem. Hij laat bekering en vergeving der zonden prediken, niet als eis en voorwaarde, maar als gave en geschenk! Daarom is er ook alle reden om bij deze Leraar op school te komen - hoe onwillig je van nature ook bent! - om door Hem te worden onderwezen, hoe je dan deze twee genadegaven kunt ontvangen.
Wanneer we op Zijn school zijn toegelaten en Hij ons deze twee grote zaken heeft geleerd (niet verstandelijk alleen, maar bevindelijk), dan gaat Hij door met Zijn onderwijs. Kijk maar hoe Hij het zegt bij Zijn afscheid van de discipelen in Mattheüs 28 vers 19. Hij geeft ze de opdracht: "Gaat dan heen, onderwijst al de volken, ze dopende in de Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb." Er staat voor `onderwijst' in het Grieks een woord dat we goed zouden kunnen vertalen met `maakt tot discipel'. Hetzelfde Griekse woord staat ook in Handelingen 14 vers 21, waar onze statenvertalers het als volgt hebben vertaald: "En als zij aan die stad het Evangelie verkondigd en vele discipelen gemaakt hadden ..." Een discipel is een leerling. Jezus wil dus Leraar zijn en geeft aan Zijn leerlingen de opdracht om alle volken tot Zijn leerlingen te maken. Alle volken moeten bij Hem op school komen. Aan alle volken wil Hij de weg tot zaligheid bekendmaken. Hoe moeten de discipelen als apostelen nu de volken tot Zijn leerlingen maken? Door ze te dopen in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest én door ze te leren om alles te onderhouden wat Christus aan Zijn discipelen had geboden. Wat Christus allemaal heeft geboden, hoort ook bij het Profetische Ambt van Christus. Ik vraag je: stel jij daar ook belang in? Zou je zo heel erg graag Hem volkomen willen gehoorzamen? Er staat dat de apostelen bij het dopen van de mensen hen ook moeten leren, dat is: onderwijzen. Wat hebben we dat toch nodig! En wat is er nu ook heerlijk in voorzien! Het Profetische Ambt van Christus is niet voorbij, maar Hij bewijst Zich nog steeds als Profeet. Zijn dienaren zijn alle eeuwen door uitgegaan om te prediken. Hoewel, hun stem is niet krachtig om ons hart te raken, te verbrijzelen, te vernieuwen. Maar Christus heeft aan Zijn discipelen of apostelen de Heilige Geest beloofd en nu is hun prediking niet krachteloos. Nu mag van de prediking van het Evangelie gelden, wat Paulus schrijft in Hebreeën 4 vers 12: "Want het Woord Gods is levend en krachtig en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en het gaat door tot de verdeling van de ziel en van de geest en van de samenvoegselen en van het merg, en het is een oordeler van de gedachten en van de overleggingen van het hart." Kijk, dan gaat het Woord van God in jouw hart in en dan word je overwonnen. Dan breekt Hij jouw vijandschap, dan neemt Hij je onmacht weg, dan buigt Hij je wil en dan werkt Hij een verlangen in je hart naar de verdere openbaringen of bekendmakingen van Christus' Persoon en werk. Zo gaat het Profetische werk van Christus door, in de gemeente van eeuw tot eeuw; en in het leven van Gods kind, van jaar tot jaar.
Een voorbeeld in de geschiedenis van de Christelijke kerk, van dit Profetische werk van Christus is de heerlijke tijd van de Kerkhervorming of de Reformatie. Toen is namelijk het Woord van God weer in het licht gekomen. Toen ging de Geest van Christus opnieuw onderwijs geven, zoals het in eeuwen niet was geweest. En zo is het in je persoonlijk leven eveneens. Wanneer het Woord van God aan het woord komt in je hart en leven, dán oefent Christus Zijn Profetisch Ambt meer en meer uit. Dan word je meer en meer leerling. Niet om steeds wijzer te worden in eigen oog, maar wel om steeds meer toe te nemen in de kennis van Christus. De apostel Petrus roept zijn lezers daartoe op (II Petrus 3 vers 18): "Maar was op (= neem toe, groei) in de genade en kennis van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus." De kanttekening wijst erop dat het betekent: neem dagelijks meer en meer toe in de christelijke leer; een beeldspraak genomen van kinderen, die allengs volwassen worden.
