Catechismus vraag 51 uitleg: Wat nuttigheid brengt ons deze heerlijkheid van ons Hoofd Christus?
Auteur: ds. W. Pieters
Vraag 51: Wat voor nut brengt ons deze heerlijkheid van ons Hoofd Christus?
Antwoord 51: Ten eerste dat Hij door Zijn Heilige Geest in ons, Zijn lidmaten, de hemelse gaven uitgiet. Daarna, dat Hij ons met Zijn macht tegen alle vijanden beschut en bewaart.
Twee heerlijke weldaden of nuttigheden worden hier genoemd, die wij krijgen - als we Christus' lidmaten zijn. Christus' lidmaten of ledematen worden wij door een waar geloof, zegt antwoord 20. De Catechismus veronderstelt nu dat jij een lid van Christus' geestelijk lichaam bent, en geeft aan wat jij als zodanig van je Hoofd kunt verwachten: hemelse gaven. Wat zijn 'hemelse gaven'? Paulus schrijft daarover in Efeziërs 1 vers 3:
"Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemel in Christus."
En hij somt op (hoofdstuk 2 vers 5 en 6):
"Ook toen wij dood waren door de misdaden, heeft Hij ons levend gemaakt met Christus; (uit genade zijt gij zalig geworden), en heeft ons mede opgewekt, en heeft ons mede gezet in de hemel in Christus Jezus."
Nee, je wordt er niet rijk door in financieel opzicht. Zulke gaven deelt Jezus Christus na Zijn hemelvaart niet uit (voor die tijd ook niet trouwens). Zulke gaven wil je trouwens ook niet meer hebben, wanneer je de gezindheid van Jezus Christus hebt. Maar wat Hij wél uitdeelt, is onvergelijkelijk veel heerlijker: levendmaking, opwekking uit de dood, hemelvaart. Wat houdt dit alles in? 'onze rechtvaardiging en wedergeboorte', zeggen de kanttekeningen. Daar begint het mee en daar gaat het om. Wat een heerlijke weldaden! Wat een grote geschenken! Nooit kunnen we het genoeg waarderen, zeker, als we bedenken wat het Christus heeft gekost - aan het kruis - om nu vanuit de hoge hemel dit alles te kunnen uitstorten. Dit uitgieten van de hemelse gaven van Christus was al voorspeld in het Oude Testament. De apostel Paulus wijst daarop in Efeziërs 4 vers 8:
"Daarom zegt Hij: 'Toen Hij opgevaren is in de hoogte, heeft Hij de gevangenis gevangen genomen, en heeft de mensen gaven gegeven.'"
De apostel haalt hier een profetie / belofte aan uit Psalm 68. Vers 19 luidt:
"Gij zijt opgevaren in de hoogte; Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd; Gij hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen; ja, ook de wederhorigen om bij U te wonen, o HEERE God!"
De dichter noemt één gave met name, namelijk dat 'wederhorigen' bij de HEERE God mogen wonen. Wie zijn 'wederhorigen'? Weerspannige, ongehoorzame, opstandige en rebelse mensen. Hoor jij daar bij? Ik wel. Zulke mensen kunnen bij de HEERE wonen - of, zoals de Engelse vertaling heeft: de HEERE komt bij hen wonen -, omdat de Heere Jezus de gevangenis gevangen heeft genomen. Wat is die gevangenis? Waarin worden Gods kinderen - en alle mensen - gevangen gehouden? De macht van zonde en duivel. Welnu, door Zijn lijden en sterven heeft Gods Zoon zonde en satan verslagen en zo die boeien losgemaakt. Daarom kan Hij en zal Hij vanuit Zijn majesteitelijke positie aan de rechterhand van Zijn Vader, in de hemel, de gave uitgieten, dat vijanden met God worden verzoend en met Zijn liefde worden vervuld.
