Catechismus vraag 35 uitleg: Waarom noemt gij Hem onzen Heere?
Auteur: ds. W. Pieters
De Catechismus geeft een antwoord op de vraag wat de uitdrukking `ontvangen van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria' betekent. Vraag en antwoord 35 luidt:
Vraag: Wat is dat gezegd: Die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria?
Antwoord: Dat de eeuwige Zoon van God, - Die waarachtig en eeuwig God is en blijft - ware menselijke natuur uit het vlees en bloed der maagd Maria, door de werking des Heiligen Geestes aangenomen heeft; opdat Hij ook het ware zaad Davids zij, Zijn broeders in alles gelijk, uitgenomen de zonde.
En het eerste wat opvalt, is dat het Kindje van Bethlehem in antwoord 35 genoemd wordt:
De eeuwige Zoon van God.
Als wij nadenken over de geboorte van Gods Zoon in menselijk vlees, dan gaat het over de eeuwige Zoon van God. Daarom heeft `kerst' niets te maken met romantiek, maar alles met het ontzagwekkende van God. Daarom zegt Jezus Zelf tot Nicodemus (Johannes 3 vers 16):
"Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven heeft."
Heb jij je er wel eens over verwonderd dat de eeuwige Zoon van God mens geworden is? Erg hè, dat wij zo gewend zijn aan de boodschap van `kerst'! Vreselijk, vind je niet, dat wij het heel gewoon vinden dat de eeuwige Zoon van God, de Schepper van hemel en aarde, een klein Kindje moest worden! In vraag en antwoord 16 hebben we er al over nagedacht, waarom dit moest gebeuren. Daarom gaat de Catechismus er nu niet op in, maar als je er nog 's over nadenkt, dan krijg je een groot verdriet in je hart: Gods Zoon moest mens worden, omdat ik God wilde worden. Maar ik wens je toe dat er dan ook een grote blijdschap in je hart mag komen, als je opnieuw erover nadenkt, dat Gods Zoon mens wílde worden. En voor wie kwam Hij? Dat vertelt een engel aan de herders:
"Ik verkondig u grote blijdschap, die voor heel het volk wezen zal." Wat denk je: ook voor jou?
De Catechismus zegt verder dat Hij `ware menselijke natuur' heeft aangenomen. Wij zouden denken dat het genoeg was, wanneer er stond, dat Hij gewoon de menselijke natuur heeft aangenomen. Het woordje `ware' is er bij geplaatst, omdat eeuwenlang in de kerk een dwaalleer heeft geheerst, welke zei: Christus léék wel een echt mens, maar hij wás het niet. Deze dwaling heet het docetisme. Dit moeilijke woord komt van een Grieks woord dat `schijn' betekent. Christus schijnt net echt mens, maar het is niet echt, het is schijn. Tegen dit docetisme waarschuwt de apostel Johannes al heel indringend in zijn eerste algemene zendbrief. En in de dagen van de kerkhervorming - toen de Catechismus werd opgesteld - deed deze dwaling weer opgeld onder de wederdopers. Waarom zeiden de wederdopers dit dan? Omdat ze dachten dat Jezus niet zondeloos kon zijn gebleven, wanneer Hij werkelijk mens was geworden. Dan zou Hij volgens hun gedachte iets van Maria's onreinheid hebben meegekregen en dus Zelf ook onrein, bezoedeld, zondig zijn geweest. In onze tijd zijn er weinig mensen in de kerk meer die de mensheid van Jezus ontkennen. Maar veel meer zijn er die Zijn Godheid ontkennen. Antwoord 35 zegt nu beide: Hij was en bleef God en Hij werd mens. Deze twee naturen zijn van het allergrootste belang voor onze zaligheid. Als Hij niet waarlijk God was geweest (en heel Zijn aardse leven en daarna ook was gebleven) dan zou Zijn verlossingswerk niet van Goddelijke kracht en waarde zijn en dan zou Hij niet één met God de Vader zijn. Dan zou Jezus Christus ons niet terug kunnen brengen tot en niet verenigen met God. Wie de Godheid van Jezus Christus ontkent, is uit de duivel. Maar ook aan andere kant: als Hij niet echt mens zou zijn, zou Hij niet in onze plaats kunnen staan en niet in onze plaats de zonde en de straf kunnen dragen. Dan zou Zijn heerlijk werk aan het kruis van Golgotha geen enkel mens nut doen. Trouwens dan heeft Jezus nooit werkelijk Zijn bloed gestort. Dan was het Avondmaal ook leeg; want daar zegt Hij over het brood dat het Zijn lichaam is / afbeeldt en dat de wijn Zijn bloed afbeeldt. Maar als Hij geen lichaam en bloed heeft, is zo'n uitspraak volstrekt inhoudsloos. Daarom belijden wij met de kerk van alle eeuwen en plaatsen, zoals in de Twaalf Artikelen staat, dat onze Heiland waar God is en blijft, en dat Hij toch ook ware menselijke natuur uit de maagd Maria heeft aangenomen. En in deze hoedanigheid is het woord van Petrus waar in zijn eerste brief, het tweede hoofdstuk, het zevende vers:
"U dan die gelooft, is Hij dierbaar."
Dat betekent: Christus is voor het oog des geloofs zo waardevol en betekenisvol, juist omdat Hij God en mens in één Persoon is, waar antwoord 35 duidelijk belijdenis van aflegt. Dit belijden wij niet omdat wij het begrijpen, maar omdat de Schrift het ons leert. Ten slotte een vraag: heb jij zó'n Middelaar en Zaligmaker nodig, Die tegelijk waarlijk God is en die toch in alles aan jou gelijk is geworden (behalve dan de zonde)? De engel verkondigt nu precies zó'n Heiland: ontvangen van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria: God en mens!