Catechismus vraag 28 uitleg: Gods voorzienigheid
Auteur: ds. W. Pieters
De Catechismus noemen we wel het `troostboekje' van de kerk. Dat komt natuurlijk vooral omdat vraag en antwoord 1 zo over de enige troost in leven en sterven gaan. Maar toch is dat niet de enige reden. Nee, heel de Catechismus door gaat het over de troost, die Gods kinderen mogen zoeken en vinden bij de Heere.Deze troost deelt God aan Zijn volk mee door het onderwijs van Zijn Woord. In het bijzonder door aan Zijn kinderen te leren om op Zijn waarachtige beloften te vertrouwen. God wil ons leren om gelóóf te oefenen op Zijn Woord.Bij de behandeling van de leer der voorzienigheid blijkt dit ook. De Heidelbergse Catechismus volstaat niet met de waarheid of boodschap der voorzienigheid uiteen te zetten. Maar onze Catechismus gaat verder en vraagt:
Waartoe dient ons dat wij weten dat God alles geschapen heeft en nog door Zijn voorzienigheid onderhoudt?
Met deze vraag bedoelt de Catechismus ons te bepalen bij het nut of de troost, die voortkomt uit de leer van de voorzienigheid. Daar gaat het God om. Zoveel geeft Hij om Zijn volk, dat Hij niet alleen in Zijn voorzienigheid zo goed voor hen zorgt, maar dat Hij ook die zorg (die leer der voorzienigheid) in de Bijbel openbaart. Hij wil dat Zijn kinderen het weten. Waarom dan? Om ze zo des te meer een blijmoedig en onbezorgd leven te geven. Hij wil dat Zijn kinderen erop vertrouwen, dat Hij voor ze zorgt. Dus niet alleen wil Hij voor Zijn kinderen zorgen, maar ook wil Hij dat zij daarvanuit gaan; dat zij zich daarop verlaten; dat ze daarop rustig zijn. En dit is een heel belangrijk punt. Dat stelt de Catechismus dan ook apart aan de orde. Ze had ook bij vraag en antwoord 26 en 27 het kunnen laten en dan had een ieder zelf de conclusie er wel uit kunnen trekken, die nu in antwoord 28 staat. Maar de Catechismus laat het niet bij een stilzwijgende conclusie, nee, zij stelt die conclusie expliciet (dat is: met zoveel woorden, uitdrukkelijk) aan de orde. Daarom wordt er gevraagd: waartoe dient ons dat ...? Wat heb je eraan dat ...? Voor veel mensen is de leer der voorzienigheid een moeilijk punt. Ik kreeg, om maar een voorbeeld te geven, een briefje van een lezer die zich afvroeg waarom je je niet zou mogen verzekeren of inenten. Hij haalt het voorbeeld aan van de Free Presbyterian Church in Schotland, waar men heel godzalig leeft, maar geen enkel probleem maakt van deze dingen en ze gerust gebruikt. Daarom is het vaak moeilijk. Waarom is het zo moeilijk? Omdat mensen in het punt van de voorzienigheid wel de vraag stellen: mag dit of mag dat? Maar niet vanuit de blijde wetenschap der voorzienigheid gerust leven. Eigenlijk is de vraag heel niet aan de orde, of je je mag verzekeren. Het gaat erom dat we op God vertrouwen. En dan zal de kerk van de Mbuma-zending deze problematiek misschien niet kennen, maar dan kent ze ook niet op het terrein van de verzekering en de inenting het nauwe en aanklevende leven met God. Waarmee ik niets afdoe van hun godzaligheid of oprechtheid. Ik heb het alleen over deze twee terreinen. Iemand die gebruik maakt van alle sociale voorzieningen en verzekeringen die ons land maar beschikbaar heeft, hoeft nooit te bidden om Gods hulp in deze. Want de overheid zorgt voor hem. En nu is het zeker waar dat wij niet over het geweten van onze naaste mogen of willen oordelen. Maar wat ik voor mezelf heb mogen leren, in de loop der jaren, is: dat ik niet in vertrouwen op God mij kon verzekeren. De daad van de verzekering was een uitsluiten van alle risico's en dit streed voor mijn gevoel met het vertrouwen op God. Maar als een ander dat anders beleeft, ben ik zijn rechter niet! Zo is het ook geweest met het mij laten inenten tegen polio. Ik was twintig jaar toen de vraag levensgroot, tijdens een polio-epidemie, op mij af kwam. Het werd een zaak des gebeds en ik mocht klaar en helder weten, dat ik mij niet hoefde te laten inspuiten. Daarmee heb ik niet gezegd dat een ander het niet hoefde of mocht, maar het lag strikt persoonlijk.