Het tweede dat antwoord 51 noemt, is: 'Daarna, dat Hij ons met Zijn macht tegen alle vijanden beschut en bewaart.' We hebben hierover al eerder gelezen in antwoord 31. Daar gaat het erover dat Gods Zoon Christus, Gezalfde, is. Hij is gezalfd tot Profeet en Leraar, tot Priester, en ook tot Koning. Als Koning regeert Hij Zijn volk niet alleen, maar beschut en behoudt Hij ze ook bij Zijn verlossing. Dat hebben Gods kinderen hard nodig. Ze zijn in gevaar en kunnen zichzelf niet verdedigen. De vijand loert aan alle kanten en is onvoorstelbaar listig. Maar, geen nood! De Koning in de hemel bij Zijn Vader in Zijn troon, verliest Zijn volgelingen niet één ogenblik uit het oog. Hij zegt in Johannes 10 vers 28:
"Ik geef hun het eeuwige leven, en zij zullen niet verloren gaan in eeuwigheid, en niemand zal ze uit Mijn hand rukken."
Daarom zijn ze volmaakt veilig. Hij zegt immers niet: ... als zij maar trouw zijn of waakzaam zijn, dán zullen ze niet verloren gaan ...! Nee, onvoorwaardelijk en absoluut klinken Zijn woorden: ZIJ ZULLEN NIET VERLOREN GAAN IN EEUWIGHEID. Met eerbied gezegd: laat de duivel het maar eens proberen om één schaapje van deze Goede Herder te roven! Het zal hem vergaan als de leeuw en de beer in I Samuël 17. David staat daar op het punt om reus Goliath te bestrijden. Koning Saul heeft zo zijn twijfels of deze herdersknaap dat wel kan. En dan vertelt David hem:
"Uw knecht weidde de schapen van zijn vader, en er kwam een leeuw en een beer, en nam een schaap van de kudde weg. En ik ging uit hem na, en ik sloeg hem, en redde het uit zijn mond; toen hij tegen mij opstond, zo vatte ik hem bij zijn baard, en sloeg hem, en doodde hem. Uw knecht heeft zowel de leeuw als de beer gedood."
Nu, het zal de duivel niet voorspoediger gaan in het roven van een schaapje van de kudde van de Vader van de Meerdere David! Hoe weten we dat zo zeker? De Catechismus schrijft er bij: 'Met Zijn macht'. En wij weten wat voor macht dat is, nietwaar? Daarover spreekt Jezus in het volgende vers van Johannes 10:
"Mijn Vader, Die ze Mij gegeven heeft, is meer / groter / sterker dan allen; en niemand kan ze rukken uit de hand van Mijn Vader. Ik en de Vader zijn Één."
De almacht van God staat garant voor de bescherming van Zijn kerk. Daarom belijden we ook in onze gereformeerde traditie dat niet alleen het begin van zalig worden helemaal Gods werk is, maar dat ook tot en met het laatste einde zalig worden alleen Gods werk is. Petrus legt daar een helder getuigenis van af. Hij schrijft aan de 'uitverkorenen naar de voorkennis van God de Vader, in de heiligmaking van de Geest, tot gehoorzaamheid en besprenging van het bloed van Jezus Christus', en dan schrijft hij in hoofdstuk 1 vers 3-5:
"Geloofd zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren, tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden. Tot een onverderfelijke en onbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen bewaard is voor u, die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid."
Volgens Petrus wordt de erfenis van Gods kinderen door God bewaard in de hemelen; én worden die erfgenamen zelf ook bewaard. Deze bewaring van Gods kinderen gebeurt in Gods kracht - dat is dus diezelfde almacht! - en door middel van het geloof - wat ook van het begin tot het einde Gods gave is in het hart van al de uitverkorenen. Zo jubelt de Heidelbergse Catechismus met heel de Bijbel het uit dat Jezus Christus vanaf Zijn troon er zorg voor draagt dat wij tegen alle vijanden worden beschut en bewaard!