Nu hebben we uitgebreid nagedacht over het Profetische Ambt van Christus. Hij is een Leraar van dwazen en onwetenden. Weet jij niet hoe je zalig moet worden? Kun je absoluut niet bekijken hoe je ooit van je zonde verlost zult worden en een kind van God zult worden? Smeek dan deze Leraar om jou te onderwijzen. Hij doet het graag, Hij rekent er niets voor, Hij is zeer geduldig en staat met open armen te wachten op leergierige leerlingen!
Het tweede Ambt van onze Middelaar is Priester. Het werk van een priester was offeren. Jezus was Priester, hoewel Hij niet uit de priesterlijke familie kwam. De priesters stamden, als het goed was, uit de stam Levi en het geslacht van Aäron. Maar de Zoon van Maria stamde uit Juda, het geslacht van David. Nadrukkelijk stelt Paulus dit in Hebreeën 7 vers 13 en 14 aan de orde. Het Priesterschap van Jezus is dan ook niet hetzelfde priesterschap als van Aäron. In Psalm 110 vers 4 lezen we al: "De HEERE heeft gezworen en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek." Je ziet dat hier een priester wordt beloofd, niet naar de orde van Aäron, maar naar die van Melchizedek. Volgens de uitleg van zowel Jezus Zelf als Paulus gaat het hier over het Priesterambt van Gods Zoon, onze Verlosser en Zaligmaker, Jezus Christus. Let je nu goed op, dat zie je dat deze belofte of profetie begint op een merkwaardige manier: God zegt niet zomaar: `Gij zijt Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek.' Maar Hij begint met een eed te zweren. Waarom eigenlijk? Om hierdoor duidelijk te maken dat het niet zomaar een priesterschap was, maar een heel belangrijk Priesterschap. En verder om onze aandacht ervoor te vragen dat het Priesterschap van de Nieuwtestamentische tijd niet de voortzetting zou zijn van Aäron, maar dat het een totaal nieuwe orde inhoudt. Verder staat er tot troost nog eens bij, na die eedzwering: en het zal Hem niet berouwen. Waarom staat dat er ook nog eens bij? Omdat we eigenlijk maar één ding konden verwachten, namelijk dat God er berouw van zou krijgen om Zijn Zoon te sturen naar deze aarde. Kijken we naar de geschiedenis van het volk Israël dan zien we een opeenstapeling van gruwelijke zonden. God moet er toch wel moe van zijn geworden (en dat zegt Hij dan ook in Jesaja 43 vers 24) en Hij moet dan dus ook wel eens berouw erover hebben gehad dat Hij Zijn Zoon heeft beloofd te zullen zenden. En kijken we om ons heen, dan is het in onze dagen al niet anders ─ en dat wist God allemaal van tevoren ... En het allermeest zegt een jongen of meisje die zichzelf heeft leren kennen en voor zichzelf heeft leren schrikken: o God, Gij moet er wel honderd keer spijt van hebben gehad om Uw lieve Zoon op deze aarde te zenden! ...! Of denk jij dat nooit? En daarom staat erbij dat het de HEERE nooit zal berouwen om Zijn Zoon tot Priester te zenden op deze aarde. O, wat was dat een ontzaglijke dreun voor het rijk der hel en een heerlijke vertroosting voor het volk van God! Nu gaat het dus over Melchizedek. Wie was eigenlijk Melchizedek? In de Bijbel komt vóór Psalm 110 één keer de persoon van Melchizedek voor en wel in Genesis 14 vers 18─20. Abram keert daar terug van het verlossen van Lot en dan staat er opeens: "En Melchizedek, koning van Salem, bracht voort brood en wijn; en hij was een priester van de allerhoogste God. En hij zegende hem en zeide: gezegend zij Abram door God, de Allerhoogste, Die hemel en aarde bezit! En gezegend zij de allerhoogste God, Die uw vijanden in uw hand geleverd heeft! En hij gaf hem de tiende van alles." Dus Abram gaf tienden aan Melchizedek en werd door deze mysterieuze priester van Salem gezegend. Wie is dan toch deze Melchizedek? De Bijbel zegt er in het Oude Testament verder niets over. Maar Paulus schrijft uitgebreid over deze priester uit Abram's tijd en zegt net als Psalm 110, dat Melchizedek een voorbeeld is van Jezus Christus, onze Goddelijke Hogepriester.