Wist ik toen dan dat ik geen polio zou krijgen? Zeker niet. Ik wist niets dan alleen, dat de Heere, mijn hemelse Vader, voor mij zorgen zou en dat Hij het wèl zou maken. Daarop mocht ik vertrouwen. En zo leef ik. Misschien in het oog van velen onverstandig, onvoorzichtig en onverantwoord. Maar ik heb een vrij geweten voor God en ben gerust, dat Hij het zal maken. Hoewel er soms aanvechting op af komt. Dan is er twijfel en onzekerheid, dan vermenigvuldigen zich de bezwaren: als dit eens gebeurt ...; en als dat eens gebeurt ...! Maar dit neemt niet weg dat er vertrouwen mag zijn, dat onze goedertieren hemelse Vader zorgt! Dat is ─ ondanks alle verschil van mening over het vraagstuk van de verzekering en de inenting ─ ook het punt waarover het gaat in vraag en antwoord 28. Het gaat daar over de Goddelijke garantie. Verzekeringsmaatschappijen beloven garantie en inentingscampagnes net zo, maar hiermee zijn ze grensoverschrijdend bezig (één van onze hoofdbezwaren ertegen). Alleen God kan onze toekomst garanderen. En dat doet Hij bij allen die Hem vrezen. Hij zorgt ervoor dat hun niets overkomt, dan alleen wat goed is voor hen.
De apostel Paulus mag het als volgt belijden:
''Want wij weten dat degenen die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede; namelijk degenen dienaar Zijn voornemen geroepen zijn.''
Dus hetzij voorspoed, hetzij tegenspoed. En daar gaat dan ook antwoord 28 op in, zoals we volgende keer willen overdenken. Nu nog het volgende: geloof jij de Bijbelse leer van de voorzienigheid? Geloof je wat er staat in artikel 13 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis?
`Deze leer geeft ons een onuitsprekelijke troost, als wij door haar geleerd worden dat ons niets bij geval overkomen kan, maar door de beschikking van onze goedertieren hemelse Vader, Die voor ons waakt met een Vaderlijke zorg, houdende alle schepselen onder Zijn heerschappij, zodat niet één haar van ons hoofd (want die zijn alle geteld), ook niet één musje op de aarde vallen kan, zonder de wil van onze Vader. Waarop wij ons verlaten, wetende, dat Hij de duivelen en al onze vijanden in de toom houdt, die ons zonder Zijn toelating en wil niet kunnen schaden.'
Wat ben je gelukkig, als deze woorden jouw geloofsbelijdenis zijn! Wat ben je gelukkig, als je in alle omstandigheden ─ hoe moeilijk ook ─ vertrouwen leert oefenen in deze troostrijke Bijbelse leer! Wat ben je gelukkig als je zo stilletjes in God mag geloven, hoe donker ook Zijn weg mag wezen!
Troost is het kernwoord voor onze Catechismus. Dat zien we in het bijzonder bij de behandeling van de bijbelse leer der voorzienigheid. Zondag 10 gaat daarover. Niet alleen vraag en antwoord 27 over de voorzienigheid zelf, maar ook vraag en antwoord 28 over het nut of de troost van deze leer:
Vraag: Waartoe dient ons dat wij weten dat God alles geschapen heeft en nog door Zijn voorzienigheid onderhoudt?
Antwoord: Dat wij in alle tegenspoed geduldig in alle voorspoed dankbaar zouden zijn; en in alles wat ons nog kan overkomen een goed toevoorzicht / vertrouwen zouden hebben op onze getrouwe God en Vader, dat geen schepsel ons van Zijn liefde zal scheiden; aangezien alle schepselen zó in Zijn hand zijn, dat zij tegen Zijn wil zich niet kunnen verroeren of bewegen.
Geduldig zijn, dankbaar zijn, vertrouwen hebben. Dat zijn de drie kernbegrippen van antwoord 28. In de eerste plaats gaat het over tegenspoed. Als we tegenspoed hebben, hoe zijn we dan, wat voelen we dan? Zijn we dan boos, teleurgesteld en mismoedig? Zijn we opstandig, mopperig? Zien we het dan niet meer zitten en geven we ons over aan een `noodlottig' doemdenken? Ik gebruik het woord `noodlottig' en zet het met opzet tussen `'. Waarom? Omdat het komt van het woord `noodlot' en dat woord is onbijbels. Het duidt immers aan dat er geen leiding of besturing plaatsvindt van de dingen die gebeuren, maar dat er een blind noodlot heerst, waartegen je nu eenmaal niets kunt doen. De Bijbel leert ons dat tegenspoed niet toevallig is, geen noodlot is. Een `noodlottig' ongeval bestaat dus niet. Een ongeval met dodelijke afloop is niet minder door Gods voorzienig bestuur als een zeer voorspoedige reis. De Catechismus leert ons in tegenspoed geen doffe wanhoop en zelfs geen zogenaamde berusting, maar geduldig zijn. Dat houdt in: op God hopen, terwijl Hij deze bijzondere tegenspoed ons laat overkomen. Als God ons afneemt wat ons dierbaar is, bijvoorbeeld onze gezondheid; of onze geliefden ... En we worden blind of verlamd of kinderloos of weduwnaar ... Dan geduldig zijn! Dat houdt in: op God blijven steunen en hopen. Dit leert ons de bijbelse waarheid / boodschap van de voorzienigheid. En het meest treffende voorbeeld vinden we bij Job, die op één dag al zijn bezittingen kwijtraakt en als allerergste al zijn kinderen ook moet missen en dan toch aan het einde van die dag zegt:
De Naam des HEEREN zij geloofd!
