De Catechismus van Genève vraag en antwoord 217 t/m 223, over de hoofdsom van de wet
Auteur: ds. W. Pieters
De hoofdsom der Wet
Vr. 217 Mogen wij nu een korte samenvatting van de Wet samenstellen? Antw : Opperbest. Wij verdelen ze toch in twee hoofdstukken? Het eerste is, dat wij God liefhebben met geheel ons hart, met geheel onze ziel en met al onze krachten. Het tweede, dat wij onze naasten liefhebben evenals onszelf.
Vr. 218 Wat houdt de liefde tot God in? Antw : Hem liefhebben, gelijk het past God lief te hebben, en wel, dat Hij tegelijk als Heere, en Vader en Behouder erkend wordt. Derhalve is aan de liefde tot God verbonden de eerbied voor Hem, de wil Hem te gehoorzamen, het vertrouwen dat op Hem gesteld moet worden.
Vr. 219 Wat verstaat gij door geheel het hart, geheel de ziel en alle krachten? Antw : Met zulk een vurige ijver, dat er in ons in het geheel voor geen gedachten, geen verlangens, geen streven plaats is, dat met deze liefde in strijd is.
Vr. 220 Wat is de zin van het tweede hoofdstuk? Antw : Gelijk wij van nature zozeer geneigd zijn om onszelf te beminnen, dat deze neiging alle andere overheerst, zo moet de liefde tot de naasten zo in ons regeren, dat die ons in allen dele bestuurt, en het richtsnoer is van al onze raadslagen en daden.
Vr. 221 Wat betekent de benaming naaste? Antw : Niet alleen de verwanten en vrienden, of die door een of andere onvermijdelijkheid met ons verbonden zijn, maar ook diegenen die ons onbekend zijn, ja zelfs vijanden.
Vr. 222 Wat voor band hebben die toch met ons? Antw : Ongetwijfeld zijn zij met die band verbonden, waarmede God heel het menselijk geslacht tesaam verenigd heeft, want die is onverbrekelijk en onschendbaar, en kan door niemands slechtheid teniet gedaan worden.
Vr. 223 Gij zegt dus, als iemand ons haat, dat dat voor hem zelf is; dat hij niettemin voor ons een naaste blijft, en daarvoor door ons gehouden moet worden, omdat de onschendbare orde van God vaststaat, waardoor deze band onder elkander bekrachtigd is. Antw : Zó is het.