Hoe moet ik omgaan met Athe�sme
Auteur: ds. W. Pieters
Wat is atheïsme? Dit woord komt van twee Griekse woorden: `a', dat betekent: niet of geen. En `theos', dat betekent: God. Dus atheïsme betekent: er is geen God. Er zijn mensen die dat zeggen. Zij loochenen of ontkennen het bestaan van een god en in ieder geval van de ware God. Zij noemen zichzelf atheïsten. Opmerkelijk is dat er vroeger eigenlijk geen mensen waren die het bestaan van een god ontkenden. Pas zo'n 200 tot 250 jaar geleden kwam het voor. Voor die tijd geloofde iedereen min of meer dat er een god was of dat er goden waren. Ook heidenen hebben nooit gezegd dat er geen god was. Heidenen zijn dan ook geen atheïsten of godloochenaars. Alleen ze kennen de enige ware God niet.
Zegt de Bijbel er ook iets over? Ja. En dat klinkt vreemd, want in de tijd dat de Bijbelschrijvers leefden, kwam atheïsme niet voor. Hoe kan de Bijbel er dan toch iets over zeggen? Omdat alle mensen atheïsten zijn. Nou, denkt iemand, dit is toch wel verwarrend, hoor! Net schrijft u, dat er vroeger helemaal geen godloochenaars waren, en nu schrijft u dat alle mensen godloochenaars zijn. Dat kan toch niet allebei waar zijn?! Toch wel. Lees maar verder. Aan de ene kant geldt: niemand kan bewijzen dat er geen god is en niemand kan het echt geloven (al kan hij het wel wensen en zichzelf aanpraten). Aan de andere kant geldt: in de praktijk blijkt dat elk mens van nature zo vervreemd is van God, dat hij leeft alsof God er niet was. Dus in de praktijk zijn alle onbekeerde mensen atheïsten. Wij maken dan ook onderscheid tussen theoretische atheïsten en praktische atheïsten. Theoretische atheïsten waren er in de tijd van de Bijbelschrijvers eigenlijk niet. Maar praktische atheïsten waren er toen ook al. Luister maar naar de klacht van Psalm 14 en Psalm 53 (twee dezelfde Psalmen!): "De dwaas zegt in zijn hart: er is geen God." Let op: hij zegt het niet met zijn mond; hij durft er niet voor uit te komen, want hij weet wel beter. Maar in zijn hart leeft de gedachte of de wens: ik wou maar dat God er niet was. Herken jij dit? Iedereen heeft in zijn hart wel eens de begeerte: ik wou maar dat God er niet was. Waarom? Omdat Hij mij dingen verbiedt die ik graag wil doen. En omdat Hij mij dingen beveelt waar ik geen zin in heb. En dan komt het niet zo gelegen dat God er is. Dan wens ik Hem ver weg, of dan wens ik Hem dood! Als we in Psalm 14 lezen over zulke mensen, dan kan ons dat aan de ene kant verbazen, maar aan de andere kant ook bemoedigen. Waarom bemoedigen? Wel, misschien denk jij wel eens dat er nog nooit een tijd zo slecht geweest is als hedentendage. En in zekere is dat ook zo. De zonde wordt veel openlijker bedreven dan vroeger. Maar vergis je niet: ook in de tijd van David waren er die in de praktijk geen rekening hielden met God.
Nu is de vraag van deze rubriek: hoe moet ik omgaan met atheïsme? Deze vraag kun je op twee terreinen van het leven betrekken.
Ten eerste naar de omstanders. Als ik op mijn werk met atheïsme te maken krijg, of wanneer de buren atheïsten zijn, hoe moet ik er dan mee omgaan? In de eerste plaats er niet boven gaan staan, want wij hebben net zo'n hart. In de tweede plaats veel voor ze bidden, want wij hebben een almachtige God (al geloven zij er niet in, jij toch wel ...?) Ten derde, als het in het gesprek zo ter sprake komt, kan het goed zijn om ze eens te vragen: of ze dat zeker weten dat God niet bestaat. En als ze `ja' zeggen, te vragen hoe ze dat dan zo zeker weten. Of dat ze het maar ongegrond veronderstellen. En dan kan het zijn dat je een verrassende ontdekking doet. Want ze kunnen het niet bewijzen. Het is geloof. En dat zijn ze zichzelf vaak niet bewust.
Ten tweede kun je je ook afvragen hoe je met atheïsme moet omgaan, wanneer je het in je eigen hart tegenkomt. Een verdrietige ontdekking ...! Ben ook ik een atheïst? Loochen / ontken ook ik het bestaan van God? Het kan zijn dat je met ongelovige gedachten wordt geplaagd. Dat de duivel zegt: bestaat God wel? Is niet alles een idee? Is niet alles alleen maar psychisch? Verbeelding? Of dat je wel voelt: ook ik ben zo gemeen dat ik wel zou willen dat God mij niet zag, dat Hij van mijn boezemzonde niet wist en mij er niet om zou straffen. Ik zou wel willen dat Hij dat en dat niet verbood. Ik zou wel willen dat God er niet was! O, wat een vreselijk mens ben ik toch ...! Hoe moet je hiermee omgaan? Belijden aan de Heere. Verzoening ook van deze zonden zoeken bij Christus. Je overgeven aan Gods barmhartigheid. En dan om de bekendmaking van God door Zijn Geest in je hart bidden, zo dat Hij jouw ongeloof en zondeliefde wegbrandt en je liefde geeft voor deze heilige God!