Eén van de meest bijzondere dingen van Melchizedek is dat hij niet alleen priester is, maar ook koning. En dat was in Israël per definitie onmogelijk. Maar dat is nu net bij Jezus Christus wel zo. Daarin is Melchizedek een voorbeeld van Christus. En verder schrijft Paulus dat Melchizedek ook dáárom een voorbeeld van Christus is, omdat ook van Melchizedek niets staat over zijn vader (en Christus heeft geen menselijke vader gehad), of over zijn moeder (en Christus heeft geen Goddelijkie Moeder gehad), of over zijn afkomst (en Christus is van eeuwigheid), of over het einde van zijn leven en van zijn priesterschap (en Christus leeft ook eeuwig en is ook voor eeuwig Priester). Moeilijk, hè? Je hoeft niet meteen alles te begrijpen, als je maar wel onthoudt dat Jezus Christus niet net zo'n priester is als Aäron. Aäron moest eerst offers brengen voor zichzelf en hij moest steeds opnieuw offers brengen. Maar Christus hoefde niet eerst voor Zichzelf een offer te brengen en Hij hoefde Zijn Offer niet steeds te herhalen. Christus is een volmaakte Hogepriester en Zijn ene Offer op Golgotha is volkomen genoeg!
Wat heeft de Gezalfde als Priester gedaan? De Heidelbergse Catechismus zegt het als volgt (vraag en antwoord 31):
En tot onze enige Hogepriester, Die ons met de enige offerande van Zijn lichaam verlost heeft.
Dit houdt dus in dat er geen andere priesters zijn. Hij is de Enige. De priesters van de roomse kerk zijn misschien opvolgers van Aäron, maar zeker niet naar de priester-orde van Melchizedek! Wij hebben aan deze ene Priester ook genoeg, want Zijn ene Offer is volkomen. Het was het Offer van Zijn heilig lichaam. In de Bijbel staat ook, dat Hij Zichzelf heeft geofferd. Dus ook Zijn ziel is daarbij betrokken geweest.
Johannes de Doper wijst Hem bij de Jordaan al aan met de woorden: "Zie, het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt!" Voor de goede verstaanders was door deze aanduiding al duidelijk dat Jezus Christus moest sterven. Want in de Israëlietische gedachtewereld werd een lam altijd in verbinding gebracht met de offerdienst of het Pascha. Welnu, reeds in het Oude Testament had God door middel van de profeet Jesaja laten profeteren (hoofdstuk 53 vers 7): "Als een lam werd Hij ter slachting geleid en als een schaap, dat stom is voor het aangezicht van zijn scheerders, alzo deed Hij Zijn mond niet open." Filippus legt in Handelingen 8 vers 35 dit vers uit als profetie van Christus.
We hebben dus een Priester.
We hebben dus een Lam.
Ik vraag jou: heb jij ook deze Priester nodig? Of niet?
Heb ook jij dit Lam nodig? Of niet?
Wat voor werk heb je voor deze Priester-Lam?
Heb jij zonden? Moeten die verzoend worden?
Nog een keer gaan we in dit artikel nadenken over het heerlijke, troostrijke werk van Christus als Priester. Je begrijpt wel dat Hij geen Priester was voor Zichzelf. Dat was niet nodig. Een priester in het Oude Testament had wel de priesterlijke verzoening voor zichzelf nodig, maar Jezus niet. Hij was immers geen zondaar. Paulus schrijft dat in Hebreeën 7 vers 26 en 27: Christus hoefde niet eerst voor Zijn eigen zonden te offeren, zoals de hogepriester. Paulus herinnert hier de lezers onder andere aan de plechtigheid van de Grote Verzoendag. Op die dag moest en mocht de hogepriester in het Heilige der heiligen gaan, achter de voorhang. Ging hij eenmaal erin? Nee, tweemaal: eerst om zijn eigen zonden te verzoenen en daarna om de zonden van het volk te verzoenen. Maar Christus had dat niet nodig, want Hij is tot in eeuwigheid geheiligd, Hij is zonder zonde.