In voorspoed, wat denken of zeggen we dàn? Zijn we dan trots? Geven we de eer van een goed rapport aan onszelf? Zeggen we: wat goed van mij, hè? Of dragen we het besef om, wanneer het goed ging met die moeilijke repetities of tentamens, dat aan God alleen de eer toekomt, omdat Hij alleen ons het inzicht schonk? `Dankbaarheid' is het sleutelwoord om voorspoed op een goede manier te gebruiken. En denk nu niet dat geduldig zijn in tegenspoed moeilijker is dan dankbaar zijn in voorspoed, want dankbaar zijn in voorspoed is zeker niet gemakkelijker dan geduldig zijn in tegenspoed! Beide zijn een gave van God die Hij ons geeft doordat Hij ons vanuit Zijn Woord door Zijn Geest onderwijst in de boodschap der voorzienigheid! Hoe leren we deze houding van geduld en dankbaarheid? Doordat we in de Bijbel zien alle leidingen en besturingen van God, die beschreven zijn opdat we er lessen uit zouden leren. En dan mag ik je van harte toewensen dat je door serieuze Bijbelstudie deze les mag leren: welke tegenspoed er ook maar op mijn levenspad zal komen ..., ik wil niet ongeduldig, niet moedeloos en niet opstandig zijn! Welke voorspoed ik ook maar mag ontvangen ..., ik wil niet trots, niet zelfgenoegzaam zijn, maar van harte dankbaar jegens God! Hij is de Beschikker van mijn leven, onder Zijn bestuur wil ik mij schikken! Het derde geval is de toekomst. Bij de toekomst op korte termijn (deze dag / deze week) of op lange termijn (maanden / jaren) hoort het woord `vertrouwen'. In het oude Nederlands was dat het woord `toevoorzicht', dat samenhangt met het Duitse `Zuversicht', wat betekent: (vast) vertrouwen. Wat is vertrouwen? Er zeker van zijn dat God het nooit verkeerd doet: Gij zijt te wijs om U te vergissen en te goed om mij kwaad te doen! Dan weet je:Als God mij verwondt, dan zijn het ook Zijn handen die mij helen. Als Hij mij smart aandoet, dan is Hij het ook Die mij verbindt. (Job 5 vers 18)
Wat kan een kind van God al niet overkomen? Wat kan hij al niet meemaken? Eén ding is zeker, zegt antwoord 28, hij zal niet meemaken dat iets of iemand hem zal scheiden van Gods liefde! Hij kan gescheiden worden van zijn vrouw / kinderen. Hij kan gescheiden worden van zijn gezondheid, van zijn lichaam, zelfs van zijn Bijbel, ... maar hij kan in dat alles nooit en nimmer gescheiden worden van de liefde van zijn God! Wat een troost! Wat een onvoorstelbaar diepe troost! Wat een onuitsprekelijk rijke troost!
Maar laat ons goed bedenken: de Catechismus zegt `scheiden', dat veronderstelt dat er vereniging was. Dat is dan ook dé vraag: hebben wij die liefde ooit ervaren, dàn zullen wij er nooit meer van gescheiden worden. Maar anders ... zullen we ─ als het niet uit genade verandert ─ er eeuwig van gescheiden zijn! Huiveringwekkend erg!
Maar weet jij van deze Liefde af, dàn geldt: laat gebeuren, wat gebeurt; laat komen, wat komt; laat plaatsvinden, wat plaatsvindt ... Ook het mooiste (wat jou probeert te verleiden om niet aan God vast te houden), het vreselijkste (wat jou in wanhoop God wil doen vervloeken) ... zal Gods liefde tot jou niet doen ophouden:
“Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking of benauwdheid of vervolging of honger of naaktheid of gevaar of zwaard? (Gelijk geschreven is: want om Uwentwil worden wij de ganse dag gedood; wij zijn geacht als schapen der slachting). Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem Die ons liefgehad heeft. Want ik ben verzekerd dat noch dood noch leven noch engelen noch overheden noch machten noch tegenwoordige noch toekomende dingen noch hoogte noch diepte noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods welke is in Christus Jezus onze Heere.” Romeinen 8 vers 36─39
Dat moge waarheid zijn in ons aller hart en leven!