Catechismus vraag 39 uitleg
Auteur: ds. W. Pieters
Het Nieuwe Testament is vol van het feit dat Jezus Christus gekruisigd is geworden. De Evangeliën spreken er alle vier over. Dat is met de geboorte anders. Johannes zegt geen woord over de geboorte van Jezus, net zomin als Markus. En Mattheüs schrijft er amper iets over. Zo ook de hemelvaart. Mattheüs schrijft niets over de hemelvaart, Markus een vers, Lukas een paar verzen en Johannes weer niets. Maar de kruisiging komt bij alle vier aan de orde. En dat niet als in het voorbijgaan, in een enkele opmerking, maar uitgebreid. En ook de brieven van Paulus verwijzen steeds naar Christus' kruisiging. Dit gebeuren vormt dus een kern van de Nieuwtestamentische boodschap. Daarom dient het ook in de prediking van vandaag een kern te zijn. En natuurlijk dus ook in ons geloofsleven. Als de kruisiging van de Heere Jezus niet in het centrum van je geloof staat, is er iets mis. Dan heb je óf geen waar geloof, óf je bent in ieder geval niet gezond in het geloof. Hoe komt de kruisiging van Christus voor ons in het brandpunt van onze belangstelling te staan? Heel simpel: als wij de betekenis en waarde ervan gaan inzien. Daar wijst nu de Heidelbergse Catechismus op in vraag en antwoord 39, waar staat:
Vraag: Heeft dat iets meer in, dat Hij gekruisigd is geweest, dan dat Hij een andere dood gestorven was?
Antwoord: Ja; want daardoor ben ik zeker dat Hij de vervloeking die op mij lag, op Zich geladen heeft; omdat de dood des kruises van God vervloekt was.
Kort samengevat: de Catechismus zegt ons dat de kruisiging van Christus in het bijzonder deze waarde heeft, dat daardoor de vloek van ons wordt weggenomen. Als nu iemand deze vloek in zichzelf gewaar wordt, wordt Christus' kruisiging van waarde. Anders niet. Daarom heb ik de vorige keer (in oktober) aan jou gevraagd: 'Voordat ik verder ga uitleggen, eerst een vraag: lig jij ook onder Gods vloek? Dat is: mis jij ook Gods zegen of gunst en liefde? En als je hierop met 'ja' antwoordt, vraag ik: voel je, besef je er iets van, of zeg je het alleen maar? Verder: hoe denk je onder deze vloek vandaan te kunnen komen?'
Over dit punt gaat het nu. Nooit zal de kruisiging van Christus ons iets zeggen, dan wanneer wij onze vloekwaardigheid hebben ingeleefd. Om wille dan van de waardigheid van Christus' kruisiging, overdenken we nu de Bijbelse onderwijzing met betrekking tot de vloek. Wat leert God ons in Zijn Woord?
Hét hoofdstuk van de vloek is Deuteronomium 28. Ik zou graag hebben dat je dat hele hoofdstuk eens rustig, aandachtig en ernstig leest. Daar staat onder andere het volgende in vers 15─20: "... het zal geschieden, indien gij de stem van de HEERE, uw God, niet zult gehoorzaam zijn, om waar te nemen, dat gij doet al Zijn geboden en Zijn inzettingen, die ik u heden gebied; zo zullen al deze vloeken over u komen, en u treffen. Vervloekt zult gij zijn in de stad, en vervloekt zult gij zijn in het veld. Vervloekt zal zijn uw korf en uw baktrog. Vervloekt zal zijn de vrucht van uw buik en de vrucht van uw land, de voortteling van uw koeien en de kudden van uw kleinvee. Vervloekt zult gij zijn in uw ingaan en vervloekt zult gij zijn in uw uitgaan. De HEERE zal onder u zenden de vloek, de verstoring en het verderf, in alles waaraan gij uw hand slaat, dat gij doen zult; totdat gij verdelgd wordt, en totdat gij snel omkomt, vanwege de boosheid van uw werken, waarmee gij Mij verlaten hebt." En na een lange, lange rij van vervloekingen staat dan nog in vers 45: "En al deze vloeken zullen over u komen en u vervolgen en u treffen, totdat gij verdelgd wordt; omdat gij de stem van de HEERE, uw God, niet gehoorzaam zult geweest zijn, om te houden Zijn geboden en Zijn inzettingen, die Hij u geboden heeft."
De grootst mogelijke ellende wordt ons in dit hoofdstuk voorgesteld. Allemaal inhoud van Gods vloek over onze zonden. En dus over ons, zolang de zonde ons aankleeft.
Moet je indenken dat alles wat jij ter hand neemt, mislukt.
Je probeert verkering te krijgen - het mislukt!
Je probeert examen te doen - het mislukt!
Je probeert een baan te krijgen - het mislukt!
Je probeert wat dan ook ... - het mislukt!
ALLES MISLUKT.
Je gezondheid lijdt eronder; en er is geen genezing.
Je raakt psychisch aan lager wal; en je kunt er niet uit komen.
Je raakt mentaal uitgeblust; en er is geen herleving van je krachten.
Je raakt financieel alles kwijt; en je kunt het niet meer goed krijgen.
Je wordt helemaal neerslachtig; en er gloort nergens een lichtpuntje.
Je verliest alle sociale contacten; en doffe eenzaamheid blijft er over.
Je goede naam wordt door het slijk gesleurd; en er is geen verweer.
Je raakt door alle ellende aan de drank; en je zakt steeds dieper erin.
De vloek!
En het ergste is: God geeft geen antwoord meer ... Hij verlaat je ... Hij trekt Zijn handen van je af ... Hij geeft je over aan verharding en enkel moedeloosheid ...
En nu te geloven dat je dit verdíend hebt?
Dat je niets beter waard bent?
Dat dit je eigen, eigen schuld is?
Is er onder de lezers iemand die zichzelf en zijn / haar levensgang enigszins of misschien wel helemaal herkent in deze omschrijving? En die in het gebed voor de HEERE leert belijden: "Ik ben Uw gramschap dubbel waardig!"? Dan predikt de kruisiging van onze dierbare Heere Jezus Christus, dat zo'n jongen of meisje toch niet in uiterste wanhoop en eeuwige verdoemenis hoeft weg te zinken. Waarom dan niet? Omdat er Eén is geweest, Die al deze vervloekingen op Zijn hoofd, in Zijn ziel, in het diepste van Zijn Wezen heeft voelen neerdalen, heeft voelen branden, én heeft aanvaard. Wie? De Gezegende Zoon van Maria, de Eeuwig Geprezen Zoon van God!
Ja, dan mogen we zelfs zeggen: al moet jij misschien wel heel veel ellende meemaken, zodat je aardse leven helemaal vervloekt lijkt te zijn ...; dan kan het toch zijn dat je de zegen van God ervaart, zelfs op het donkerste stuk van je levensweg! Dat je Gods liefde in je hart voelt en niet Gods toorn, temidden van alle ellende. Dan zijn alle tegenspoeden geen vloek, geen straf. Maar dan verandert God het karakter ervan in een zegen. Dan weet je, wat Paulus in Romeinen 8 vers 28 schrijft, is ook voor mij nú waar: "En wij weten dat voor degenen die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk voor degenen die naar Zijn voornemen geroepen zijn."
Dit betekent: omdat Christus in mijn plaats de vloek aan het vloekhout heeft gedragen, zijn ook de somberste en naarste dingen voor mij geen vloek meer, maar een zegen. Daarom mag ik God leren danken ook voor kruis en druk, voor ellende en leed. Dát is de troost van de kruisiging van Jezus Christus.