Hij heeft ons dus (zoals we de vorige keer zagen) met de enige offerande van Zijn lichaam verlost, zo begint de Catechismus Zijn Priesterlijk werk te omschrijven. Maar als je zou denken dat dit alles was, heb je je gelukkig, Gode zij dank, vergist. Er is meer, nog veel meer! Christus heeft nog veel meer gedaan, als Priester. Niet dat er nog iets door Hem betaald moest worden, want wat dat betreft kon Hij zeggen: het is volbracht! Maar zoals een priester in Israël, moest ook Jezus meer doen dan alleen maar offeren. Hij moest ook ingaan in het heilige en daar bij het gouden reukofferaltaar bidden voor het volk. En daarover gaat het nu in het tweede stukje van het Hogepriesterlijke Ambt van Christus: En tot onze enige Hogepriester, Die ons met de enige offerande van Zijn lichaam verlost heeft. En voor ons met Zijn voorbidding steeds tussentreedt bij de Vader.
Wat betekent dat moeilijke woord `tussentreedt'? Het gaat over: ergens tussen gaan staan. En je moet denken aan het volgende. In een hevig gevecht gewikkeld dreigt een kapitein door de speer van een vijandige soldaat doorstoken te worden. Op het laatste moment ziet een soldaat van de kapitein het en meteen werpt hij zichzelf ertussen. Hij vangt de dodelijke steek op en de kapitein wordt niet gewond, niet gedood. Dit beeld is natuurlijk heel gebrekkig en onvolkomen, maar ik gebruik het om een voorbeeld te geven, hoe het woordje `tussentreden' moet worden opgevat. En we kunnen dit heel treffend zien in de profetie van Zacharia, hoofdstuk 13 vers 7. God zegt daar het volgende:
“Zwaard, ontwaak tegen Mijn Herder en tegen de Man Die Mijn Metgezel is, spreekt de HEERE der heerscharen; sla die Herder, en de schapen zullen verstrooid worden; maar Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden.”
Dit was Christus' werk op Golgotha: daar heeft Hij het zwaard van Gods heilige toorn en zonde-wraak opgevangen. Daar werd Hij dodelijk gewond om Zijn schapen te beschermen. Zo alleen is het mogelijk dat het wraakzwaard van God ons niet voor eeuwig verdoemt! Denk je daar wel eens aan? Of ga je aan dit gebeuren gewoon voorbij?
In de hemel doet Christus nu als het ware hetzelfde: Hij vangt de dodelijke wraak en toorn van God op. Niet letterlijk. Hij hoeft de toorn van God niet meer te dragen. Hij wordt nu niet meer gewond. Dat is eenmaal geschied, op Golgotha. Maar je zou kunnen zeggen: in de toepassing gebeurt het nog steeds. Hoe dan? Menselijk gesproken zouden we ons dit als volgt kunnen voorstellen. Daar is een kind van God. Hij heeft nog veel zonden en gebreken in zijn geestelijk leven. God haat die zonden, ook in Zijn kinderen. Hij moet nu ook de zondaar, Zijn kind, straffen. Maar Christus treedt als het ware tussenbeide en zegt: Uw zwaard heeft Mij getroffen, Ik ben voor dat kind van U gestraft, U hoeft hem niet meer met Uw toorn en wraak te verdoemen! Dus Christus wijst God als het ware steeds op Zijn offer van Golgotha. Christus laat het offer van Golgotha steeds voor Zijn volk effectief worden, krachtig worden. Duidelijk is Paulus hierover in Romeinen 8 vers 34. Daar staat:
“Wie is het die verdoemt? Christus is het Die gestorven is; ja, wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook ter rechterhand Gods is, Die ook voor ons bidt.”
Duidelijk is dat enerzijds het bidden van Christus voor ons in verband staat met hemelvaart, opstanding én kruisiging. Duidelijk is ook dat anderzijds het bidden van Christus voor ons in verband staat met het al of niet verdoemd worden. Zonder de voorbidding van Christus zou dus Zijn kruisiging, opstanding en hemelvaart niet áf zijn. En zonder de voorbidding van Christus zou dus de verdoemenis zeker ons deel zijn! We lezen hierover ook een prachtige uitspraak van de apostel Johannes, I Johannes 2 vers 1:
“Mijn kinderkens, ik schrijf u deze dingen opdat gij niet zondigt. En indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige.”
