Des HEEREN Lof, Maarten Luther (6)
Auteur: ds. W. Pieters
Luthers teleurstelling en verwachting
Wanneer Luther weer in zijn gemeente terug is, komt er een overweldigende hoeveelheid werk op hem af. Het belangrijkste is nu prediken. Daarin legt hij steeds de nadruk op wat het belangrijkste is, namelijk dat ieder voor zichzelf zich ernstig voorbereidt op het sterven. Ook besteedt hij nu grote aandacht aan de misstanden in de roomse kerk, zoals de kloosters. Vele monniken en nonnen willen uittreden, omdat een oproerige prediker Karlstadt ze daartoe heeft opgeroepen. Luther maakt nu duidelijk dat het alleen kan wanneer iemand voor zijn eigen geweten daar vrijmoedigheid toe heeft. Niemand mag zich in deze zaken beroepen op het "gezag" van een voorganger of predikant. Na korte tijd is de rust hersteld en heeft Luther het heft weer in handen. Maar dat betekent niet dat Luther het nu gemakkelijk heeft. Ook hij ziet dat het Woord van het Evangelie zo weinig bij de mensen verandert. De prediking laat bij de meesten bijna niets of helemaal niets na. Het gaat daar net als zo vaak onder ons: nu het Evangelie wordt gepredikt, zijn er velen die zeggen: ha!, dat is gemakkelijk! Nu hoef ik dus geen aflaten meer te kopen en nu hoef ik niet meer te biechten en nu kan ik eigenlijk heel gemakkelijk zalig worden: ik hoef alleen maar in Christus te geloven en dan is alles in orde. Nu, dat doe ik natuurlijk ... En zo komt er een goddeloze geest onder veel gemeenteleden. Een probleem waar Luther het acht jaren later (in 1529) zo ontzettend moeilijk mee krijgt, dat hij een paar maanden ophoudt met preken. Hij scheldt van de kansel zijn gemeente zelfs uit en zegt: ik wil geen herder meer zijn van zulke zwijnen! Op zo'n manier kunnen jullie beter weer rooms worden. In november van dat jaar stopt hij ermee, omdat het volk ondanks alle preken van Luther en van zijn godzalige ambtsbroeders zich niet laat gezeggen. Dit zijn buitengewoon moeilijke momenten in het leven van de grote kerkhervormer en hij raakt er meermalen door in een diep dal van aanvechtingen: hoe kan het toch dat de zuivere en ernstige prediking van Gods Woord zo weinig vrucht draagt? Daarom gaat hij - als hij na enkele maanden toch weer de kansel beklimt - meer nadruk leggen op de verbinding tussen het "geloof alleen" en het "leven van godzaligheid en liefde". Het eerste mag niet ten koste van het tweede worden gepreekt, want dan wordt er gruwelijk misbruik van gemaakt. Dit probleem vinden we dan ook na verloop van tijd niet alleen in Wittenberg, maar in heel het gebied van de Reformatie! Er is in de gemeenten slechts een kleine groep van ware Christenen, die werkelijk ernst maakt met Gods Woord. De man, die voor de keizer zo moedig stond, klaagt nu in zijn gemeente: des te langer ik tot jullie preek, des te erger het wordt met allerlei zonden. In dat verband legt Luther ook uit dat het Heilig Avondmaal - dat in Wittenberg voorlopig nog met roomse versieringen wordt bediend - juist bestemd is voor hongerige zielen, voor verdrukte gewetens en toevluchtnemend geloof. Hij laat dan ook niemand meer aan het Avondmaal, dan die iets kan vertellen van de betekenis van dit sacrament! Aan de andere kant zien we ook dat in de omliggende dorpen en steden de vraag naar de zuivere prediking hand over hand toeneemt. Luther schrijft: overal dorst men naar het Evangelie en van alle kanten smeekt men ons om evangelisten. Luther gaat voorzichtig met deze vragen om, want het predikambt is voor hem het hoogste ambt in de wereld, en de prediking van het zuivere Woord is bepalend of ergens een gemeente van Christus ontstaat.
Des te meer gemeenten er komen, des te meer ziet Luther de noodzaak in om niet alleen in Wittenberg de kerk te hervormen, maar om in heel het keurvorstendom Sachsen een nieuwe orde voor de kerkdienst en het dagelijkse christenleven in te stellen. Luther gaat dan ook gedurende enkele jaren meermalen met sommigen van zijn ambtsbroeders op reis om met behulp van de keurvorst een nieuwe kerkorde in te voeren. Dit is een niet zo geestelijk onderdeel van Luthers werk, maar het is voor de voortgang van de Reformatie van geslacht tot geslacht en voor de goede orde van de gemeenten - en dus voor de ongehinderde verkondiging van Gods Woord - niet onbelangrijk. Zo breidt zich in enkele jaren het Woord van God, door de onvermoeide schrijfarbeid en predikdienst van Luther en vele anderen uit tot in heel Duitsland en zelfs tot over de grenzen. En dan moeten wij niet vergeten dat dit gepaard gaat met gevaar voor het leven van velen ... Met grote verwondering ziet Luther het gebeuren en hij weet: het is ook niet míjn woord, maar het is het Woord des Heeren. Luther ontwikkelt dan ook geen strategie, maar hij gelooft ondanks alles aan de kracht van het Woord. Daarom kan hij ook de zeer vele aanvallen van roomse zijde met blijmoedigheid verdragen en weet hij steeds weer vanuit de Schrift te schrijven, hoe de Heere het zegt. Eén ding is in die boeken van Luther tegen zijn roomse tegenstanders jammer. Namelijk, dat Luther zo opvliegend is en direct begint te schelden en op zeer spottende manier zo schrijft dat zijn tegenstanders door hem onnodig geprikkeld / geïrriteerd worden.