Duidelijk is dat de werkzaamheid van Jezus Christus bij Zijn Vader hier in verband wordt gebracht met ons zondigen. Johannes schrijft eerst dat hij de bedoeling heeft dat zijn lezers niet zondigen, en direct erna schrijft hij dat ─ als iemand gezondigd heeft ─ er een Voorspraak is bij God. Hij bedoelt niet de zonde te vergoelijken of te verkleinen. Hij bedoelt niet te zeggen: mensen, het is niet zo erg, hoor, als u zondigt, want Jezus Christus maakt het wel weer goed ... Nee, dat bedoelt Johannes niet. Maar wat dan wel? Dat iemand die gezondigd heeft en daar berouw over heeft en nu wanhopig dreigt te worden, als hij denkt aan zijn vuile zonde en aan Gods heilige toorn tegen de zonde, dat hij dan getroost mag zijn: er is een Voorspraak bij God de Vader. Wat betekent het woord `Voorspraak'? Het Griekse woord `paraklètos' betekent: pleitbezorger, advocaat. Nu, wanneer heb je een advocaat nodig? Als je voor de rechter moet verschijnen. God de Vader, al heeft Hij Zijn kinderen innig lief, is en blijft toch altijd ook Rechter, Die het zondige haat en straft. Hoe zal het Gods kinderen nu vergaan? Wel, de Vader heeft gezorgd voor een Advocaat, Jezus Christus, de Rechtvaardige. Hij heeft eerst geleden en betaald. En nu pleit Hij voor het aangezicht van Zijn Vader voor Zijn discipelen. Daarom mogen wij zonder angst en beven (maar wel met kinderlijke vreze en eerbied), ootmoedig en vrijmoedig tot God naderen, steunende op het werk van Jezus Christus alleen.
Nog een keer gaan we in dit artikel nadenken over het tweede deel van Christus hogepriesterlijke Ambt: Zijn voorbidding voor het Aangezicht van Zijn Vader. Het gaat over antwoord 31 van de Heidelbergse Catechismus, waar staat:
En tot onze enige Hogepriester, Die ons met de enige offerande van Zijn lichaam verlost heeft. En voor ons met Zijn voorbidding steeds tussentreedt bij de Vader.
Wat houdt nu deze voorbidding in? Ik vind dit het allermooiste verwoord in de Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 26. Daarom zal ik heel dit artikel hier plaatsen, ietwat vereenvoudigd en uitgelegd. Artikel 26 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis luidt als volgt: Wij geloven, dat wij geen toegang hebben tot God dan alleen door de enige Middelaar en Voorspraak, Jezus Christus, de Rechtvaardige; Die hierom mens geworden is, verenigende tezamen de Goddelijke en de menselijke natuur, opdat wij mensen een toegang zouden hebben tot de Goddelijke Majesteit; anders was ons de toegang gesloten.
Indrukwekkend begin! Willen we het Hogepriesterlijk werk van Jezus Christus waarlijk verstaan, dan kan dat alleen vanuit de hartelijke bevinding van dit begin van artikel 26 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis! Maar deze Middelaar, Die de Vader ons heeft gegeven tussen Zich en ons, moet ons door Zijn grootheid niet verschrikken, om ons een ander, naar ons goeddunken, te doen zoeken. Want er is niemand, niet in de hemel en niet op de aarde onder de schepselen, die ons inniger liefheeft dan Jezus Christus. Die, hoewel Hij in de gestaltenis Gods was, nochtans Zichzelf vernietigd heeft, aannemende de gestaltenis van een mens en van een dienstknecht voor ons, en is in alles Zijn broeders gelijk geworden. Geloof jij dit heel persoonlijk? De Nederlandse Geloofsbelijdenis gaat verder met de vriendelijkheid van de Heere Jezus te tekenen. Dit was zeker in die dagen wel nodig, want de roomsen kregen over Christus bijna niets anders te horen, dan dat Hij heilig en rechtvaardig was en straks als grote Rechter de wereld zal oordelen. En ook voor een terneergeslagen ziel, die met haar zonden worstelt, is het goed om de vriendelijkheid van Jezus Christus te overwegen! Indien wij nu een andere Middelaar zoeken moesten, die ons goedgunstig was, wie zouden wij kunnen vinden, die ons meer beminde dan Hij, Die Zijn leven voor ons gelaten heeft, ook toen wij Zijn vijanden waren? En zo wij er één zoeken die macht en aanzien heeft ─ wie is er, die daarvan zoveel heeft als Degene Die gezeten is aan de rechterhand van Zijn Vader, en Die alle macht heeft in de hemel en op de aarde? En wie zal eerder verhoord worden, dan de eigen welbeminde Zoon van God? Zo is dan alleen door wantrouwen dit gebruik ingevoerd dat men de heiligen onteert. Guido de Brès doelt met het laatste op de aanbidding van de heiligen. De roomse kerk vond dat je niet direct tot Christus mocht gaan en door Christus tot God de Vader, maar dat je eerste allerlei heiligen (gestorven kinderen van God, en vooral Maria, de moeder van Jezus) moest vragen om een goed woordje voor je te doen bij de Heere Jezus ... En hier moet men niet aan de orde stellen dat wij het niet waardig zijn; want het heeft hier de bedoeling niet dat wij onze gebeden op onze waardigheid zouden voordragen, maar alleen op de uitnemendheid en waardigheid van onze Heere Jezus Christus, Wiens rechtvaardigheid de onze is door het geloof. Dus al ben je nog zo onwaardig, ja, al voel je je nog zo helwaardig ─ kom toch maar, want in het bidden steun je alleen op de verdiensten van de Heere Jezus Christus. En deze verdiensten heeft Hij juist aangebracht voor slechte mensen! Nu gaat de Nederlandse Geloofsbelijdenis een rij teksten aanhalen die allemaal laten zien, dat je vrijmoedig tot Jezus mag komen, al ben je nog zo slecht: Daarom, de apostel Paulus, willende deze zotte vrees of veel meer dat wantrouwen van ons nemen, zegt ons dat Jezus Christus aan Zijn broeders in alles gelijk geworden is, opdat Hij een barmhartig en getrouw Hogepriester zou zijn, om de zonden van het volk te verzoenen; want in hetgeen Hij Zelf verzocht zijnde geleden heeft, kan Hij degenen die verzocht worden, te hulp komen. Dus nu niet meer wantrouwig zijn, hè?
Verder:
En daarna, om ons nog meer moed te geven om tot Hem te gaan, zegt hij: omdat wij dan een grote Hogepriester hebben, Die door de hemelen doorgegaan is, namelijk Jezus de Zoon van God, zo laat ons deze belijdenis vasthouden. Want wij hebben geen Hogepriester, Die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar Die in alle dingen gelijk als wij is verzocht geweest, maar zonder zonde. Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwame tijd. Dezelfde Apostel zegt dat wij vrijmoedigheid hebben om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, zo laat ons dan toegaan, zegt hij, in volle zekerheid des geloofs.
Verder: Christus heeft een onvergankelijk priesterschap; waarom Hij ook volkomen kan zalig maken degenen die door Hem tot God gaan, aangezien Hij altijd leeft om voor hen te bidden. Wat ontbreekt er meer, aangezien Christus Zelf deze uitspraak doet: Ik ben de Weg en de Waarheid en het Leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij? Waartoe zouden wij een andere voorspreker zoeken, aangezien het God beliefd heeft ons Zijn Zoon tot een Voorspreker te geven? Laat ons Hem niet verlaten om een andere te nemen; of beter gezegd: een andere te zoeken, zonder Hem ooit te vinden. Want toen God Hem aan ons gegeven heeft, wist Hij wel dat wij zondaars waren. Daarom, volgens het bevel van Christus roepen wij de hemelse Vader aan door Christus, onze enige Middelaar, zoals wij in het gebed des Heeren geleerd zijn; verzekerd zijnde dat al wat wij de Vader zullen bidden in Zijn Naam, ons zal gegeven worden.
Is er nu niet genoeg reden om te hopen op Gods genade? Nee, niet door alleen maar over Jezus te denken, maar door metterdaad tot Hem te gaan, in het gebed. Wij eren Jezus in Zijn Hogepriesterlijke werk niet als wij altijd maar weer denken: zou het offer van Golgotha wel voor mij zijn? Zou Christus wel voor mij willen bidden? Wij eren deze dierbare Hogepriester door al ons vertrouwen nu, zonder enig uitstel, op Hem te stellen. Dan zal Hij ons ook zeker niet teleurstellen! Nog één ding over het werk van onze Hogepriester: wanneer Hij vanaf de Olijfberg ten hemel vaart, doet Hij dit op bijzondere manier. Lees maar mee, Lucas 24 vers 50, 51:
“En Hij leidde hen buiten tot aan Bethanië, en Zijn handen opheffende zegende Hij hen. En het geschiedde, terwijl Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde en werd opgenomen in de hemel.”
Het derde wat de Catechismus ons over de Naam `Christus' zegt, is Zijn Koninklijk Ambt. De Zoon van God, onze Verlosser, is niet alleen tot Profeet en tot Priester gezalfd, maar ook tot Koning. Wat is het werk van een koning? Twee dingen: hij regeert zijn volk en hij beschermt het. Regeren doet hij door goede wetten uit te vaardigen. En beschermen doet hij door met zijn legers de vijand buiten het land te houden of zelfs te verslaan. Wat doet onze Koning, Jezus Christus? Precies hetzelfde. Hij regeert Zijn gemeente en Hij beschermt haar. Hoe regeert en beschermt Christus ons? De Catechismus schrijft daar in antwoord 31 het volgende over:
En tot onze eeuwige Koning, Die ons met Zijn Woord en Geest regeert en ons bij de verworven verlossing beschut en behoudt.
Twee dingen worden er dus genoemd: Christus regeert en beschut / beschermt. Hij regeert door Zijn Woord en Geest. Heel belangrijk is het Woord, de Bijbel. Velen ontkennen het Goddelijke, onfeilbare karakter van de Bijbel, maar Gods kinderen ervaren het in het geloof dat de Bijbel de Wet van het Koninkrijk van Jezus Christus is. Niet een woord van Zijn ministers, los van de Koning, nog minder een woord van Zijn onderdanen recht tegen de Koning in. Maar een Woord van de Koning Zelf. Hij gebiedt en beveelt. En vooral: Hij belooft en nodigt tot Zijn dienst. Zal ik een voorbeeld geven van Zijn regeermacht door middel van Zijn Woord? In Kolossenzen 3 vers 16 schrijft Paulus:
"Het woord van Christus wone rijkelijk in u, in alle wijsheid; leert en vermaant elkander met psalmen en lofzangen en geestelijke liederen, zingende voor de Heere met aangenaamheid in uw hart."
Als het Woord van deze Koning in ons woont, onze gedachten helemaal doordrenkt en bestempelt, dán regeert Christus ons door Zijn Woord. Ook wordt de Geest van Christus genoemd. Waarom? Wel, als de Heilige Geest het Woord van Christus niet inschrijft in het hart, zullen we er nooit naar luisteren. Maar dat doet Hij dan ook: Hij zendt Zijn Geest en Die past het Woord toe aan onze harten, zodat we overgebogen worden. Vanuit onszelf hebben we er totaal geen zin in om naar deze Koning te luisteren. We zijn liever zelf koning en we bedenken onze eigen wetten. We schrappen allerlei teksten in de Bijbel gewoon door. Nou ja, niet met een pen misschien, maar in onze gedachten en in de praktijk van ons alledaagse leven wel! We willen net die ene zonde toch handhaven en we willen net dat ene goede niet doen ... En zo betwisten we Koning Jezus Zijn heerschappij. Maar Hij is de Almachtige en weet ons wel te overwinnen. Hij is de Genadige en weet onze wil lieflijk te veranderen. En zo worden we gewillig, ja verlangend, om naar Zijn Woord te leven. Door de Geest dus! Die Geest van Christus legt het Woord van Christus ook uit. Dat mag je dan ook aan Hem vragen, wanneer je stukken in de Bijbel tegenkomt, waar je zo weinig of niets van begrijpt. En als je je opstand voelt, je onwilligheid om te luisteren naar Zijn bevelen, mag je ook dit aan deze Koning voorleggen en Hem vragen jouw hart gewillig te máken, door Zijn Geest. Ik weet niet of jij persoonlijk ook een onderdaan van de Koning ben geworden. Als dat niet zo is, dien je dus nog de duivel. Dan ben je dus nog een landverrader en bevind je je nog in het grootste gevaar, namelijk dat je vanwege hoogverraad ter dood wordt veroordeeld ... Spot er niet mee! Heb jij leren zien dat je onderdaan van de vijandelijke koning, satan, bent? En vraag jij je af hoe je ooit een onderdaan van Koning Jezus kunt worden? Dan zal Paulus het je zeggen. Aan de Kolossenzen schrijft hij hoe hij zelf en ook de Christenen in Kolosse van koning zijn veranderd (1 vers 13). Hij dankt God ...
"Die ons getrokken heeft uit de macht der duisternis en overgezet heeft in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde."
Er is dus raad voor radelozen. Kun jij je maar niet verlossen uit de macht, de heerschappij, het koninkrijk van satan? Hij Die Paulus heeft getrokken uit de onoverwinlijke macht der duisternis, kan het ook jóu! Hij Die heidense Kolossenzen heeft overgezet in het Koninkrijk van Zijn geliefde Zoon, kan het ook jóu! Leg je nood maar aan Hem voor. Wat voor soort Koning is de Zoon van God? Niet alleen een almachtige Koning, maar Hij is voor Zijn onderdanen ook een heel goede en liefdevolle Koning. De Catechismus heeft als verwijstekst onder andere staan Zacharia 9 vers 9. Daar staat:
"Verheug u zeer, gij dochter Sions; juich, gij dochter Jeruzalems! Zie, uw Koning zal tot u komen, rechtvaardig en Hij is een Heiland; arm en rijdende op een ezel, en wel op een veulen, een jong der ezelinnen."
Er is dus reden om heel blij te zijn over deze Koning. Hij is geen tiran, geen dictator. Maar er staat: Hij is rechtvaardig. Dat betekent dat Hij het onrecht niet toelaat en dat Hij Zijn onderdanen altijd eerlijk en goed behandelt. Verder wordt Hij een Heiland, een Heelmaker, genoemd. Dat is: een Verlosser, Die alle breuken heelt. Hij geneest de gebrokenen van hart. Een Koning Die tegelijk je Vriend is, een Koning Die tegelijk je persoonlijke Arts is. O, wat krijg je het goed bij Hem! Leg toch de wapens van opstand, rebellie, verzet en verraad uit je handen, aan Zijn voeten! Weet je niet hoe je je vijandige en opstandige hart moet ombuigen? Vertel het deze Koning en smeek Hem dat Hij de wapens van vijandschap en verzet uit je handen neemt. Dat is: dat Hij je hart van vijandig vriendelijk maakt, van onwillig gewillig. Zou Hij dat niet kunnen? Toen Hij Paulus uit de macht der duisternis verloste, was Paulus toen zo gewillig? Nee, hij blies dreiging en moord. Maar Christus máákte hem gewillig. En dat kan en wil Hij ook vandaag nog doen, nu jij dit leest. Hoe lang zal de Heere Jezus Koning zijn? Jesaja mag het al profeteren en de engel Gabriël bevestigt die woorden van Jesaja tegenover de maagd Maria:
"Aan de grootheid van deze heerschappij en aan de vrede zal geen einde zijn op de troon van David en in zijn koninkrijk, om dat te bevestigen, en dat te sterken met gericht en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toe."
"En Hij zal over het huis van Jakob Koning zijn in eeuwigheid, en aan Zijn Koninkrijk zal geen einde zijn."
O, wat zijn zij gelukkig die onderdanen van deze Koning zijn. Want, zoals Jesaja 9 vers 6 zegt: in Zijn Koninkrijk zal er vrede zijn en aan die vrede zal geen einde komen! Het is een eeuwigdurend Koninkrijk. Als je van deze Koning onderdaan bent geworden door Gods almachtige en liefdevolle genade, dan hoef je niet bang te zijn dat er ooit een vijandelijke macht zal komen om deze goede Koning te overwinnen. Alle machten van de hel zijn tegen Hem machteloos!